Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- 1 Jan Noncle, appellant. De schepenen van de Keure van Gent, tussenkomend voor Philippe Dominic Papjeans- ontvanger van de rechten op de zeven speciën - en voor deurwaarder N. de Baets, geïntimeerden. Inv. nr. 969, f. 1-22. 8 januari 1693. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting - zowel naar vorm als naar inhoud - van de tenuitvoerlegging van een aanmaning tot betaling van achterstallige pacht. De Raad van Vlaanderen verklaart op 13 augustus 1691 dat Jan Noncle de tenuitvoerlegging ongegrond aangevochten heeft en veroordeelt hem tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen, verklaart de arrestatie van de appellant ongefundeerd en beveelt de geïntimeerden om hem vrij te laten en de schade te herstellen. De Grote Raad besluit eveneens dat beide partijen in een afzonderlijk proces voor commissaris hun wederzijdse aanspraken moeten vereffenen, evoceert een andere zaak tussen dezelfde partijen hangende voor de Raad van Vlaanderen naar de Grote Raad en bepaalt dat ook hierin recht gesproken zal worden samen met of afzonderlijk van het genoemde proces voor commissaris. Ten slotte veroordeelt de Grote Raad de geïntimeerden tot de proceskosten van eerste instantie, tot de helft van de kosten van het proces in beroep en compenseert de andere helft over beide partijen.
- 2 De baljuw, burgemeesters en schepenen van het Land van het Brugse Vrije, geïntimeerden. De sluismeesters, gecommitteerden en de ontvanger van het waterschap van Blankenberge, appellanten. Inv. nr. 969, f. 23-40. 14 januari 1693. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van de verantwoordelijkheid voor het toezicht op het waterschap van Blankenberge en - meer in het bijzonder - voor het bepalen van de dag voor het voorleggen van de rekeningen. Op 29 juni 1692 beveelt de Raad van Vlaanderen de sluismeesters, gecommitteerden en de ontvanger van het waterschap van Blankenberge om zich te houden aan de dag en het uur zoals bepaald door de baljuw en de schepenbank van het Land van het Brugse Vrije; de opgelegde boete wordt in beraad gehouden. Bovendien verklaart de Raad van Vlaanderen dat de beschikking, op 22 juli 1692 verleend op het rekest van de sluismeesters, met dit vonnis wordt opgeschort zonder hiermee evenwel het nog hangende appel tegen het vonnis van commissarissen te beïnvloeden. De Grote Raad bevestigt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en veroordeelt de appellanten tot de boete van frivool appel, tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten.
- 3 Jean François de Baillencourt, kanunnik van het kathedraalkapittel van Brugge c.s., erfgenamen van wijlen François de Baillencourt, bisschop van Brugge, met hen gevoegd het officie-fiscaal van de Grote Raad, supplianten. Louis Lotijns, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, rescribent. Inv. nr. 969, f. 41-54. 28 januari 1693. Eerste aanleg - different. Protest tegen de belediging van de voormalige bisschop van Brugge in een geschrift, opgesteld door de rescribent, in het kader van een proces voor de Raad van Vlaanderen. In de marge van deze zaak wordt ook de vraag behandeld of een advocaat persoonlijk verantwoordelijk kan gesteld worden voor wat hij zegt of schrijft in opdracht van zijn cliënten. Bij rekest van 26 juni 1691 voegt het officie- fiscaal zich in deze zaak. De Grote Raad voegt beide rekesten van de supplianten samen en beveelt dat pagina 148 van het gewraakte geschrift in het openbaar door een deurwaarder van het hof zal worden verscheurd en dat daarvan een nota zal gemaakt worden op de volgende pagina; advocaat Lotijns wordt veroordeeld tot een boete van 300 gulden. Bovendien is de rescribent verplicht de fiscalen alle exemplaren van het geschrift te bezorgen en krijgt hij het verbod opgelegd om in de toekomst nog dergelijke taal of terminologie te gebruiken. Ten slotte veroordeelt de Grote Raad hem tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten.
