Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- 141 De schepenen van de parochie Stekene, geïntimeerden. De bisschop van Doornik, de deken en het kapittel van Doornik en de abdij van Boudelo uit Gent, allen tiendheffers te Stekene, appellanten. Inv. nr. 972, f.97-106. 5 november 1711. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van de verplichting van de tiendheffers in de parochie Stekene om een nieuwe tiendklok te leveren en van het recht om daarvoor het materiaal van de oude, gebarsten klok te gebruiken. Op 27 juni 1710 verklaart de Raad van Vlaanderen dat de tiendheffers verplicht zijn om elk in verhouding tot hun tienden een bijdrage te leveren tot een nieuwe tiendklok en die te laten ophangen in de klokkentoren van Stekene. Hierbij mogen ze geen gebruik maken van het materiaal van de gebarsten klok. De Raad van Vlaanderen veroordeelt de tiendheffers tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en verklaart dat de appellanten hun aanbod van 8 februari 1710 moeten nakomen en, elk in verhouding tot hun aandeel in de tienden, moeten bijdragen tot de tiendklok. De geïntimeerden zijn echter verplicht om zelf het materiaal voor de klok te leveren. De Grote Raad veroordeelt de geïntimeerden tot de kosten van beide instanties.
- 142 Mattheus Verhuyck, eiser. Antoon Van Herdeghem, gedaagde. Inv. nr. 972, f.107-112. 4 juni 1712. Eerste aanleg. Betwisting van de uitvoering van een willige condemnatie van 28 juli 1711. Deze willige condemnatie gaat terug op een contract, afgesloten op 13 mei 1700, tussen de voorouder van Mattheus Verhuyck en de vorige eigenaar van het huis van Antoon Van Herdeghem. Het contract bepaalt dat de eiser een deel van de moerasgrond tussen beider huizen afstaat op voorwaarde dat de waterafvoer van zijn huis over deze grond mag blijven stromen. De gedaagde meent echter dat deze willige condemnatie geen waarde meer heeft omdat hij niet de erfgenaam is van de vorige eigenaar van zijn huis en omdat de eiser een bijkomende 'illegale' afwatering heeft gecreëerd die niet in het contract vermeld staat. De Grote Raad verklaart dat de willige condemnatie moet uitgevoerd worden en dat de gedaagde verplicht is om toe te staan dat de afwatering van zowel de kamer als de winkel van de eiser over de moerasgrond stroomt. De gedaagde wordt veroordeeld tot de proceskosten.
- 143 Franciscus Van Coppenolle, zoon en erfgenaam van Franciscus Van Coppenolle, geïntimeerde. Jonkheer Franciscus Joseph de Castro, hoogschepen van het Land van Waas, in naam van zijn vrouw, appellant. Inv. nr. 972, f.113-136. 15 september 1712. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van het testament van Franciscus van Coppenolle en meer bepaald van het advies dat beide partijen hebben ingewonnen van advocaten van de Raad van Vlaanderen over het fideicommis dat zou rusten op de goederen van Van Coppenolle in Vlaanderen. Volgens de advocaten is slechts één derde van de goederen in het Land van Waas en in Gent onderworpen aan het fideicommis. Hoewel beide partijen beloofd hadden zich aan het advies van advocaten te onderwerpen, zal Franciscus van Coppenolle het advies toch bestrijden. Op 12 maart 1704 vernietigt de Raad van Vlaanderen het advies van de advocaten. De Raad verklaart dat de erfenisregeling ongeldig is wat betreft de onroerende goederen in Vlaanderen en veroordeelt Franciscus Joseph de Castro tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en verklaart dat de overeenkomst na advies van advocaten van 26 juni 1702 moet uitgevoerd worden. De Grote Raad veroordeelt de geïntimeerde tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten van beide instanties.
- 144 Pierre Van Goethem, griffier van de heerlijkheid Moerzeke. Hiacinthe Flora de Fayol, weduwe van Philippe Van Bouvekercke, voormalig heer van Moerzeke. Inv. nr. 972, f.137-140. 10 maart 1713. Willige condemnatie. Willige condemnatie waarbij Pierre Van Goethem zich borg stelt voor Joseph de Bouvekercke. De Grote Raad bekrachtigt de willige condemnatie.
