---------------------------
http://www.arch.be
Les dépots d'archives
Disponible en: nl | EAC-CPF XML
Type de producteur d'archives : Entreprise/Organisation
Rubriek : Enseignement, Écoles, Universités
Source : Latijnse Scholen
Période : 1575-1773
Datering: 12 maart 1575 (opening van het college in het Huis van Aken); 1578 (verbanning van de jezuïeten uit Antwerpen); 27 september 1585 (heropening van het college); 1593 (oprichting van het convict); 1607 (verhuis van het college naar het Hof van Liere); 1611 (toevoeging 6de klas); 1630 (verhuis van het convict naar het Hof van Liere); 1651 (verhuis van het convict naar het Hotel van Strae-len); 20 september 1773 (sluiting van het college en het convict).
Studentenaantallen: 300 (1575); 300 (1591); 425 (1600); 600 (1613); 520 (1626); 550 (1635); 649 (1649); 527 (1663); 558 (1675); 392 (1694-1695); 274 (1706-1707); 302 (1715-1716); 275 (1729-1730); 274 (1739-1740); 190 (1749-1750); 214 (1759-1760); 240 (1769-1770); gegevens uit: M. MOEHLIG. Het jezuïetencollege te Antwerpen (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Leuven, 1988, p. XLI-XLVI. Deze scholierenaantallen wijken soms af van de cijfers in de Catalogi functionum, aangezien het aantal doorheen het jaar kon fluctueren. Sommige studenten schreven zich namelijk in aan het begin van het schooljaar (oktober), anderen met Pasen.
Historische notitie
Voor de 16de-eeuwse voorgeschiedenis, zie de notitie Augustijnencollege Antwerpen.
Sinds 1562 verbleven enkele Spaanse en Portugese jezuïeten te Antwerpen, waar ze actief waren als biechtvaders en predikanten van de Spaanse, Portugese en Italiaanse kooplieden en soldaten. Op verzoek van de generaal van de jezuïeten, Jacobus Laynez, begonnen vanaf 1564 onderhandelingen over de oprichting van een college. Het voorstel stuitte echter op verzet van landvoogd Alva. Diens opvolger Requesens was wel een overtuigd voorstander van de jezuïeten. In 1574 zagen de paters de kans om het Huis van Aken te kopen, gelegen in een straat tussen de Korte Nieuwstraat en de latere Carolus Borromeuskerk. Nog in hetzelfde jaar werd een kerkje gebouwd. Op 12 maart 1575 opende het college en enkele maanden later telde het al 300 studenten. De benaming 'Spaanse paters' werkte in het nadeel van de jezuïeten tijdens de Opstand, die kort daarna ook Antwerpen in zijn greep kreeg. In 1578 weigerden ze de eed af te leggen die hen dwong zich te keren tegen de Spaanse vorst. Daarop werden de jezuïeten, samen met de minderbroeders, uit de stad verdreven
Op 17 augustus 1585 heroverde Farnese Antwerpen en reeds op 27 september opende het college opnieuw zijn deuren. In 1593 was het gebouw al te klein geworden en moest men de klaslokalen onderbrengen in een huis aan de overkant van de straat. Door de blijvende groei was een verhuis van het college echter onvermijdelijk. Rector Scribani had zijn oog laten vallen op het leegstaande Hof van Liere in de Prinsstraat, ook wel het Engels huis genoemd. Hij stelde aan de magistraat van Antwerpen voor het bestaande, afzonderlijke collegegebouw te ruilen voor dit huis. Bovendien beloofde hij regelmatige cursussen moraaltheologie en wiskunde in te richten. De magistraat weigerde aanvankelijk, maar onder invloed van burgemeester Hendrik Van Etten, die de jezuïeten gunstig gezind was, werd de ruil op 14 april 1607 toch aanvaard. Het eigenlijke Huis van Aken was niet in de ruil betrokken en zou in 1616 het statuut van professenhuis verwerven. Het nieuwe onderkomen diende aangepast te worden aan de behoeften van een college. Daarnaast bracht de verhuis extra onkosten met zich. Dankzij de giften van enkele weldoeners en de schenking van 53.000 gulden door de aartshertogen kon het schooljaar 1607-1608 in het Hof van Liere gestart worden
