Ontledingen van de oorkonden. - In: Inventarissen van archieven van kerkfabrieken deel II: Sint-Maartenskerk te Kortrijk
- 272 Giselbrecht Crommelin, proost, Klaas de Heere, Christoffel van Scorisse, Anthonis Lane en Jan van den Damme, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joos van Rameis, zoon van Jan, van Kortrijk aan Christiaan Petyt, Joos Moerman en Jan van den Casteele, kerkmeesters van Sint-Maartens, een erfelijke jaarrente van 9 lb. parisis verkocht heeft, losbaar tegen de penning zestien en bezet op zijn huis en erf, gelegen in de Lange Steenstraat tussen de huizen en erven van de weduwe van Jan uuten Kelder en van Jacob de Buc. 11 december 1522.
- 273 Giselbrecht Crommelin, proost, Klaas Heere, Antheunis Lane, Pieter van den Keere en Jacob Veldekin, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat klaas van der Verreecke, zoon van Ingel, erkend heeft dat hij aan Gerard uuten Keldere, ontvanger van het koor van Sint-Maartens, een erfelijke jaarrente van 24 s. parisis moet uitkeren, losbaar tegen de penning twintig en bezet op zijn huis en erf, gelegen in de Oude weduwenstraat, tussen de huizen en erven van Jan Lambrecht en van Jan Joye. 24 januari 1523.
- 274 Jan de Tollenare, proost, Klaas de Heere, Frans de Paeu, Antheunis Lane en Pieter van den Keere, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Willem van der Caemt, zoon van Willem, erkend heeft dat hij aan Gossaert van der Caempt, zoon van Jan, een erfelijke jaarrente van 6 lb. parisis schuldig is, losbaar tegen de penning zestien en bezet op een huis met erf, gelegen in de Doornikstraat tussen de huizen en erven van de erfgenamen van meester Willem de Cock en de erfgenamen van Jan de Caluwe. 29 februari 1523.
- 275 Jan Castelain, baljuw en wettelijke maner, Rogier de Vollere, leenman van de heerlijkheid van Lassuus, toebehorende aan jonkheer Anthoon van der Barre, schildknaap, heer van Moeskroen, raadsheer en hofmeester van de keizer, Gillis Tkint, Frans Gheerarts, Giselbrecht van Welsenes alias Coenkin en Pieter van der Hulst, leenmannen van de burg van Kortrijk, oorkonden dat Jan van Dale, zoon van Willem, van Kortrijk aan Rogier de Muelnaere, zoon van Jacob, eveneens van Kortrijk, een erfelijke jaarrente van 30 lb. parisis heeft verkocht, losbaar tegen de penning twintig en bezet op zijn leen ter Blommerie, bestaande uit een bebouwd erf, groot 6 bunder en gelegen te Lowingen langs de weg naar Dottenijs. Dit leen is gehouden van de heerlijkheid van Lassuus. 2 februari 1523.
- 276 Broeder Willem, prior, en het generaal kapittel van de Grote Chartreuse laten weten aan meester Jan de Vico, kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, Johanna Svos, moeder-overste en de andere Grijze Zusters te Kortrijk, Jan de Loddere, zijn vrouw Jacoba en zoon Robrecht, Martina van Betsbrugghe en haar zuster Margareta, dat zij omwille van hun verdiensten tegenover de Karthuizes en vooral ten bate van het klooster van Koningsdale bij Gent, opgenomen werden in de gebedsgemeenschap van de Kartuizerorde. 4 mei 1523.
- 277 Jan de Tollenaere, proost, Matthijs van Ronneke, Giselbrecht van Welsenaers, Jan van Rousselaere en Christiaan Petyt, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joos Schaeck, zoon van Gillis, parmentier te Kortrijk aan Rogier De Muelnaere, eveneens van Kortrijk, een erfelijke jaarrente van 8 lb. parisis heeft verkocht, losbaar tegen de penning zestien en bezet op een tweewoonst met erf (de herberg Aydenaerde), gelegen op de Vlasmarkt tussen de huizen en erven van Rogier van Stae en van Christoffel Champins. 3 september 1523.
