Het oud archief van de kerkfabriek van Sint-Jacob te Brugge (XIIIde-XIXde eeuw). Deel II: Regesten / W. Rombauts.
- 1010 1693 maart 13 : Schepenen in Brugge oorkonden dat het college van schepenen, als oppervoogden van de wezen, aan de voogden van de kinderen van Niclays van Dhoest, bij vrouwe Anthonette Callens, die ook delen in de erfenis van Margriete de Meestere, de toelating hebben gegeven om aan Pieter de Clercq te verkopen een leenrente van 8 lb. gr. ten laste van de stad en vermeld in een akte van 22 juni 1673 (zie reg. nr. 972), tot delging van de schulden der nalatenschap., 1673-1693
- 1011 1693 april 14: De plaatsvervanger van de baljuw van Brugge, als wettelijk maner van het leenhof van de Burg van Brugge, en leenmannen van het voornoemde leenhof, oorkonden dat Gillis Buijs, weduwnaar van Jacquemynken de Meestere en beheerder van haar nalatenschap, heeft verkocht aan Pieter de Clercq een leenrente van 8 lb. gr. ten laste der stad Brugge, vermeld in een akte van 22 juni 1673 (zie reg. nr. 972), na het verkrijgen van het daartoe vereiste octrooi dd. 28 maart 1693 en van de instemming der erfgenamen., 1673-1693
- 1012 1693 december 23: Charles de Cuinghien, hoogbaljuw van Brugge en van het Brugse Vrije en wettelijk maner van het leenhof van de Burg van Brugge, verklaart ontvangen te hebben van Pieter de Clercq de brieven van dénombrement betreffende een leenrente van 8 lb. gr. ten laste van de stad Brugge, vermeld in een akte van 14 april 1693 (zie reg. nr. 1011)., 1693-1693
- 1013 1694 juni 2: Pastoor en kerkmeesters treffen een overeenkomst met de nering der hosteliers over het inrichten van een kapel ter ere van O.-L.-Vrouw koningin der Engelen en van de heilige Zacheus, patroon der nering, welke kapel zal gelegen zijn tegenover de kapel van de Gelovige Zielen en zal aansluiten bij de kapel ter ere van St.-Leonard., 1694-1694
- 1014 1695 mei 16 : Bekendmaking door Jan de Zaghere, gezworen klerk van de vierschaar van Brugge, aan de kerk- en dismeesters van de inbeslagname ten voordele van de Eekhoutabdij van twee huizen gelegen bij het Walplein, vermeld in een akte van 11 augustus 1522 (zie reg. nr. 725), waarop de dis een rente bezit van 10 s. gr., 1522-1695
- 1015 1696: Pastoor en kerkmeesters verklaren dat het hun bekend is dat aan wijlen Jan van Troostenberghe, de oude, metselaar van de St.-Jacobskerk, een graf toekwam in de voorkerk, vroeger bedekt met een blauwe, marmeren zerksteen, en waarop door de familieleden een nieuwe, witte steen werd geplaatst, en dat zij de erfgenamen toestaan dit graf te gebruiken., 1696-1696
- 1016 1696 maart 14: H.C. Roelof, notaris te Brugge, oorkondt dat Joanne Valdera heeft overgedragen aan de dis een rente vermeld in een akte van 17 juni 1682 (zie reg. nr. 990), op voorwaarde dat zij die rente mag blijven ontvangen gedurende haar leven., 1682-1696
- 1017 1697 april 26: Schepenen in Brugge oorkonden dat de erfgenamen van Adriaene vander Muelen aan de dis hebben overgedragen een rente van 7 lb. 10 s. gr. vermeld in een akte van 8 oktober 1691 (zie reg. nr. 1004)., 1691-1697
- 1018 1698 maart 19/ Joannes Vermote verklaart dat hij in pacht neemt van pastoor en kerkmeesters vijf lijnen en zesennegentig roeden gelegen in de parochie St.-Pieters-op-de-Dijk, voor acht opeenvolgende jaren te beginnen van oktober 1698., 1698-1698
- 1019 1698 april 19:Jan Philips verklaart dat hij van pastoor en kerkmeesters gepacht heeft acht gemeten weiland in de parochie Hoeke, bezit van het commun, tegen 9 guldens per gemet voor een periode van drie, zes of negen jaar., 1698-1698
- 1020 1698 augustus 19: Loys Bachuus, notaris te Brugge, oorkondt dat de erfgenamen van Isabeau Lampsens, in leven echtgenote van Christiaen Schapelinck, hebben overgedragen aan Guilliaem Schellauer (ook Schelhauer) een rente van 8 lb. 10 s. gr. ten laste van de maalderij in het kwartier van Brugge., 1698-1698
- 1021 1698 augustus 21: Pieter Jessens, notaris te Brugge, oorkondt dat Richard Sutton en Catharina de Tollenaere, zijn echtgenote, hebben verkocht aan François van Beversluys drie renten, één van 2 lb. gr., één van 10 lb. 10 s. gr. en één van 1 lb. 14 s. 11 gr. alle drie ten laste van de impost van Vlaanderen in het kwartier van het Brugse Vrije., 1698-1698
- 1022 1699 januari 22: Karei [II], koning van Castilié etc., verleent toelating tot amortisatie van het godshuis gefundeerd door Pieter de Clercq en gelegen in Rozendal, en verder nog van een leenrente van 8 lb. gr. ten laste van de stad Brugge en gehouden van het leenhof van de Burg van Brugge, waarbij wordt bepaald dat de leenrente slechts om de vijftig jaar zal moeten worden verheven en dar er jaarlijks 20 gulden zullen worden betaald aan de koninklijke domeinen., 1699-1699