In 1610 werd het collegegebouw reeds uitgebreid door de aankoop van drie huizen, die in 1612 voor het onderwijs werden ingericht. In datzelfde jaar werd een westelijke vleugel met een gaanderij bijgebouwd, bekostigd met het vaderlijk erfdeel van pater Fredericus De Tassis, de latere rector. In 1613 volgde een uitbreiding aan de noordzijde door een ruil van gronden. In 1616 werden de bijgebouwen van het college verruimd met een bakkerij en een brouwerij. Eerder al waren een schoenmakerij, een kleermakerij en een ruimte voor tuinbenodigdheden geïnstalleerd, zodat het college in zijn eigen behoeften kon voorzien. Tot 1614 bezat het college een buitengoed in Berchem. Wegens de betere ligging werd toen het Hof Vennenborch in Deurne aangekocht. In 1678 verwierf het college een tweede buitengoed, het domein Venkelschot te Wilrijk
De bouw van een eigen kerk in 1608 stuitte op verzet van het O.-L.-Vrouwkapittel. De werken werden stilgelegd en een collegezaal werd noodgedwongen omgevormd tot kapel. Omdat deze te klein was om alle studenten te herbergen, werd bij belangrijke gelegenheden de kerk van het professenhuis gebruikt. In 1619 kon de provinciaal met het kapittel een overeenkomst afsluiten die de jezuïeten het recht gaf om voor elke residentie te Antwerpen een kerk te bouwen. De financiële situatie, erg verslechterd door de bouw van de kerk van het professenhuis, liet evenwel niet toe dat het college een eigen kerk zou krijgen. Toen de moeder van de paters Losson in 1657 60.000 gulden voor de bouw van een kerk schonk, was ook dit probleem van de baan. Ditmaal verzetten de minderbroeders, de stadspastoors en de kerkmeesters van Sint-Jacob zich heftig tegen het plan. In 1669 werd besloten het legaat aan te wenden voor de bouw van een kerk te Mechelen. Een schenking door de baron van Laarne in 1677 bracht de kwestie opnieuw ter sprake. De generaal en enkele Antwerpse paters meenden evenwel dat de financiële toestand een nieuw bouwproject niet toeliet
Op vraag van enkele families en op bevel van de magistraat was in 1593 in een afzonderlijk huis een internaat opgericht. Deze instelling, uniek in de Vlaamse provincie, stond onder het bestuur van een leek, die rechtstreeks verantwoording verschuldigd was aan de rector. Bij de verhuis van het college in 1607 bleef het pensionaat gevestigd in een particulier huis. In 1630 namen de paters zelf het bestuur in handen en verhuisde het convict naar de collegegebouwen in de Prinsstraat. Wegens plaatsgebrek leefden de internen er samen met de paters. Men overwoog het convict af te schaffen, maar in 1637 werd het ondergebracht in een huis naast het collegegebouw. In 1651 tenslotte werd het overgebracht naar het Hotel van Straelen op de Sint-Jacobsmarkt. Van 1638 tot 1645 bezat het convict een buitengoed in Burcht, het Craeyenhof. In 1648 werd het Bisschoppenhof bij Kiel verworven. Wegens de bloeiende O.-L.-Vrouwedevotie werd de plaats later Marienborgh genoemd. Het convict was aanvankelijk erg succesrijk: in 1635 en 1640 waren er respectievelijk 140 en 150 studenten. Vanaf 1660 nam dit aantal af en in 1761 waren er maar 30 internen meer. Een korte heropleving zorgde ervoor dat in 1772 nog 70 studenten het convict bewoonden. De studenten betaalden een jaarlijks kostgeld van 150 tot 240 gulden en waren niet alleen afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, maar ook uit de Verenigde Provinciën, Frankrijk, het Duitse Rijk, Spanje, Engeland en zelfs uit Griekenland