- 278 /1 Jan van Roessellare, proost, Klaas de Heere, Christoffel van Scorisse, Jan van den Damme en Rogier Roose, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Diederik Guidouche, zoon van Jan, erkend heeft dat hij aan Cornelis de Maerscalc een erfelijke jaarrente van 6 lb. parisis moet uitkeren, losbaar tegen 8 lb. groten en bezet op een huis en erf, gelegen op de Korenmarkt tussen de huizen en ervan van Joos de Naerre en van Willem Snellaert. 11 januari 1525.
- 278 /2 Joos van der Fonteyne, baljuw en wettelijke maner, Willem de Huevele, Willem van Dale, Frans Carre en Antoon Wastijn, schepenen van Diederik van der Gracht en van meester Jan Ruffault, heer van Neuville, raadsheer en trezorier van de keizer, in de heerlijkheid van ter Steenbrugghe te Lauwe, oorkonden dat Olivier van den Bulcke, zoon van Joos, Antoon Wastijn, Pieter Scamijn en Bernardine van Dale, weduwe van Michiel van den Bulcke, erkend hebben dat zij aan Magdalena Smedts, weduwe van Klaas van den Bogaerde, zoon van Daniel, een erfelijke jaarrente van 1 lb. groten moeten uitkeren losbaar voor 17 lb. groten en bezet op: 1) Een hofstede, groot 2000 lands; 2) 208 roeden weide; 3) 304 roeden erf; 4) 400 roeden lands; alles gelegen te Lauwe en gehouden van de heerlijkheid ter Steenbrugghe. 3 oktober 1525.
- 279 Jan van Reckem, meier en wettelijke maner, Joris Danins, Joos de Clerc, zoon van Joos, Pieter Alaert, zoon van Jan, en Jan Heyse, schepenen van Lodewijk de Wale gezeid van Axspoele en zijn echtgenote jonkvrouw Elizabeth van Lykercke in de meierij en vierschaar van Huise, oorkonden dat Mathijs de Clerc, zoon van Pieter, aan Lieven van Huerne 1 vierendeel en 15 of 16 roeden lands heeft verkocht voor 8 lb. groten Vlaams, gelegen te Huise op de plaats Lanckere in 't Velt. 4 november 1525.
- 280 Mathijs van Ronneke en Andries de Preeter, schepen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Pieter Bouckaert, Willem Terrin, Jan de le Mer, Joos de Nare en Jan Beele, bestuurders van de Sint-Nikolaaskapel en -nering in de Sint-Maartenskerk, erkend hebben dat zij aan Joris van Houplines, zoon van Pieter, van Kortrijk een erfelijke jaarrente van 12 lb. parisis overgedragen hebben, losbaar tegen de penning zestien en bezet op het huis en erf waarvan sprake in de oorkonde ontleed onder nr. 269. 25 april 1526.
- 281 Jan Reverdin en Andries de Preetere, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joris van Houplines, zoon van Pieter, van Kortrijk aan de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ten Olme op Overbeke, vertegenwoordigd door de beheerders Maarten Coucke, zoon van Joos, en Willem van Ackere, de erfelijke jaarrente van 12 lb. parisis heeft overgedragen waarvan sprake in de oorkonden onder de nrs. 269 en 280. 29 augustus 1526.
- 282 Rafael van de Poele, proost, Jan de Tolnare, Antheunis Lane, Jacob van den Berghe en Andries de Preetre, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joos de Nare, zoon van Jan, van Kortrijk erkend heeft dat hij aan Johanna Svos, zuster- overste van de Grijze Zusters, een erfelijke jaarrente van 12 lb. parisis moet uitkeren, losbaar tegen de penning twintig en bezet op de helft en een achtste van he raamhof op de Nieuwe aard en het daarbij horend huis. 30 oktober 1526.
- 283 Rafael van de Poele, proost, Jan de Tollenare, Christoffel van Scorisse, Rogier Roose en Joos de Ryckere, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Frans de Rycke van Menen, echtgenoot van Joosine de Groote, erfgename van wijlen Walter de Groote, in uitvoering van het testament van zijn schoonvader aan de Sint-Maartenskerk te Kortrijk een erfelijke jaarrente van 16 s. parisis heeft geschonken, losbaar tegen de penning twintig en bezet op zijn huis en erf, gelegen in de Peterseliestraat tussen de huizen en erven van Giselbrecht van Tresbille en van de weduwe van Jacob van den Beke. 6 januari 1527.
