Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- 215 Abigael Nuyts, weduwe van Jan Frans de Raedt, heer van Kerkem, eiser. Jaspar de la Vallée, curator van het sterfhuis van Maria Fourmentrau, weduwe van Jan de Prets, verweerder. Inv. nr. 974, f.284-314. 12 mei 1731. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van goederen te Bavikhove, in uitvoering van een arrest van de Grote Raad van 31 juli 1726. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerder in zijn functie van curator tot de proceskosten.
- 225 Peter Angilis, Jan de Cuninck, Joannes Perneel, Pieter d'Heedene c.s., burgemeester en schepenen van het Land van het Brugse Vrije, tussenkomend voor de baljuw, burgemeester en schepenen van de heerlijkheid Beveren en Onlede [bij Roeselare], appellanten. De abt van Sint-Maarten te Doornik, tussenkomend voor Jaspar Maas, koopman te Izegem en tiendpachter, geïntimeerde. Inv. nr. 974, f.582-589. 19 februari 1734. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van de bevoegdheid van de Raad van Vlaanderen als appelrechter tegen vonnissen van de burgemeester en schepenen van de heerlijkheid Beveren en Onlede. De schepenen van het Brugse Vrije menen immers dat zij bevoegd zijn als appelrechter. Op 7 september 1731 verklaart de Raad van Vlaanderen zichzelf bevoegd als appelrechter tegen de vonnissen van de schepenbank van Beveren en Onlede. De kosten van zowel het proces voor de schepenbank als voor de Raad van Vlaanderen worden gecompenseerd. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en verwijst het proces in beroep naar de schepenbank van het Brugse Vrije. De Grote Raad veroordeelt de geïntimeerde tot de proceskosten van beide instanties.