Het Antwerpse college was het op één na grootste in de Nederduitse jezuïetenprovincie. Bij de start werden 300 studenten ingeschreven en op het hoogtepunt van zijn bestaan, in 1648, telde het college niet minder dan 680 studenten. De buitenlanders maakten in normale tijden 10 tot 20 % van de populatie uit. De Noord-Nederlanders vormden de grootste groep, gevolgd door Engelsen, Ieren, Spanjaarden, Fransen, Portugezen en Italianen. Het publiek was vermoedelijk afkomstig uit de gegoede of kleine burgerij. De edelen luisterden naar ronkende namen als de Brouckhoven, de Bergeyck en de Coloma. Onder de studenten die later magistraatsfuncties bekleedden, bevonden zich leden van de families Van Schorrel, Wellens, De Spenraey, De Wael, Van Halmale, Broëta, Knijff, Herry en Van Trier. Als bekende oud-studenten moeten we voorts de jezuïeten-wiskundigen André Tacquet en Joannes Carolus della Faille, de jezuïet-theoloog Michael Van Triest en de Gentse bisschop Govardus Gerardus van Eersel vermelden. Vanaf het einde van de 17de eeuw zou het aantal studenten, zoals elders in de provincie, gestaag afnemen: in 1761 telde het college nog 227 studenten
Deze waren aanvankelijk verdeeld over vijf klassen, maar in 1611 werd een zesde klas toegevoegd, de zogenaamde rudimenta. Het aantal leraars bleef beperkt tot zeven: zes klastitularissen en één vakleraar Grieks, die in alle klassen kwam. Verdienstelijke (vice-)rectoren waren onder meer Carolus Scribani (1598-1607), Jacobus Tirinus (1611-1613) en Fredericus De Tassis (1613-1620). De reeds vermelde Scribani (1593-1598), de bollandist Heribert Rosweyde (1602-1604), Maximilianus Van Habbeke (1609-1611), Jacobus Tirinius (1611-1612), Fredericus De Tassis (1612-1613), de neo-Latijnse dichter Jacobus Wallius (1629-1630) en Nicasius Bonaert (1631-1632) waren studieprefecten in het college geweest. Bekende leraars waren Jacobus Libens, Philippus De Zwevezeele, Joannes Bollandus, Herman Hugo, Philippus Nutius, Michael De la Fuente en Aegidius Estrix. De dichter Sidronius De Hossche had in 1631-1632 de leiding over het convict
.
In 1773 werd de jezuïetenorde afgeschaft. Op 20 september verzegelden koninklijke commissarissen de collegegebouwen. In 1775 werden de lokalen in het Hof van Liere gebruikt als toonzalen voor de inboedel van het professenhuis, het college en het convict van Antwerpen alsook van de colleges van Lier en Mechelen. De buitengoederen, het professenhuis en het convict werden openbaar verkocht. Het Hof van Liere bleef in handen van de regering, die er in 1777 een Koninklijk college inrichtte. In 1783 werd er eveneens de Keizerlijke en Koninklijke Militaire Academie in ondergebracht. Het gebouw deed in 1794 korte tijd dienst als militair hospitaal, voor het in beslag werd genomen door de Fransen. In 1810 werd het aan de stad overgedragen, hoewel het zijn hospitaalfunctie bleef behouden. Na de Eerste Wereldoorlog volgden enkele jaren van leegstand, tot in 1929 de jezuïeten het complex aankochten voor de vestiging van hun handelshogeschool, de latere UFSIA. Tegenwoordig is de stadscampus van de Universiteit Antwerpen er gevestigd.
Het archief van het Antwerpse jezuïetencollege wordt bewaard in RA Antwerpen, Jezuïetencollege Antwerpen, 209 nrs. (1562-1773) (toegang: H. CALLEWIER. Archief van het jezuïetencollege te Antwerpen. Brussel, 2007). Enkele stukken, vroeger bewaard op de UFSIA en het O.-L.-Vrouwecollege van Antwerpen, worden nu bewaard in het AVJ te Heverlee: nrs. 11A en 14A-C (1608-1773) (toegang: Inventaris in typoscript ter plaatse). Deze archivalia hebben voornamelijk betrekking op de sodaliteiten en het onderwijs. Slechts enkele stukken uit het archief van het convict bleven bewaard: RA Antwerpen, Jezuïetenconvict Antwerpen (toegang: H. CALLEWIER. Archief van het jezuïetenconvict te Antwerpen. Brussel, 2007). Het Fonds Père Alfred Poncelet, bewaard in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel, bevat enkele stukken van boekhoudkundige aard (1717-1719): doos 6, doc. 10, nr. 4 (toegang: inventaris in typoscript).