- 145 Jonkheer Jeroen François de Tsestich, heer van Genvilles. Jonkheer Engelbert de Tsestich, heer van Ophem. Inv. nr. 972, f.141-146. 11 mei 1713. Willige condemnatie. Willige condemnatie waarbij beide partijen zich laten veroordelen tot de uitvoering van een notariële akte. De Grote Raad bekrachtigt de willige condemnatie.
- 146 Laureys [de] Boeije, eiser. Adriaan Broeckaert en Marius Van Schoote als voogden van de minderjarige wezen van Jan Suy en Anne Broeckaert, verweerders. Inv. nr. 972, f.147-156. 3 juni 1713. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van goederen te Kieldrecht, in uitvoering van een ordonnantie van 8 augustus 1711 en van een veroordeling tot proceskosten van 6 november 1711. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop. Over de proceskosten wordt niets vermeld.
- 147 Jonkheer Charles Louis Vander Meeren, heer van Claissenairs als echtgenoot van N. Vereijcken, barones van Boulez, burggravin weduwe van Bruneau, eiser. Philippe Migrode [Megrode] de Liedermans , burggraaf van Bansthove, als echtgenoot van Charlotte Thérèse de Marievoorde, verweerder. Inv. nr. 972, f.157-164. 13 juni 1713. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van verschillende renten, in uitvoering van een vonnis van 9 januari 1712. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerder tot de proceskosten.
- 148 De schuldeisers van het sterfhuis van Philippe Guilliam Van Zuijlen, baron van Erpe, heer van Hoogmosscher en Mosscher-ambacht, eisers. Theodore Olimpe de Salmier, kanunnikes van Andenne, zowel voor zichzelf als voor haar minderjarige broer Charles Thomas de Salmier, baron van Hosdent , en Florence de Berbisson, allen erfgenamen van Philippe Guilliam van Zuijlen, verweerders. Inv. nr. 972, f.165-174. 26 augustus 1713. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van de heerlijkheden Hoogmosscher en Mosscher-ambacht [nabij Izegem], in uitvoering van een beschikking op rekest van 12 januari 1705. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt Charles Thomas de Salmier en Florence de Berbisson tot de proceskosten.
- 149 De schuldeisers van het sterfhuis van Philippe Guilliam Van Zuijlen, baron van Erpe, heer van Hoogmosscher en Mosscher-ambacht, eisers. Theodore Olimpe de Salmier, kanunnikes van Andenne, zowel voor zichzelf als voor haar minderjarige broer Charles Thomas de Salmier, baron van Hosdent, en Florence de Berbisson, allen erfgenamen van Philippe Guilliam van Zuijlen, verweerders. Inv. nr. 972, f.175-182. 26 augustus 1713. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van goederen te Ronse, Elzele en Vloesberg, in uitvoering van de beschikking op rekest van 12 januari 1705. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt Charles Thomas de Salmier en Florence de Berbisson tot de proceskosten.
- 150 De armenmeesters van Oosteeklo, appellanten. De armenmeesters van Lembeke, geïntimeerden. Inv. nr. 972, f.183-192. 14 november 1713. Derde instantie - Beroep uit Vlaanderen (Commissaris Raad van Vlaanderen; Raad van Vlaanderen). Zijn de armenmeesters van Oosteeklo dan wel de armenmeesters van Lembeke verantwoordelijk voor het onderhoud van een minderjarige wees? De wees woont momenteel in Oosteeklo, maar de armenmeesters menen dat hij onder de wereldlijke jurisdictie van Lembeke valt. De commissaris van de Raad van Vlaanderen verklaart op 27 juni 1710 dat de armenmeesters van Lembeke verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de minderjarige wees. De commissaris beveelt echter ook de armenmeesters van Oosteeklo om het deel van de aalmoezen en van de broden, uitgedeeld op begrafenissen, waarvan zij oordelen dat ze afkomstig zijn van parochianen uit Lembeke, aan deze parochie af te staan. De proceskosten worden gecompenseerd. Op 24 oktober 1711 verklaart de Raad van Vlaanderen bij nieuw vonnis dat de armenmeesters van Oosteeklo moeten instaan voor het onderhoud van de minderjarige wees; ze worden eveneens veroordeeld tot de proceskosten. Ze krijgen evenwel het "recht" om te procederen tegen de baljuw en wethouders van Lembeke indien zij menen dat deze laatsten hun plicht niet hebben gedaan zoals voorgeschreven in de plakkaten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en wijst het onderhoud van de minderjarige wees toe aan de geïntimeerden. De Grote Raad veroordeelt hen tot het vergoeden van de schade geleden door de appellanten en tot het betalen van de proceskosten van de drie instanties.
