Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw. Nadere toegang op het archief van de Rekenkamers, delen en banden, nr. 1102 en denombrementen van Vlaanderen, leenhof van Dendermonde tot 1473 /
- 4279 Joes de Keyser zoon van Henricx doet verhef van zijn leen van een bunder groot gelegen TER PLAETSSENgezegd DEN BERCH. Het leen paalt aan het goed van het klooster van Zwijveke. Het leen geldt jaarlijks negen schellingen groot Vlaams. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyser zoon van Jan, neef van de leenhouder op 24 maart 1514 n.s.
- 4280 Joes de Keyser zoon van Henricx doet verhef van zijn leen van een dagwand gelegen op TE OPWYCKSCHE COUTER palende aen DEN DOEREN.Het leen geldt jaarlijks twee schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyser, neef van de leenhouder op 24 maart 1514 n.s.
- 4281 Joes de Keyser zoon van Henricx doet verhef van zijn leen en manschip zes dagwand groot. Tot het manschip behoren twee mannen houdende twee lenen. Te weten Margriete metten Gelde houdt zes dagwand van de leenhouder, gelegen aan DEN ABBEELEN BOSCH jaarlijks twaalf schellingen groot waard. Nog negen dagwand waarvan de twee dagwand liggen INT ROT en is weide, jaarlijkse waarde vier schellingen groot. De erfgenamen van Ghysbrecht de Keyser met drie dagwand gelegen aan het goed van Margrietten metten Gelde en aan DE CLEERSTRATE, zes schellingen groot staan de leenhouder ten gevolge. Evenals Margriette metten Gelde met anderhalf dagwand en 29 roeden liggende OPT VOSSENENVELT en vier schell groot waard zijnde. Evenals de erfgenamen van Lanceloet de Keyser met een dagwand liggende OPT GROOT VELT aan het goed van de erfgenamen van meester Pieter den Keyser twee schellingen groot. Evenals de erfgenamen van Willem den Keysere van anderhalf dagwand ook OPT VOSSEMEN VELT palende aan het goed van de erfgenamen van Claese van den Bossche en drie schellingen groot. Al deze partijen staan de leenhouder ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyser zoon van Jan, neef van de leenhouder op 24 maart 1514 n.s.
- 4282 Zie bijlage voor beschrijving.
- 4283 Geert van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen genoemd DE STEDE TE CONKELMANS zeven dagwand en half groot gelegen in twee percelen. Het éne is de stede te Conkelmans palende aan Anthonis van Horenbeke en het ander is anderhalf dagwand groot op DAMELBROUCKgelegen, palende aan het goed van Affligem. De jaarlijkse pachtwaarde wordt op vijftien schellingen groot geschat. Als dinghelijk man werd Luenis van der Hert aangesteld. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove op verzoek van de leenhouder op 1 juli 1514.
- 4284 Geert van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen op DAMELBROUCKgelegen en is vijfenzeventig roeden groot. Het leen paalt aan Anthonis van Horenbeke en Geert van den Damme. Als dingelijk man werd Luenis van der Hert aangesteld. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove op 1 juli 1514.
- 4285 Geert van den damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen gelegen TE DROESHOUTE in Opwijk van vier en half dagwand groot. Het leen paalt aan de hofstede van Reyniers van den Voorde. De jaarlijkse pachtprijs van het leen bedraagt tien schellingen groot. Van het hoofdleen worden twee achterlenen gehouden : Eerst Pieter tKint zoon van Arents houdt een leen TE DROESHOUTE en wordt TSTEEN EUSELE genoemd en is zes dagwand groot. Verder houdt Reynier van den Voorde een leen van anderhalf dagwand groot palende aan de beek tussen Brabant en Vlaanderen. Als dingelijk man werd Luenis van der Hert zoon van Arents aangesteld. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove op 25 juli 1514.
- 4286 Jan van Binchem doet verhef van zijn leen zijnde het vierde van de watermolen en het vijverken en het huis daaraan staande gelegen aan DEN LITTERECOUTER bij Merchtem. De leenhouder verklaart dat van het vierendeel hem slechts de helft toebehoort en de andere helft van het vierendeel staat Frans van Steelant hem te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 augustus 1514.
- 4287 Pieter van den Bossche als man en kerkelijk voogd over Anna sParmentiers zijn vrouw doet verhef van drie lenen die zijn vrouw houdt gelegen op AMELSBROUC. Namelijk een leen van een half bunder dat paalt aan het goed van het klooster van Affligem en aan het goed van wijlen Joos van Damme. Het tweede leen is drie dagwand groot en paalt aan het goed van het klooster VAN DEN ROOSEN en aan het goed van wijlen Joos van Damme. Het derde leen is een dagwand groot paalt ook aan het goed van Den Roosen. De jaarlijkse waarde van elk dagwand wordt op twee schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Pieter van den Bossche namens zijn vrouw op 1 september 1514.