- 4 Jonkheer Philippe Le Boeuf, zoon van wijlen jonkheer François Le Boeuf, heer van Watervliet, appellant. Jan Baptiste Herckelbaudt, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, geïntimeerde. Inv. nr. 969, f. 55-68. 28 februari 1693. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van de geldigheid van een contract, aangegaan tussen beide partijen, waarbij Le Boeuf beweert dat Herckelbaudt moedwillig bepaalde informatie heeft achtergehouden. De Raad van Vlaanderen verklaart op 1 juli 1690 dat het contract geldig is en veroordeelt Philippe Le Boeuf tot de proceskosten. De Grote Raad bevestigt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en veroordeelt de appellant tot de boete van frivool appel, tot de boete van het rekest civiel en tot de proceskosten.
- 5 Lorenzo del Marmol, ridder van de orde van Sint-Jacob, cavaleriekapitein in dienst van de vorst, suppliant. Philippe Dujardin, raadsheer bij de Grote Raad, en de graven van Arenberg en van Moeskroen, rescribenten. Inv. nr. 969, f. 69-76. 2 maart 1693. Eerste aanleg - different. Wraking van raadsheer Philippe Dujardin als rechter in het proces tussen Lorenzo del Marmol en de graven van Arenberg en Moeskroen. De suppliant meent dat Dujardin niet volstrekt onafhankelijk kan zijn omdat hij reeds betrokken is in een ander proces tussen beide partijen. De Grote Raad ontslaat Dujardin van zijn taken in het betreffende proces en veroordeelt de graven van Arenberg en Moeskroen tot de proceskosten.
- 6 Jacob, graaf van Groesbeek, burggraaf van Aublain, grootbaljuw van het Land van Luik tussen Maas en Samber, impetrant en gedaagde. Marie Anne Eusebe, geboren gravin van Truxses zu Wolfegg, weduwe van de graaf van Rupelmonde, als moeder en voogd van haar zoon, impetrant en gedaagde. Inv. nr. 969, f. 77-98. 20 maart 1693. Willige condemnatie. Overeenkomst tussen beide partijen over een aantal lenen, bestaande uit de heerlijkheden van Baarland, Hoedekenskerke en Wemmeling, met hun tienden.
- 7 Don Lorenzo Ulloa Zuniga y Velasco, graaf de la Puebla, broer van wijlen Marie de Cardenas, weduwe-prinses van Chimay, suppliant (bij rekesten van 10 december 1691 en van 26 februari 1692) en rescribent. Lorenzo del Marmol, ridder van de orde van Sint-Jacob, cavaleriekapitein in dienst van de vorst, testamentuitvoerder van wijlen Marie de Cardenas, rescribent en suppliant (bij rekest van 31 augustus 1691). Inv. nr. 969, f. 99-108. 16 april 1693. Eerste aanleg - drie differenten. Betwisting van het testament van Marie de Cardenas, zowel naar geldigheid als naar uitvoering. In een eerste rekest van 31 augustus 1691 verzoekt Lorenzo del Marmol om het beslag op de goederen van Marie de Cardenas op te heffen en hem als enige testamentuitvoerder toegang te geven tot het sterfhuis. In een tweede verzoek op 10 december 1691 vraagt Lorenzo Ulloa Zuniga Y Velasco om een inventaris van het sterfhuis te laten opmaken. In een derde verzoek op 26 februari 1692 vraagt Zuniga Y Velasco inzage in het vorige testament van Marie de Cardenas. De Grote Raad verklaart het verzoek van Zuniga Y Velasco om een inventaris van het sterfhuis te laten opmaken ongegrond. Wat betreft het rekest van Lorenzo del Marmol besluit de Grote Raad dat de goederen van Marie de Cardenas zullen vrijgegeven worden op voorwaarde dat hij binnen de zes maanden alle schulden betaalt en de in het testament vermelde legaten uitvoert. Indien hij hieraan niet voldoet binnen de zes maanden zullen de fiscalen de zaak overnemen. Een griffier zal een inventaris van de goederen opstellen, tenzij de suppliant verkiest om zelf een borg te betalen voor de schulden en de legaten. Ten slotte veroordeelt de Grote Raad de suppliant tot de helft van de proceskosten; de resterende helft wordt gecompenseerd over beide partijen.
