Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw. Nadere toegang op het archief van de Rekenkamers, delen en banden, nr. 1102 en denombrementen van Vlaanderen, leenhof van Dendermonde tot 1473 /
- 4071 Willem van den Damme zoon van Pieter doet verhef van een leen van vier gemeten groot DEN BRUGMEERSCHgenoemd. Dit leen bestaande in meers, paalt aan de Durme. De leenhouder kocht het leen van Laureys Stazijn. De leenhouder zegelde het rapport op 26 maart 1514 n.s.
- 4072 Gillis van Doorsselaer zoon van Gillis doet verhef van een leen van 25 vaatzaad groot. Dit leen paalt aan het goed van de erfgenaam van Jacob van den Putte, het goed van de kerk van Lokeren en heer Jan van Hulse en de oude Doorme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 9 september 1515.
- 4073 Pieter van Damme zoon van Willem doet verhef van zijn leen hem toegekomen bij successie van zijn vader, vier gemeten groot DEN BRUGMEERSCHgenoemd. Dit leen paalt aan de Dorme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 22 februari 1546 n.s.
- 4128 Jan van Yeghem zoon van Adriaen doet verhef van een leen van drie bunder genoemd TREENSRYCKE palende Joos van Langhenhove stede, aan TBUETEN BROECK en aan TBISCOPS STEDE.Het leen heeft een jaarlijkse geschatte waarde van zesendertig schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 3 maart 1514 n.s.
- 3790 Pauwels de Caluwe doet verhef van zijn leen van twee bunders gelegen aan de Meerstraat en paalt aan het leen van Joorijnen van den Meerssche dat drie bunders groot is. Het leen moet met een de leenheer helpen met een paardendienstsamen met Joorijnen van den Meerssche wanneer er gemene uitvaarden komen. Het rapport werd gezegeld door Jan de Kimpe op vraag van de leenhouder die geen zegel bezit op 18 juli 1513.
- 3791 Bertelmeeus van Ackere zoon van Jan doet verhef van zijn leen van vijf vaatzaad meers liggende in COOLPUTTE aan de MUELENSTRATE. Het leen paalt aan het leen van Kateline van der Dict en aan het leen van de kinderen van Erke, noord aan de dijk van COOLPUTTE.De geschatte jaarlijkse waarde van het leen is acht schellingen groot. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 20 februari 1514 n.s.
- 3792 Martin Stevens doet verhef van zijn leen genoemd DE LANGHEMATE van een half bunder palende aan het land van de zoon van meester Jan Symoens zoon land, en aan het land van Pauwels Caluwen en aan meester Lievens Heynderijcx. De jaarlijkse waarde of opbrengst van het leen wordt op vier schellingen zes deniers groot geschat. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 22 februari 1514 n.s.
- 3793 Pauwels de Caluwe als kerkelijk voogd over Katheline sKimpe dochter van Jan doet verhef van een leen genoemd DEECHOUT van twaalf vaatzaad groot. het leen paalt aan Joozijnken Impens dochter van Joos. Men houdt van het hoofdleen vier achterlenen en nog tussen de zeven à acht bunders erflanden. Van het hoofdleen heeft de leenhouder een half relief en Joozijnken Ympens de wederhelft. Het rapport werd gezegeld door Jan de Kimpe op verzoek van Pauwels de Caluwe op 24 februari 1514 n.s.
- 3794 Lauwereins van den Mersche zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een half bunder groot gelegen bij DEN FELLEN OORD palende aan het hof van Jan de Jonghe. Van het hoofdleen worden zes achterlenen gehouden te weten : Pieter Osten houdt drie dagwand, Andries Huyghe houdt drie dagwand en half, Jan de Jonghe alias Smet houdt twee dagwand palende aan het leen van Jan de Jonghe en aan Pieter Osten. Uit dit achterleen houdt Jan de Jonghe jaarlijks een zak rogge. Jan van der Hoeven houdt twee dagwand palende aan het leen van Andries Huughe uit welk leen de H Geest heft jaarlijks een zak rogge. Jan de Jonghe houdt een dagwand waar dezelfde Jan woont palende aan het leen van Dezelfde Jan de Jonghe en aan de erfgenamen van Daniel van der Beeke. Nog Jan de Jonghe houdt twee dagwand leen palende aan Jan van der Hoeven en aan Andries Huughs hofstede. Deze acht achterlenen staan de leenhouder ten relieve. Het rapport werd gezegeld door Romain Spaenhove zwager van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 27 februari 1514 n.s.
- 3795 Gillis Oste als vader en voogd over Pieter Oste zijn zoon doet verhef van leen van zeven vaatzaad palende aan het hof van Gillis Oste, aan het leen van Mergriete Boenaerts. Het leen geldt jaarlijks acht schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Moortele op verzoek van de leenhouder op 1 maart 1514 n.s.
- 3796 Pieter van Mylbeke als kerkdelijk voogd en in huwelijk met Katelyne Ysewinne doet verhef van een leen van drie bunders en een vaatzaad palende aan de bansloot. De jaarlijkse waarde wordt achtien schellingen groot geschat. van het hoofdleen worden zes bunders in achterleen gehouden te weten Jan van der Hoeven dertien vaatzaad en zijn twee lenen. Men houdt van Jan van der Hoeven ten gevolge vier lenen te weten : Philips van der Beke zoon van Daneel twee bunders, Gillis de kympe en Kathelynen tsCousmakers zijn vrouw vijf vaatzaad. Philips van [...] zoon van Philips houdt vijf vaatzaad. Pieter de Bosscher houdt vier vaatzaad en is de leenhouder ten gevolge. De zes bunders achterleen worden jaarlijks op ongeveer zes en dertig schellingen par. geschat. De leenhouder is een paardendienst verschuldigd in gemene uitreisen met twee strunghen gerekend aan twee schellingen groot per dag. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyzere als volmachtdrager van Pieter van Milbeke op 1 maart 1514 n.s.