- 11370 Zie bijlage voor beschrijving.
- 4288 Pieter de Bolle zoon van Pieter doet verhef van zijn leen van zes dagwand liggende aan DEN ROODEN BOOSCHS en aan DAMELS BROUC. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op veertien schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door de vader van de leenhouder op 12 oktober 1514.
- 4289 Gillis van Effele doet verhef van zijn leen van vijf dagwand in diverse percelen gelegen. Eerst een dagwand TCONKELVELDEKINgenoemd dat paalt aan het goed van wijlen Joos van Damme. Vijfenzeventig roeden dat paalt aan Pieter van den Bossche en aan Pieter de Bolle. Een dagwand palende aan TBEERSVELT. Nog een dagwand op de HOEFCOUTER gelegen aan Jan sKins goed en een ander dagwand ligt op de zelfde kouter en paalt aan Aerts sKints goed. Al deze percelen hebben samen een jaarlijkse waarde van vijftien schellingen groot. Dit leen samen met een ander leen van twee dagwand zijn belast met een jaarlijkse losrente van dertig schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Anthonis van Hoorenbeke op verzoek van de leenhouder op 2 december 1514.
- 4290 Bastiaen de Rop doet verhef van zijn leen gelegen TEN DROESHAUTE een half bunder groot Een heerlijke rente van jaarlijks vierentwintig schellingen par. wordt op de grond geheven. Het leen omvat bos en paalt aan het goed van Joos de Bloc, aan BEECMANS HEYE en aan het goed van de erfgenamen van Jan van Hemelrijke. De leenhouder ondertekende het rapport op 1 oktober 1515.
- 4291 Zie bijlage voor beschrijving.
- 4292 Heer Jan van der Biest priester, zoon van Andries, doet verhef van zijn leen van een bunder gelegen in twee percelen. De twee dagwand ligghen in HEYSTERGHEM MERSCH en palen aan BUGGHENHOUT en aan het CAPELLEVELT.Het ander half bunder ligt op CAPELLEVELTen paalt aan het goed van de erfgenamen van Jan van Praet. Dit gedeelte behoort toe aan Pauwels de Keersmakere en Lancelot Hofmans die voor hun deel de leenhouder ten gevolge staan. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder omdat hij geen zegel bezit, op 18 januari 1541 n.s.
- 4293 Hendric de Meij zoon van Gillis doet verhef van zijn leen zijnde de helft van drie dagwand. Een dagwand ligt op DE CUTSEROO MEERE en paalt aan Joos van den Breen en aan Joos van den Broucke. Het ander half dagwand ligt op de DE CUTSEROO BEKE en paalt aan Joos van den Breeden en Hendrix van der Meere. Joos de Mey en Jan de Mey broers van de leenhouder staan hem te gevolge met hun deel. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder op 20 januari 1541 n.s.
- 4294 Merten de Bloc zoon van Hendrix doet verhef van zijn leen van een dagwand en tien roeden groot gelegen op DE BRUCCOUTRE. Het leen paalt aan Lanselot sKeysers, het goed van de kerk van Opwijk. Heer Jan van der Biest bezit in het leen een half dagwand met welk deel hij de als sterfman de leenhouder staat te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 15 juni 1541.
- 4295 Lieven van Hoorenbeke zoon van Anthoon doet verhef van zijn leen van een bunder gelegen op DE LETTER COUTERE aan de PUTTENEN en aan DORPMANS MEERSCHSELKEN nu toebehorende Grietken van Hoorenbeke zuster van de leenhouder Meester Joos van Hoorenbeke bezit de helft van het leen en staat de leenhouder als sterfman te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jacop de Hertoghe op verzoek van de leenhouder op 8 januari 1543 n.s.
- 4296 Cornelis van den Broeke zoon van Joos doet verhef van zijn leen van een half bunder. Het leen paalt aan de Couterstraat, aan Gheerts van den Doort met zijn goed DE LANGHEWEYE genoemd en aan Gillis van Praet. Gillis, Jan, en Daniel van den Broeke broers van leenhouder staan hem te gevolge met hun deel van het leen. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op 2 januari 1544 n.s.
- 4297 Heyndryck de Bloc zoon van Joos doet verhef van zijn leen van een half bunder palende aan het goed van Crystoffel Ryke en aan Jan Verherstraten en aan Berbelen van Niffel. Het rapport werd gezegeld door Willem tSmet op 3 januari 1550 n.s.
1.204 gevonden, 221 t/m 240 getoond, pagina 12 van 61