- 8 Charles Antoine de Fourneau, ridder van de orde van Sint-Jan van Jeruzalem, geïntimeerde. Philippe François Baesbanck, appellant. Inv. nr. 969, f. 109-118. 27 april 1693. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van het pachtcontract van het Tempelhof te Gent. Baesbanck beweert dat hij in 1687 een contract met de Fourneau heeft afgesloten voor negen jaar, terwijl de laatste volhoudt dat het slechts om een zesjarig contract handelt. Op 22 augustus 1692 verklaart de Raad van Vlaanderen dat de partijen zich moeten houden aan de overeenkomst gesloten te Rijsel op 30 april 1687, waarin wordt gestipuleerd dat Baesbanck het Tempelhof voor een periode van zes jaar pacht. De Raad beveelt Baesbanck om na afloop van deze termijn het Tempelhof te ontruimen en compenseert de proceskosten over beide partijen. De Grote Raad bevestigt het vonnis van de Raad van Vlaanderen, veroordeelt de appellant tot de boete van frivool appel, tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten.
- 9 Jonkheer Fereolus de Gruttere, heer van Idegem, eiser. Jonkvrouw Catharina Van Beneden, weduwe van Melchior Van Eeckhaute, verweerster. Inv. nr. 969, f.119-127. 9 mei 1693. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van goederen te Geraardsbergen, in uitvoering van een vonnis van de Raad van Vlaanderen van 11 februari 1673 en van een arrest van de Grote Raad van 10 mei 1692. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerster tot het betalen van de proceskosten.
- 10 Pieter Van Dun, eiser. Catharine Wouters, verweerster. Inv. nr. 969, f.128-140. 1 december 1692. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van een huis te Mechelen, in uitvoering van een willige condemnatie van 25 februari 1686. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerster tot het betalen van twee boetes voor het indienen van rekesten civiel. Over de andere proceskosten wordt niets vermeld.
- 11 De baljuw en leenmannen van het leenhof van de Burg te Brugge, tussenkomend voor Adriaan Raes, cipier van de gevangenis van Brugge, geïntimeerde. De burgemeesters en schepenen van Brugge, tussenkomend voor Jacob de Vendele, appellanten. Inv. nr. 969, f.141-155. 9 mei 1693. ( Zie bijlage voor volledige beschrijving).
- 12 Leonard Christiani, deurwaarder van de Grote Raad, eiser. Elisabeth Cerincx, weduwe van Pieter Hilleghem, met haar gevoegd haar kinderen Joos en Anna Hilleghem, verweerders. Inv. nr. 969, f.156-163. 14 juli 1693. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van goederen te Vrasene, in uitvoering van een veroordeling tot het betalen van proceskosten van 27 april 1691. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en besluit dat de proceskosten zullen afgehouden worden van de verkoopsom.
- 13 De procureur-generaal van de Raad van Vlaanderen, ex officio tussenkomend voor de inwoners van de heerlijkheid Nederbrakel, geïntimeerden (en appellanten a minima). Antoine Van Cauteren [Vercauteren], heer van Nederbrakel, appellant. Inv. nr. 969, f.164-189. 15 juli 1693. ( Zie bijlage voor volledige beschrijving).
- 14 De erfgenamen van Jan Melis, tussenkomend voor de abdis van het klooster van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Lazarije en de bestuurder van de armenscholen van Gent, geïntimeerden. Willem van Nassau, heer van Odijk, Antoon de Hubert, als vader en voogd van zijn minderjarige kinderen en Jan de Marignault, allen via hun echtgenotes erfgenamen van wijlen Cornelis en Gerard Van Nuflen, appellanten. Inv. nr. 969, f.190-209. 12 september 1693. ( Zie bijlage voor volledige beschrijving).
- 15 Jonkheer Charles Robert t'Serwouters, voor zijn moeder Jenne d'Embise, weduwe van jonkheer Christiaan t'Serwouters, en jonkheer Bartholomé de Meerbeke, voor zijn schoonmoeder Cornelia t'Serwouters, weduwe van jonkheer Charles Guillaume t'Serwouters, supplianten. Elisabet Verbiest, rescribente. Inv. nr. 969, f. 210-215. 12 september 1693. Eerste aanleg - different. Kunnen de supplianten nog erkend worden als opposanten van de openbare verkoop van een huis in Mechelen nadat de sententie van decreet al verleend is?. De Grote Raad verklaart dat de supplianten niet meer aanvaard kunnen worden als opposanten en veroordeelt hen tot de proceskosten.
