Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw. Nadere toegang op het archief van de Rekenkamers, delen en banden, nr. 1102 en denombrementen van Vlaanderen, leenhof van Dendermonde tot 1473 /
- 3829 Jan de Kimpe zoon van Jooris doet verhef van het leen zijnde een leenrol. Die leenrol slaan op vier bunders en zeven vaatzaad land gelegen op OOSTACKER. Deze landen worden door verscheidene personen gehouden waarop de leenhouder de twee en twintintigste schoof op het veld is eisende. De schoof bestaat jaarlijks uit vijf vaten koren die jaarlijks op een waarde van twintig groot worden geschat. Ook behoort nog tot de leenrol twaalf viertelzaad land gelegen op OOSTACKERE. Deze landen worden ook door diverse personen gehouden waarvan de leenhouder van elk viertelzaad de zes penningen par. heerlijke renten heeft, samen zes schellingen par. Tot de leenrol behoren nog eens twaalf vaatzaden land liggende in NUBROUCK die ook diverse personen houden geldende elk vaatzaad jaarlijks een vat evene makende samen twaalf vaten evene Dendermondse maat. Het vat evene wordt ook op twintig groten geschat. Het rapport werd gezegeld door Gillis de Kimpe, oom van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 15 mei 1543.
- 3830 Pieter Cortewille als kerkelijk voogd en man van jonkvrouw Katerijne de Grutere dochter van mher Ghyselbrecht doet verhef van een leen drie en vijftig bunders drie vaatzaad en vijftien roeden schoofland groot. Hiervan heeft de leenhouder de vijfde schoof van elke mand van vijftien schoven de drie. Verder nog acht bunders drie vaatzaad achtenzestig roeden waarvan het derde gedeelte tiendeland is daarop de leenhouder van de mandelen van vijftien schoven de twee heeft de tiende en de SICKELTHIENDE voren afgetrokken. Verder heeft de leenhouder nog een inkomende penningrente van vijftien schellingen twee deniers par. De houders van de schooflanden en de cijnslanden moeten hun percelen degelijk bezaaien en onderhouden. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 8 juli 1546.
- 3831 Gillis Ijsewijn zoon van Daniel doet verhef van zijn leen van een gemet gelegen op WEST ACKERE palende aan Jan van Hiele, Gheeraerts Van Couwenborch RIJDT ACKERE en aan Jan Baten de jonge. Het rapport werd door Joorijs den Smet gezegeld op verzoek van de leenhouder die geen zegel bezit op 3 januari 1550 n.s.
- 3832 Jan de Jonghe zoon van Mathijs doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen aan DEN NOORT palende aan het goed van de erfgenamen van Marie Smaders, aan Jan de Jonghe zijn hofstede. Van het hoofdleen worden zes achterlenen gehouden waarvan de drie zijn in handen van Jan de Jonghe. Deze drie zijn respectievelijk een viertelzaad groot en is zijn hofstede de andere twee elk een half bunder naast elkaar gelegen palende aan de erfgenamen van Jan van Houcke. De erfgenamen van Jan van Houcke bezitten ook twee lenen waarvan het ene een half bunder groot is en het ander leen is de hofstede met drie stukjes daarnaast gelegen samen zeven vaatzaad groot. Die palen aan de erfgenamen van Jan van Houcke, aan Pieter Ost en het zesde leen is zes vaatzaad groot en behoort toe aan Pieter Oste gelegen in twee percelen. Dit leen paalt de erfgenamen van Marie Smaders, aan Pieter Ost zijn hofstede gelegen IN DE WOESTYNE en noord aan de erfgenamen van Jan Houcx. Deze zes lenen worden jaarlijks op twee pond acht schellingen par. geschat voor opbrengst. Het rapport werd gezegeld door Philips de Bruyne leenman op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 3 januari 1550 n.s.
- 3833 Jooris de Smet zoon van Godefroets doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen op WESTACKER palende aan de kapelrie van Sint Pieters, aan Stevens Bruyne leen het welk hij kocht van Gillis Cruijman, west het SCHUTTERS HOF en noord de straat van DEN NOORD naar de kerk. Jan en Pieter de Smet broers van de leenhouder staan de leenhouder ten gevolge voor respectievelijk beiden hun derde deel. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 4 jan. 1550 n.s.
- 3834 Jan van Hiele zoon van Steven doet verhef van zijn leen van een gemet gelegen op WESTACKERE palende aan Gheeraert van Couwenborch. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 5 januari 1550 n.s.
- 3835 Gillis Verbeke zoon van Symoen doet verhef van zijn leen van een vaatzaad gelegen op OOSTACKERE palende aan Lysbette Verhofstede. Het rapport werd door Joorijs de Smet gezegeld omdat de leenhouder geen zegel bezit op 5 januari 1550 n.s.
- 3836 Fransse Kaervelt als voogd over Goorijs en Hanneken Maghermans doet verhef van twee lenen van een half bunder gelegen in NUBROUCK palende aan Jan van Driessche, aan Jan Baten, aan Symoen Schelfout en noord aan DE ZANTACKERS. Het tweede leen is een vaatzaad gelegen in de hofstede van de wezen palende aan het goed van de erfgenamen van heer Pieter Mys. Het gedeelte van het leen van Pieter Mijs staat de wezen ten gevolge. Het rapport werd door Jan Baten gezegeld op 5 januari 1550 n.s.
- 3837 Jan Baten zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen in NUBROUCK palende aan de erfgenamen van Jan Maghermans, aan de erfgenamen van Pieter van der Hoeven. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 5 januari 1550 n.s.