- 284 Augustijn Christiaen, proost, Nikolaas de Heere, Jan van Roeselare, Joris de Boetre en Joos Waye, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joos van der Haghe, zoon van Jacob, van Kortrijk aan Giselbrecht Crommelin, insgelijks van Kortrijk, de 2/6 verkocht heeft van een huis met bijgebouwtje, palend aan het huis der Grijze Zusters en gelegen in de Lange Steenstraat tussen de huizen en erven van Pieter Terrin en van Mamye (sic) Bekaert. 31 augustus 1527.
- 285 Proosten en schepenen van de stad Kortrijk oorkonden dat Jan van Coppenole en van Jan Bertram, kerkmeesters van Sint-Maartens, aan heer Joris de Cueninck, kapelaan van genoemde kerk, een huis met erf, gelegen op het kerkhof, gegeven hebben voor de duur van zijn leven tegen een jaarlijkse vergoeding van 4 lb. parisis en op voorwaarde dat genoemde kapelaan binnen de twee jaar op hetzelfde erf een huis zal bouwen ter waarde van 10 lb. groten. 7 mei 1528.
- 286 Joos van den Dale, baljuw en wettelijke maner, Robrecht van der Fonteyne, Robrecht van der Camere, Pieter van Steelande en Bernard Mote, schepenen van jonkvrouw Florentine van Reckem voor de heerlijkheid van ten Kerchove in Rekkem, oorkonden dat Thomas Marchant, zoon van Olivier, van Rekkem aan Jacob Dessonville, zoon van Jan, van Kortrijk een erfelijke jaarrente van 6 lb. parisis heeft verkocht, losbaar tegen de penning zestien en bezet op zijn erfgoederen, groot 2100 lands, gelegen te Rekkem in genoemde heerlijkheid van ten Kerchove in drie percelen. 16 juni 1528.
- 287 Rogier Gheys, proost, Joris van Morslede, Klaas de Heere, Osto Beert en Jan van Roesselare, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joos van de Wale de jonge van Kortrijk erkend heeft dat hij aan Thomas van Ghemert, zoon van Willem, van Kortrijk een erfelijke jaarrente van 18 lb. parisis moet uitkeren, losbaar voor 24 lb. groten en bezet op de 6/10 van een huis met erf, gelegen in de Leiestraat tussen de huizen en erven van Apollonius van Dale en van de weduwe van Hendrik de Voldre. 30 september 1529.
- 288 Jan van Dale, proost, Augustijn Christiaen, Christoffel van Scorisse, Jan de Costre en Apollonius van den Berghe, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Joosine Sbontin, dochter van Joos, van Kortrijk erkend heeft dat zij aan Adriana van der Mote, begijn te Kortrijk, een erfelijke jaarrente van 40 s. parisis moet uitkeren, losbaar voor 32 lb. parisis en bezet op een huis met erf, gelegen in het Wijngaardstraatje tussen het zusterhuis van Kortrijk en het "straetken zonder hende". 22 juni 1530.
- 289 Jan de Costre en Jan Reverdin, schepenen van de stad Kortrijk, oorkonden dat Thomas Scelpin, zoon van Jacob, uit Kortrijk aan Pieter Bouckaert, zoon van Jan, insgelijks van Kortrijk, de erfelijke jaarrente heeft overgedragen waarvan sprake in de oorkonde ontleed onder nr. 266. 13 januari 1531.
- 290 Jacob van Luxemburg, graaf van Gavre, heer van Fiennes, ridder, keizerlijk raadsheer en kamerheer, kapitein en gouverneur van de steden, kastelen en kasselrijen van Rijsel, Orchies en Dowaai, oorkondt dat Aimé Nollet, zoon van wijlen Robert, uit Halluin aan Kallekin Wilde een erfelijke en losbare jaarrente van 18 lb. parisis, te innen te Rijsel, heeft verkocht, als betaling voor de 288 lb. die hij haar schuldig was voor een huis te Halluin dat hij van haar gekocht had. 8 februari 1531.
596 gevonden, 21 t/m 40 getoond, pagina 2 van 30