- 16 Johanna Maria, Theresia Catharina en Marguerite Françoise Goubau, begijnen te Brussel, appellanten. Jan Baptiste d'Hammel, baron de Fresnay, gehuwd met de weduwe van baron de Mariensart, geïntimeerde. Inv. nr. 969, f. 216-228. 10 oktober 1693. Beroep uit Vlaanderen. Voorrang van schuldeisers bij de vereffening van de goederen van Catharina Van Wachtendonck. De Raad van Vlaanderen verklaart op 9 december 1690 dat beide partijen even veel aanspraak hebben op de opbrengsten van de vereffening en veroordeelt de zusters Goubau tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen, geeft de appellanten voorrang bij de vereffening van de goederen van Catharina van Wachtendonck en veroordeelt de geïntimeerden tot de proceskosten van beide instanties.
- 17 De schepenen van de heerlijkheid Sint-Baafs, tussenkomend voor baljuw, pointers en zetters van Oostakker, appellanten. Jan Daneels, secretaris van de schepenen van de Keure van Gent, geïntimeerde. Inv. nr. 969, f. 229-236. 17 oktober 1693. Beroep uit Vlaanderen. Verzoek tot renvooi van een proces, ingesteld voor de Raad van Vlaanderen, naar de schepenbank van de heerlijkheid Sint-Baafs. De Raad van Vlaanderen wijst op 5 augustus 1692 het verzoek tot renvooi af, beveelt de baljuw, pointers en zetters van Oostakker om het proces voor de Raad te voeren en veroordeelt de schepenen van Sint-Baafs tot de proceskosten. De Grote Raad bevestigt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en veroordeelt de appellanten tot de boete van frivool appel en tot de proceskosten.
- 18 Jan Walschaerts, geïntimeerde (en reformant a minima). Peter Van Nieuwenhuysen, reformant. Inv. nr. 969, f. 237-253. 17 oktober 1693. Derde instantie - Reformatie magistraat van Mechelen (appel meier en paalder van Mechelen). Moet Peter Van Nieuwenhuysen zijn ramen afsluiten om de geuroverlast - veroorzaakt door zijn kaashandel - voor zijn buur Jan Walschaerts te beperken?. Op 7 september 1690 bevelen de meier en paalder van Mechelen dat Peter Van Nieuwenhuysen het keldergat van zijn huis moet dichtmaken met glas en dat beide partijen het gewoonterecht van de stad Mechelen moeten volgen wat betreft de bovenvensters. Op 15 februari 1692 bevestigt de magistraat van Mechelen het vonnis van meier en paalder en compenseert de proceskosten over beide partijen. De Grote Raad hervormt het vonnis van de magistraat van Mechelen en verklaart de klacht van Jan Walschaerts in verband met de geuroverlast van zijn buur ongegrond. De Grote Raad compenseert de proceskosten over beide partijen, met uitzondering van de kosten van het rapport die ten laste van de geïntimeerde zijn.
- 19 Jonkheer Louis Van Colen en jonkheer Jan Hellincx, eisers. Jonkheer Ignace de Carena, heer van Burcht, verweerder. Inv. nr. 969, f.254-267. 24 oktober 1693. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van goederen en een rente te Kruibeke, in uitvoering van een willige condemnatie van 6 oktober 1683. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerder tot de proceskosten.
- 20 Jacques François Leemands, impetrant van oorlof van hove. Jonkheer Daniël Guyot c.s., gedaagden. Inv. nr. 969, f. 268-271. 14 november 1693. Eerste aanleg - debat. Verzoek tot oorlof van hove. De geëxtendeerde sententie heeft betrekking op het debat dat dit verzoek behandelt binnen het kader van een proces waarbij de gedaagden de goederen en renten van wijlen Thomas Courtois terugvorderen. De Grote Raad verklaart het verzoek tot oorlof van hove gegrond en veroordeelt de gedaagden tot de kosten van het debat.
280 trouvés, 1 jusqu'à 20 montré, page 1 de 14