- 151 Jonkheer Jan Waepenaert, c.s., eisers. Charles Thomas de Salmier, baron van Hosdent en Florence de Berbisson, erfgenamen van Philippe Guilliam Van Zuijlen, baron van Erpe, verweerders. Inv. nr. 972, f.193-226. 23 december 1713. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van de heerlijkheid Erpe, in uitvoering van een sententie van 8 juni 1709. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerders tot de proceskosten.
- 152 Johan Van Wissekercke, heer van Pellenberg, voor zijn minderjarige zoon Jacob Van Wissekercke. Jonkheer Philips Charles Van Eijnatten, heer van Schoonhove en zijn zusters. Inv. nr. 972, f.227-230. 29 januari 1714. Willige condemnatie. Willige condemnatie waarbij Philips Charles van Eijnattten zich laat veroordelen tot de uitvoering van een notariële akte. De Grote Raad bekrachtigt de willige condemnatie.
- 153 De burgemeesters en schepenen van Brugge, tussenkomend voor Pieter Jan Emmery en Joos de Grouwe, pachters van de bieraccijns en poorters van Brugge, appellanten. De provoosten en gezworenen van de thesaurie van Brugge, tussenkomend voor hun suppoost François de Waele, geïntimeerden. Inv. nr. 972, f.231-242. 24 maart 1714. Beroep uit Vlaanderen. Kunnen Pieter Jan Emmery en Joos de Grouwe als pachters van de bieraccijns te Brugge en als poorters van de stad rechtstreeks gedagvaard worden voor de Raad van Vlaanderen of is de schepenbank van Brugge in eerste aanleg voor hen bevoegd?. De Raad van Vlaanderen wijst op 19 november 1711 het verzoek tot renvooi van Emmery en de Grouwe af en beveelt hen verder te procederen voor de Raad. De burgemeesters en schepenen van Brugge evenals Emmery en de Grouwe worden veroordeeld tot de proceskosten. De Grote Raad bevestigt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en veroordeelt de appellanten tot de boete van frivool appel, tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten.
- 154 Cornelis Provost, pastoor, en de burgemeester en schepenen van Egem, geïntimeerden. Marie Françoise de Boodt, vrouw van Lissewege, weduwe van jonkheer Antoine Voet, wereldlijke tiendheffer te Egem, appellante. Inv. nr. 972, f.243-251. 18 augustus 1714. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van de verplichting van Marie Françoise de Boodt om als wereldlijke tiendheffer bij te dragen tot het onderhoud van de pastoor en de koster en tot het herstel van de kerk van Egem, bij gebrek aan voldoende inkomsten uit de geestelijke tienden. Op 5 oktober 1709 besluit de Raad van Vlaanderen bij tussenvonnis dat de partijen moeten verschijnen voor commissaris om verduidelijking te geven over een aantal punten. In de instructie voor commissaris wordt bepaald dat, indien er niet meer geestelijke tienden zijn dan degene door de pastoor eerder vermeld, de wereldlijke tiendheffer een bijdrage moet leveren aan de parochie van Egem. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en verklaart dat de wereldlijke tiendheffer niet verplicht kan worden om een bijdrage te leveren tot het onderhoud van pastoor en koster of tot het herstel van de kerk. De Grote Raad veroordeelt de geïntimeerden tot de proceskosten van beide instanties.