- 3797 Philips Pieters zoon van meester Jan doet verhef van een leen wezende jaarlijkse erfelijke heerlijke penning rente van zestien schellingen en een hallinc par. Deze rente wordt geheven op twee en twintig bunder erfgrond gelegen in diverse plaatsen en percelen o.a. nabij de kerk, op OVERLOOPE. Het hoofdleen is belast met een jaarlijkse erfelijke rente van vier schellingen par. aan de kerk van Hamme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 1 maart 1514 n.s.
- 3798 Jacob Heyndericx fs. Joos doet verhef van zijn leen van drie bunders CRAEYLOE genoemd en heeft een jaarlijkse geschatte waarde van zestien schellingen groot. Nog houdt men van het hoofdleen twee dagwand erfgrond. De leenhouder moet een paardendienst in gemene huutreisen verrichten met twee strunghen gerekend aan twee schellingen groot per dag. Jan de Keysere als gevolmachtigde over Jacop Hendericx heeft het rapport gezegeld op 1 maart 1514 n.s.
- 3800 Symoen Scoutheeten zoon van Gillis doet verhef van zijn leen gelegen in de schoof van Jacop Malaert daarin de leenhouder het vijftiende deel heeft in de gehele schoof. De waarde van het leen wordt jaarlijks op tien vaten rogge geschat. Tot het leen behoren twee mannen te weten Hannen van Paddenbrouc zoon van Daneels houdt in Moerzeke zeven vaatzaad in twee percelen het éne perceel een half bunder groot genoemd DEN WALACKER palende noord aan de HOYE BOSCH. Het ander perceel is drie vaatzaad groot en wordt TCRUYS VELT genoemd. Het tweede wordt gehouden door Lieven van den Ackere zoon van Jans in leen op Moerzeke op DE HULST IN DEN HOVEdrie dagwand groot liggende tegen TDAELGOET OVERE. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 maart 1514 n.s.
- 3801 Jan van Ecke doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen aan het DAMMEKENSSTRAETKEN en aan Margrieten Lauwereys dochter van Daneel. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 maart 1514 n.s.
- 3802 Jan van Ecke als voogd over Margriete Lauwereyns dochter van Daniel doet verhef van haar leen van twee bunder palende oost aan het leen van Jan van Ecke en aan het land van Amelberga van der Beke vrouw van Jan Scheerers en noord aan Katelijne van der Dict vrouw van meester Heine Heindrics. Het rapport werd gezegeld door de voogd Jan van Ecke op 16 maart 1514 n.s.
- 3803 Joorijs de Smet doet verhef van zijn leen van een half bunder. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op vijf schellingen groot geschat. Het leen paalt aan het goed van Joorijs Smets en aan het goed van de Kapelrij van Sint Pieters, en aan Philips Roelants en aan HET SCHUTTERS HOF. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 18 maart 1514 n.s.
- 3804 Lieven Heyndricx over en in de naam van Catharina van der Dict dochter van Jan zijn vrouw doet verhef van een leen gelegen in DONDERBROUC van acht vaatzaad groot, met een geschatte jaarlijkse waarde van zeven schellingen zes deniers groot. Van dit leen bezit de leenhouder slechts twee vaatzaad en Pieter Goessins over Jheanne sVos zijn vrouw twee vaatzaad en Joozijne Goesins fa. Willem de andere vier vaatzaad welke zes vaatzaad staan de leenhouder ten gevolge. Deze acht vaatzaden palen aan Goelis Wemaes, aan het goed van de erfgenamen van Willem van Cleemputte en aan Pieter van Moortere zoon van Gillis. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 25 maart 1514 n.s.
- 3805 Lievin Heyndricx in de naam van Catharina van der Dict zijn vrouw dochter van Jan doet verhef van een leen gelegen in CLEEN COOLPUTTE. Het leen heeft een grootte van zes vaatzaad palende aan Bertelmeeus van Acker, de meers van Adaem van der Beke en aan de dijk van COELPUTTE. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op twaalf schellingen groot geschat. Van het leen houdt men nog vijf vaatzaad land in leen in twee percelen of lenen waarvan de leenhouder zijn rechten heft namelijk van Catharina van der Hofstede vrouw van Gillis van den Moortere die twee vaatzaad in CLEEN COELPUTTE houdt meteen jaarlijks geschatte waarde van zes schellingen groot. Het andere houdt Jan van Lippevelde zoon van Adriaen ook in het CLEEN COELPUT BROECK gelegen met ook zes schellingen groot als jaarlijks geschatte waarde. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 25 maart 1514 n.s.
- 3806 Joes van Heckene zoon van Joes doet verhef van zijn leen van anderhalf bunder liggende aan DE RIJBEKE en aan het goed van de kerk van Hamme. De jaarlijks geschatte opbrengst bedraagt vier schellingen groot. Nog doet hij verhef van een leen zijnde een vijfschoof op anderhalf dagwand land in WESTACKER gelegen in twee percelen en aan dit leen behoren zes bunderen erflanden. Het rapport werd gezegeld door Fransoys van Hofstede als voogd en op verzoek van de genoemde Joes op 31 maart 1514 n.s.
463 gevonden, 221 t/m 240 getoond, pagina 12 van 24