Archief over het Antwerpse college is in de eerste plaats te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 10, 174, 987, 998-999, 1113, 1124, 1126, 1443 en 1916-1991 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen, (1388) 1564-1773. Brussel, 2006). De stukken zijn van uiteenlopende aard en betreffen zowel apostolaat, onderwijs als goederenbeheer; SA Antwerpen, Kerken en kloosters, nrs. K 588-591, herbergt een beperkt aantal stukken van uiteenlopende aard (toegang: G. ASAERT. Antwerpen, Stadsarchief. Inventaris van kerkelijke en caritatieve instellingen. Antwerpen, 1961). Enkele sodaliteitsregisters en toneelprogrammas kan men terugvinden in de SB Antwerpen, Handschriftenverzameling, nrs. B. 10.468, 61.341 en 86.719 (toegang: A. DERMUL. Catalogue des manuscrits de la bibliothèque de la ville dAnvers (Catalogue général des manuscrits des Bibliothèques de Belgique, 5). Gembloers-Parijs, 1939).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Over de eerste stichting in 1575 zijn voor zover bekend geen originele documenten bewaard gebleven. Wel bevinden zich in RA Antwerpen, Jezuïetencollege Antwerpen, nr. 136, stukken over de installatie in het Hof van Liere in 1607 en de overeenkomst met de magistraat over het onderwijs. Nr. 8 bevat de scheidingsakte tussen het convict en het college in 1651 en het nr. 133 de toelating uit 1594 om een alleenstaand huis te gebruiken voor onderwijs. RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 1983, bevat ordonnanties van de generaal inzake de oprichting en het bestuur van het convict van 1595 tot 1645; nr. 1981 stukken betreffende de scheiding tussen het convict en het college in 1637 en 1651.
ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1183 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991) bevat een dossier over de heroprichting van het college en de relaties met de Geheime Raad (1587-1689).
2. Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
De Historia Societatis Jesu in civitate Antverpiensi (KB Brussel, Handschriften, nr. 2754) vertelt de geschiedenis van het college van 1562 tot 1578. Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 10 (1562-1695). In het AVJ te Heverlee, nr. 12/3 A vinden we een handschrift, getiteld: Initia et progressus s.j. Antverpiae.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken betreffende de opheffing van de jezuïetenorde te Antwerpen zijn uiteraard door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde zelf bijgehouden: ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nrs. 13 en 15 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991). Andere archivalia over de liquidatie van de goederen van het afgeschafte college zijn te vinden in ARA, Raad van Financiën, nrs. 7687-7688, 7690, 7779, 7788-7795, 7874-7876, 7913, 7915 en 7975 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938); ARA, Rekenkamer, nrs. 12.152-12.162; 12.178-12.184 en 12.196-12.209 (toegang: L. GACHARD. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions. Dl. 2. Brussel, 1845).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
Het Promptuarium pictorum, een verzameling tekeningen en plattegronden van jezuïetencolleges en kerken, in 1747 samengesteld door pater Petrus Dolmans, bevat enkele tekeningen en plannen van het college: nrs. 21, 49, 65 en 67 bis. Het wordt samen met een inventaris in typoscript bewaard in het AVJ te Heverlee.
In RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 1963 bevinden zich plattegronden uit 1677 voor de te bouwen kerk, met aangrenzende gebouwen. In een particuliere verzameling worden waterverftekeningen van het college en het convict bewaard: E. PUT en M. WYNANTS. De Jezuïeten in de Nederlanden en het prinsbisdom Luik (1542-1773). Brussel, 1991, p. 38. Een aquarel van Alexander Casteels gezicht op het interieur van de kapel van het jezuïetencollege te Antwerpen, 17de eeuw is in het bezit van het Museum Vleeshuis te Antwerpen.