- 155 De hertog van Sagan, prins van Lobkowitz, ridder van het Gulden Vlies, Jan François de Biseau de Leusdal, priester, en jonkheer Charles Lambert de Biseau de Leusdal, advocaat bij de Raad van Brabant, eisers. Jan François, prins van Nassau, ridder van het Gulden Vlies en gouverneur van Gelderland, en Guillaume Hyacinthe van Nassau Siegen, verweerders. Inv. nr. 972, f.252-269. 6 oktober 1714. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van de heerlijkheden Kwaremont en Ruien, in uitvoering van een rekening gesloten voor commissaris van de Grote Raad van 6 mei 1709 en van een vonnis van 16 februari 1709. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt Guillaume Hyacinthe van Nassau Siegen tot de proceskosten.
- 156 Anna Catharine Van Bornem, eiser. Jonkheer Dominic de Draeck, verweerder. Inv. nr. 972, f.270-277. 10 februari 1716. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van een rente, in uitvoering van een rekening gemaakt voor een commissaris van de surintendantie van de militaire justitie van 17 mei 1715. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerder tot de proceskosten.
- 157 Joannes Van Homberghen, zijn vrouw Marie Vermeulen en haar broer Antonius Vermeulen, eisers. Mathias Leonard en zijn vrouw Marie Vanden Brouck, verweerders. Inv. nr. 972, f.278-287. 12 september 1716. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van twee huizen en bijhorende gronden te Mechelen, in uitvoering van een willige condemnatie van 5 juli 1715. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerders tot de proceskosten.
- 158 De karmelietessen van Brugge, eisers. De gevolmachtigde van de schuldeisers van wijlen Claude Richardot, prins van Steenhuize en Jacques Philippe de Fontaine, testamentuitvoerder van de prins van Steenhuize, verweerders. Inv. nr. 972, f.288- 299. 28 januari 1717. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van het leen en de heerlijkheid Nieuwgoed te Kerkhove, in uitvoering van een beslissing door commissaris ten verbale van 4 juni 1714. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop. De proceskosten zullen afgehouden worden van de verkoopsom.
- 159 Anne Sersanders, weduwe van jonkheer Ferdinand Dhane en grootmoeder van Angeline de Forbes, na haar dood hervat door jonkheer Jacques Bernard Coppieters, heer van Hollebeek, voogd van Angeline de Forbes, geïntimeerde. Marc Antoine de Preudhomme d'Hailly, burggraaf van Nieuwpoort, echtgenoot en voogd van Antoinette Alexandrine d'Oignies de Courieres, met hem gevoegd de hoogpointers en vrijschepenen van de kasselrij Kortrijk, appellanten. Inv. nr. 972, f.300-311. 29 januari 1718. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van het recht van Anne Sersanders om erkend te worden als nauwe verwante van Angeline de Forbes en op die manier het naastingrecht te verkrijgen op de heerlijkheid Hames in Kanegem. Op 8 februari 1714 verklaart de Raad van Vlaanderen dat Anne Sersanders het naastingrecht heeft op de heerlijkheid Hames en dat Preudhomme Dailly de geleden schade moet vergoeden, op voorwaarde dat Sersanders haar verantwoordelijkheid als nauwe verwante ter harte neemt. De Raad van Vlaanderen veroordeelt Preudhomme Dailly tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen zonder de voeging van de hoogpointers en vrijschepenen van de kasselrij Kortrijk in acht te nemen en verklaart dat Anne Sersanders geen naastingrecht heeft. De Grote Raad veroordeelt de geïntimeerde tot de boete van rekest civiel en tot twee derde van de proceskosten van beide instanties.
- 160 Jan Pieter Bosschaert, inwoner van Antwerpen, eiser. Cornelis de Wolf, inwoner van Dendermonde, zowel voor zichzelf als in functie van voogd van zijn kinderen, verweerder. Inv. nr. 972, f.312-321. 24 december 1718. Eerste aanleg. Sententie van decreet. Gedwongen gerechtelijke verkoop van twee huizen te Dendermonde, in uitvoering van een willige condemnatie van 18 augustus 1714. De Grote Raad bekrachtigt de gerechtelijke verkoop en veroordeelt de verweerder tot de proceskosten.
280 trouvés, 141 jusqu'à 160 montré, page 8 de 14