- 3838 Romeyn de Smet doet verhef van zijn leen van een viertelzaad gelegen op OOSTACKERE palende Adriaen van Leppevelde, Symoen Schelfouts. Het rapport werd door Gooris de Smet op verzoek van de leenhouder gezegeld op 7 januari 1550 n.s.
- 3839 Andries de Clercq doet verhef van zijn leen van een half vaatzaad gelegen nabij de kerk palende aan Jan van den Steene, aan het straatje van Jooris Smeets naar heer Pieter Hofstede, en de kerkweg van de CAELDRIESCH naar de kerk. Het rapport werd door Jan Baten op verzoek van de leenhouder gezegeld op 9 januari 1550 n.s.
- 3840 Gillis van Wesepoele zoon van Pieter als kerkelijk voogd en man van Amelberghe Coolmans dochter van Jan doet verhef van een leen van vijfenzeventig roeden palende aan Joorijs van Overwaele, aan het goed van de kinderen van Ackere. Het leen werd als bruidschat gegeven door Jan Coolman. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 11 januari 1550 n.s.
- 3841 Jan Baert zoon van Heindricx als kerkelijk voogd en man van Katelijne sKimpen doet verhef van een leen van drie bunders gelegen op WESTACKER genoemd HET EECKHOUT.Adriaen van Damme bezit de helft palende aan jonkvrouw Tanne van Ghissele, Katelyne sKimpen en Adriaen van Damme met het wederdeel dat de leenhouder staat ten gevolge. Van het leen worden drie achterlenen gehouden namelijk Jan van der Hoeven zoon van Jan houdt er twee en ieder perceel is een bunder groot gelegen in NUBROUCQ TE BOUWENS VAN HEEDE beiden liggende naast elkaar. Het ander leen houdt Pieter de Bosschere en is een half bunder groot ook in NUBROUCQ aan DEN VELDAM gelegen. Bovendien worden van het hoofdleen nog eens vijf bunders en een dagwand erfgrond gehouden geldende twee schellingen negen deniers par. in penning renten. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 11 januari 1550 n.s.
- 3842 Willem Gheerolfs als kerklijk voogd en gehuwd met Lysbetten Heyndricx dochter van Jacob doet verhef van een leen genoemd EVERDEYS LEEN of het LEEN TER LYSENSgelegen in NUBROUCK bestaande uit drie bunders en een vaatzaad waaronder winnende land. Het leen paalt aan Tanneken Pauwels gehuwd met Jan Smet, aan het goed van de wezen van Pieter Spaenove en aan de wezen van Jan van Hyele en aan Pieter Pauwels hofstede, en aan het goed van jonkvrouw Tanne van Gissele, vrouw van jonker Joos van sCeyen. Tot het hoofdleen behoren nog vier achterlenen namelijk : eerst Pieter van der Hoeven zoon van Pieter houdt twee lenen op het SWAERVELT samen zes bunders groot en Jan Claeus zoon van Jacop houdt vier vaatzaad en half gelegen op Westacker. Hanneken Verscelden zoon van Mathijs houdt twee vaatzaad. Het rapport werd door Joos Heyndricx zoon van Jacob en broer van Lysbetten gezegeld op 11 januari 1550 n.s.
- 3843 Symoen Schelfoudt doet verhef van zijn leen van zes vaatzaad gelegen op OOST ACKERE.Het leen paalt noord aan HET DYCKERS HOFSTEDE, aan het goed van de erfgenamen van Pieter van der Hoeven en aan Adriaen van Leppevelde. Van het leen heeft Romeyn Smet het derde deel dat de leenhouder ten gevolge staat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 10 januari 1550 n.s.
- 3844 Joos Voolman zoon van Gillis doet verhef van een leen zijnde een rente van twee schellingen vijf penningen obool par. geheven op zes bunder en half en vijfenzestig roeden land. De gronden zijn gelegen op Sint Annen. Het rapport werd door Jan Baten gezegeld op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 26 januari 1550 n.s.
- 3845 Michiel Arent zoon van Hughes als kerkelijk voogd over jonkvrouw Johanna van Heckene zijn vrouw doet verhef van haar leen van drie vaatzaad in twee percelen gelegen. Namelijk een vaatzaad en half gelegen op WESTACKERE bij de GEEM palende aan de erfgenamen van Jooris van Overwale, aan Cateline Huughe en aan Cornelis sRuen. En nog een vaatzaad en half palende aan de Damstraat, aan Lysbette van Lippenvelt en aan Bauwens Verbeke. Van het hoofdleen worden zes bunder en drie vaatzaad erfgrond gehouden geldende een heerlijke penningrente voor sommige percelen en voor andere een vat koren per vaatzaad. Het rapport werd gezegeld door Hughe Arents op verzoek van de leenhouder die geen zegel bezit op 3 maart 1550 n.s.
- 3846 Pieter de Bosschere doet verhef van zijn leen gelegen bij DEN NOORDE genoemd DEN MUELENBERCH palende aan het goed van de erfgenamen van Joorijs de Kimpe. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 30 maart 1550 n.s.
- 3847 Zie bijlage voor beschrijving.
- 3848 Adriaen van Hiele zoon van Pieter doet verhef van zijn leen van drie vaatzaad gelegen op WEST ACKERE palende aan het goed van de kinderen van Hulse, aan Philips Bruynlandt, aan Jooris Smets. Het leen staat Joorken, broer van de leenhouder, voor het derde deel ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan Baten op 20 december 1549.
463 gevonden, 261 t/m 280 getoond, pagina 14 van 24