Het prentenkabinet van de UA bevat o.a. een 18de-eeuws zicht op het binnenhof van het Hof van Liere: F. DORSSEMONT. 'Het kabinet van het Hof van Liere of Hoe de jezuïeten hun studenten Antwerpens roem wisten in te prenten'. Mededelingen. Vereniging oud-leerlingen Onze-Lieve-Vrouwecollege Antwerpen. Driemaandelijks tijdschrift, 1 (1998) p. 16-22.
Diverse plannen en plattegronden van het college en het professenhuis worden bewaard in de Bibliothèque Nationale te Parijs en in het archief van de Sociëteit in Rome: zie J. VALLERY-RADOT en E. LAMALLE, Le recueil de plans dédifices de la Compagnie de Jésus conservé à la Bibliothèque Nationale de Paris suivi de lInventaire du recueil de Quimper et de lInventaire des plans des archives romaines de la Compagnie (Bibliotheca instituti historici societatis jesu, 15). Rome, 1960, respectievelijk nrs. 931-945 en bijlage II, nrs. 244-250.
5.Schoolreglementen en 6. Leerplannen en leerboeken
Een reglement van het Antwerps college werd uitgegeven in D. PAPEBROCHIUS. Annales Antverpienses. Dl. 4, Antwerpen, 1847, p. 268-270 en overgenomen in M. MOEHLIG. Het jezuïetencollege te Antwerpen in de 17de en de 18de eeuw. Leuven, 1988, p. II-III.
Drie voorschriften uit 1630, 1638 en 1651 voor de ouders van de studenten van het convict werden opgenomen in C. DROESHOUT. Annales du collège dAnvers. Dl. 3, f° 422-423 en f° 537-539. Dl. 4, f° 217-218. Deze zijn ook te vinden in M. MOEHLIG. Het jezuïetencollege te Antwerpen in de 17de en de 18de eeuw. Leuven, 1988, p. IV-IX. Het originele voorschrift uit 1630 wordt bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 1984; afbeeldingen hiervan in M. MARINUS. 'De kampioenen van de contrareformatie'. Antwerpen en de jezuïeten 1562-2002. Antwerpen, 2002, p. 54 en E. PUT en M. WYNANTS. De jezuïeten in de Nederlanden en het prinsbisdom Luik (1542-1773). Brussel, 1991, p. 40. De overige reglementen bevinden zich in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 1987; in nr. 1983 ordonnanties van de generaal inzake het bestuur en de reglementering van het convict (1590-1645).
Naast de Ratio studiorum kan hier ook nog verwezen worden naar de specifieke regelgeving voor de colleges van de Nederduitse provincie. Het belangrijke reglement van 1625 en de herziening ervan uit 1647 werden gepubliceerd door Ch. VAN DE VORST. 'Instructions pédagogiques en 1625 et 1647 pour les collèges de la province Flandro-Belge'. Archivum Historicum Societatis Jesu, 19 (1950) p. 181-236. De archiefbescheiden in kwestie worden, samen met enkele andere normatieve bronnen met betrekking tot leerplan en onderwijs in het algemeen, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1760-1784.
7.Scholierenlijsten
Het Album Gymnasii s.j. Antverpiae (1694-1772) bevat systematische lijsten van studenten per klas, met vermelding van hun herkomst. Dit werd van het archief van de voormalige UFSIA overgebracht naar het AVJ te Heverlee. Voor de periode 1575-1640 stelde J. Delée aan de hand van verscheidene bronnen een beperkte lijst op van 520 studenten: 'Liste délèves du collège des pères jésuites à Anvers'. De Schakel, 22 (1967) p. 3-94. Zie ook: J. DELÉE. 'Un supplément dinformations pour les généalogistes'. De Schakel, 21 (1966) p. 2-8. P. Begheyn wees op de aanwezigheid van Noordnederlanse studenten in deze lijst in 'Noordnederlandse studenten aan het jezuïetencollege te Antwerpen 1575-1640'. Gens nostra, 41 (1986) p. 127-129 en 132.
8.Pensionaatsregisters
Het document Nomina convictorum, bewaard in het AVJ te Heverlee, nr. 12/3 B, bevat de namen van de scholieren van het convict te Antwerpen (1670-1674). Twee pensionaatsregisters met de uitgaven per leerling (1631-1636) vindt men in RA Antwerpen, Jezuïetenconvict Antwerpen, nrs. 3 en 4.