- 1023 1699 februari 1: Kerkmeesters verklaren dat zij in cijns geven aan Jan Coussel fs. Gillis, een hofstede gelegen in de parochie St.-Pieters-op-de-Dijk bij de twee speijen, groot dertien gemeten en eenennegentig roeden, onder verscheidene voorwaarden die in de akte nader worden omschreven., 1699-1699
- 1034 1711 maart 23: Schepenen in Brugge oorkonden dat Pieter de Clercq f. Niclaijs, kerken dismeester, en Constance vande Walle, zijn echtgenote, reeds gedurende meer dan vijftien jaar zes oude vrouwtjes onderhouden in zes woonsten, gelegen in de straat vroeger genaamd Rijckendaele en nu Rozendal, en dat de comparanten bovengenoemd wensen deze stichting op meer duurzame wijze te funderen en dat zij daartoe aan de dis schenken verscheidene renten, samen 64 lb. gr. jaarlijks, nl. een leenrente van 8 lb. gr. ten laste van de stad Brugge en vermeld in een akte van 14 april 1693 (zie reg. nr. 1011), en twee renten, elk van 28 lb. gr. ten laste van de heerlijkheid van het Proosse. Deze 64 lb. gr. jaarlijks zullen moeten worden verdeeld als volgt, elk vrouwtje zal ontvangen 4 gulden per maand, d.w.z. voor de zes vrouwtjes samen 48 lb. gr. jaarlijks, de ontvanger van de dis 3 lb. gr., 2 lb. gr. voor de toezieners op de fundatie, voor de pastoor en de boekhouder van de dis, waarvan zij een jaarlijkse recreatie van 12 s. gr. moeten betalen voor de vrouwtjes, 20 s. gr. Te betalen aan de portierster voor de aankoop van kaarsen voor de bidplaats van het godshuis, 3 lb. 8 s. gr. voor de herstellingen aan het godshuis, de rest van het bedrag mag worden besteed aan de armen van de dis, na aftrek van kosten voor amortisatie en huisgelden. De bovengenoemde comparant zal tijdens zijn leven steeds zelf de maandelijkse gelduitdelingen aan de vrouwtjes doen en de fundatie zoals hierboven beschreven, zal maar eerst van kracht worden op de eerste dag van de maand na zijn overlijden. De goederen en inkomsten van de fundatie moeten steeds gescheiden blijven van die van de dis en jaarlijks moet van het beheer van deze fundatie een aparte rekening worden gemaakt.De oude vrouwtjes mogen bij hun intrede in het godshuis niet jonger zijn dan vijftig jaar. Ze moeten poorteressen zijn van Brugge, van onberispelijke levenswandel. Ze moeten alleen wonen, zij zullen zelf hun bed en meubilair meebrengen. Hun bezittingen zullen na hun overlijden vervallen aan het godshuis, waarmede men hun uitvaart zal bekostigen en de nodige reparaties verrichten aan hun woonst. De vrouwtjes zullen niet buitenhuis mogen gaan werken om de kost te verdienen, zij mogen niet uitgaan voor het openen van de stadspoort en moeten voor het sluiten van de stadspoort terug zijn in het godshuis. Alle dagen zullen zij samen in de bidplaats het avondgebed bidden, d.w.z. de litanie van O.-L.-Vrouw en een gebed voor de weldoeners. De portierster zal de poorten van het godshuis openen en sluiten op hetzelfde ogenblik dat de stadspoorten worden geopend en gesloten. De vrouwtjes zullen instaan voor het onderhoud van de bidplaats en van de straat van het godshuis en ze zullen elkaar bijstaan als ze ziek of verzwakt zijn. Ze zullen in vrede samenleven. Op zondagen en heiligdagen zullen de vrouwtjes mis horen en een prediking bijwonen in de St.-Jacobskerk, op de gewone dagen zullen zij mis horen in de dichtsbijgelegen kerk. Op de vier hoogdagen van het jaar en op het feest van O.-L.-Vrouw ten Hemelopneming zullen zij biechten bij een biechtvader van hun keuze en communiceren in de St.-Ja-cobskerk. Zij zullen geen dieren mogen houden en 's avonds niet met een brandende kaars op hun zolder komen wegens brandgevaar. Zij zullen de glasvensters van hun woning goed onderhouden. De toezieners op de fundatie zullen zijn, de fundateur zelf, na zijn dood diens echtgenote, en na haar dood hun beider dochter, weduwe van meester Ludgerius Terwe, en na haar dood haar dochter Johanna Anthonia Terwe, weduwe van meester Pieter van Thienen, en nadien haar wettige kinderen en nakomelingen. Samen met de familieleden zal de pastoor toezicht houden op de fundatie. De pastoor zal het zesde vrouwtje mogen aanduiden om in het godshuis intrek te nemen. Als er geen familieleden meer zijn om toezicht te houden, zal dit toezicht worden verricht door de pastoor en de boekhouder van de dis. Dan zullen de kandidaten voor de vrijkomende plaatsen in het godshuis om de beurt worden aangeduid door de pastoor en door de dismeesters, met dien verstande dat de arme vrienden van de fondateurs altijd voorrang zullen genieten. Op het feest van O.-L.-Vrouw ten Hemelopneming zullen de toezichters zich na het lof in het godshuis begeven om er zich te informeren over de levenswijze van de vrouwtjes., 1693-1711
135 gevonden, 121 t/m 135 getoond, pagina 7 van 7