10.Schoolschriften
Gezien de archiefgeschiedenis zijn de notities en literaire oefeningen, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 1774, mogelijk afkomstig van het college van Antwerpen. Een handschrift met gedichten van studenten uit de poësis van 1679 wordt bewaard in het AVJ te Heverlee (ruil met augustijnenbibliotheek Gent in 1998): nr. A 11/14C. Ook in de Stadsbibliotheek van Kortrijk worden cursusnota's uit 1720-1721 bewaard (cod. 509).
In de British Library in Londen wordt een herdenkingsboek bewaard van de intrede van Josephus de Francken-Siertorff, bisschop van Antwerpen. Het eerste deel hiervan bestaat uit gedichten van scholieren. De gedichten werden nadien in de lessen gebruikt ter herhaling van de leerstof. Zie hierover: A. SIMONI. 'Laurels for the Bishop: a school celebration in words and images, Antwerp, 1711'. Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1985, p. 289-308.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
De lijsten van de bezetting van het college zijn te vinden in de catalogi personarum in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55 en Jezuïetencollege Antwerpen, nr. 1: Catalogus personarum (1615-1770) en in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel: personarum catalogi et similia, vol. 9-19 (1693-1720) en Fonds Père Alfred Poncelet, doos 6, doc. 8, nr. 1 (1612-1669). De ontbrekende 18de-eeuwse catalogi zijn gedrukt. Exemplaren bevinden zich o.a. in de bibliotheken van de jezuïeten te Heverlee, van het Ruusbroecgenootschap (UA), van het ARA, in het fonds Goethals-Vercruysse van de SB Kortrijk en in de KB. Meer gedetailleerd is het unieke collegealbum: AVJ Heverlee, nr. A 11/10, Album Gymnasii s.j. Antverpiae (1694-1772). Aan de hand van dit register, aangevuld met gegevens uit het onuitgegeven handschrift van C. DROESHOUT. Annales du collège dAnvers (1907), werd een overzicht van het lesgevend (1592-1773) en leidinggevend personeel (1575-1773) samengesteld in M. MOEHLIG. Het jezuïetencollege te Antwerpen in de 17de en de 18de eeuw. Leuven, 1988 , p. XXV-XXXVII.
12.Bibliotheekcatalogi
De catalogus van de geconfisceerde boeken werd met het oog op de verkoop uitgegeven: Catalogue de livres des bibliothèques de la Maison Professe, du Collège et du Couvent des ci-devant jésuites dAnvers, 2 dln. Leuven, 1779. Exemplaren worden bewaard in het SA Antwerpen, de SB Antwerpen en de bibliotheken van de UA, het ARA en het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen: J. MACHIELS. Van religieuze naar openbare bibliotheek. Brussel, 2000, p. 12-32. In ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 32A bevinden zich lijsten met boeken afkomstig van het oude Antwerpse jezuïetencollege.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Diverse theaterprogrammas bleven bewaard. Zie: L. VAN DEN BOOGERD. Het jezuïetendrama in de Nederlanden. Groningen, 1961, p. 232-234 ; C. SOMMERVOGEL. Bibliothèque de la Compagnie de Jésus. Dl. 1. Brussel-Heverlee, 1960, p. 446-467; J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98; G. PROOT. 'Toneelprogrammas in het jezuïetenhuis te Heverlee'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 68 (1997) p. 313-355; G. PROOT. 'Contribution au théâtre des jésuites flamands. Les pièces perdues, les titres retrouvés'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 69 (1998) p. 111-171.
Voor een geactualiseerd overzicht, zie G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica (in voorbereiding), An 1 - An 229.
De indrukwekkende plechtigheden naar aanleiding van de canonisatie van de H. Ignatius van Loyola en de H. Franciscus Xaverius werden behandeld in de bijdragen van F. KIECKENS. 'Fêtes célébrées à Anvers pour la canonisation de S. Ignace de Loyola et de S. François-Xavier'. Précis historiques, 23 (1874) p. 315-321 en 338-346 en K. PORTEMAN. 'Exotisme en spektakel. De Antwerpse jezuïetenfeesten van juli 1622'. J. VERBERCKMOES (red.). Vreemden vertoond. Opstellen over exotisme en spektakelcultuur in de Spaanse Nederlanden en de Nieuwe wereld. Leuven, 2002, p. 103-119. Het herdenkingsboek (zie nr. 10) uit 1711 bevat behalve gedichten, ook het programma van een toneelstuk dat opgevoerd werd bij de intrede van de nieuwe bisschop. Het programma van de cavalcade in 1749 bij de intrede van landvoogd Karel van Lorreinen bevindt zich in AVJ te Heverlee, nr. A 11/14 C.
15.Prospectussen
Het nr. 1984 in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, kan als een prospectus van het convict beschouwd worden (zie nr. 5).
18.Inspectieverslagen
Het visitatieverslag van Olivereus Manare en Leonardus Lessius (1603), bewaard in het centrale ordesarchief in Rome, werd uitgegeven in F. CLAEYS BOUUAERT. 'Une visite canonique des Maisons de la Compagnie de Jésus en Belgique (1603-1604)'. Bulletin de lInstitut historique belge de Rome, 7 (1927) p. 32-38.
Reeds vóór de studie van M. MOEHLIG. Het jezuïetencollege te Antwerpen in de 17de en de 18de eeuw (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Leuven, 1988 hadden verschillende auteurs zich gebogen over de geschiedenis van het Antwerpse college. L. BROUWERS. Het hof van Liere, van patriciërshuis tot universitaire instelling te Antwerpen, 1516-1975. Antwerpen, 1976, baseert zich net zoals Moehlig voornamelijk op het onuitgegeven handschrift van C. Droeshout. Deze kopieerde en vertaalde een groot aantal archiefstukken in zijn ongepubliceerde Annales du collège dAnvers uit 1907. Moehlig verwerkte daarenboven de gegevens uit het unieke Album Gymnasii (zie infra, nrs. 7 en 11). In haar verhandeling vindt men verwijzingen naar recente literatuur, net zoals in de recente en rijkelijk geïllustreerde bijdrage van M. MARINUS. 'De kampioenen van de contrareformatie'. Antwerpen en de jezuïeten 1562-2002. Antwerpen, 2002, p. 7-70. Over het patrimonium en de opheffing vindt men gegevens bij P. COPPIETERS. De opheffing van de jezuïetengemeenschap te Antwerpen (1773) en de verkoop van haar bezittingen (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Leuven, 1984. Over de eerste decennia van het college zijn nog steeds relevante gegevens te vinden bij A. PONCELET. Histoire de la Compagnie de Jésus dans les anciens Pays-Bas: établissement de la Compagnie de Jésus en Belgique et ses développements jusquà la fin du règne dAlbert et dIsabelle. Dl.1. Brussel, p. 215-235 en 279-306. Een interessante aanvulling hierop biedt het recente artikel van J. DE LANDTSHEER. 'Historia Domus Antverpiensis. De jezuïeten te Antwerpen van vóór het prille begin tot het eerste kwart van de zeventiende eeuw'. De zeventiende eeuw, 14 (1998) p. 15-26. Omwille van Scribanis rectoraat in Antwerpen dient ook diens biografie hier vermeld te worden: L. BROUWERS. Carolus Scribani (1561-1629), Een groot man van de Contra-Reformatie in de Nederlanden. Antwerpen, 1961. Een uniek dagboek van de uitgaven van een leerling afkomstig uit Culemborg werd besproken in J. DE LOOS-HAAXMAN. 'Een vroeg 17de-eeuws aantekenboekje'. Bijdragen en Mededelingen Gelre, 62 (1965-1967) p. 227-246. Tot slot publiceerde F. Prims enkele korte bijdragen m.b.t. het college: 'De school voor wijsbegeerte in het Engelsch huis'. Antwerpiensia, 5 (1931) p. 153-162; 'Op de speelplein der Prinsenstraat in 1640'. Antwerpiensia, 7 (1933) p. 251-256; 'De paters jezuïeten te Antwerpen in de XVIIde en XVIIIde eeuw'. Antwerpiensia, 23 (1952) p. 49-51.
URL fixe : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117819_DUT