---------------------------
http://www.arch.be
Les dépots d'archives
Disponible en: nl | EAC-CPF XML
Type de producteur d'archives : Entreprise/Organisation
Rubriek : Seigneuries (PR)
Source : Archievenoverzicht RA Gent
Période : 16de eeuw - 1795
De heerlijkheid Lilare was een vol leen dat rechtstreeks gehouden werd van het leenhof van het Land van Gavere. Het territorium ter grootte van drie bunders en vijftig roeden (ca. 3 ha 84 a), tijdens de 16de-17de eeuw om onbekende redenen tijdelijk verminderd tot negen dagwand en vijfendertig roeden (ca. 2 ha 87 a), strekte zich uit binnen datzelfde Land van Gavere, meerbepaald binnen de dorpen Gavere, Semmerzake en Vurste . Deze heerlijkheid bestond reeds tijdens het midden van de 16de eeuw en kende een bestaan tot het einde van het ancien régime, wat ook weerspiegeld wordt in dit archiefbestand. Vroegere sporen konden niet worden teruggevonden.
Dit Lilare mag zeker niet verward worden met de meer uitgebreide heerlijkheid Lilare te Sint-Maria-Oudenhove, Michelbeke, Rozebeke, Sint-Goriks-Oudenhove, Erwetegem en Everbeek, gehouden van het leenhof van het Land van Zottegem . Ook het bestaan van de heerlijkheid Latem en Lilare, met zijn 18de-eeuwse territorium te Heldergem in het Land van Rotselaar, kan eventueel vergissingen creëren .
Uit een overzicht van de door ons gekende heren van Lilare, blijkt dat diverse families doorheen het ancien régime deze heerlijkheid in handen hebben gehad . De oudst gekende heer, Gillis Rabaut, verkocht Lilare anno 1568 aan een zekere Laureijns Vander Guchte. Na het overlijden van Laureijns werd de heerlijkheid in ca. 1613 doorgegeven aan zijn beide dochters, respectievelijk Marie (gehuwd met Lieven Van De Foreeste, baljuw van het leenhof van Sint-Pieters te Gent) en Jehanne (gehuwd met Jan Braem).
Klaarblijkelijk heeft Jehanne niet alleen haar zus overleefd of uitgekocht, maar zorgde zij ook voor een vrouwelijke erfgename, met name Maria Braem. Zij erfde anno 1636 de heerlijkheid, hoewel alle praktische modaliteiten in handen waren van haar geleerde echtgenoot Pieter Baselius, doctor in de medicijnen. Na zijn overlijden stelde ze een zekere Jan Clemmen als haar plaatsvervanger aan.
Ook daarna bleef Lilare binnen de familie: zoon Geert Charles Baselius nam in 1676 als wettige erfgenaam officieel de taak van heer op zich. Vanaf 1718, vermoedelijk eveneens door zijn overlijden, kwam de heerlijkheid zijn broer Marcus Anthone Baselius toe, advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Hoogstwaarschijnlijk ging Lilare vervolgens geruisloos over naar zijn gelijknamige zoon, Marcus Anthone jr.
Een volgende stap in de erfopvolging is in het duister gehuld. In 1753 was de heerlijkheid immers reeds in handen van een zekere Isabelle Baselius. In de stamboom van de familie Baselius-De Brune, opgesteld door Guillaume De Wailly , vinden we haar terug: Isabelle Petronille Baselius, dochter van Marc Anthone en van Jossine Thérèse Van Overwaele, huwde op 6 september 1705 met Charles Antoine De Brune. Zij overleed op 30 april 1757, waarna Lilare in handen kwam van hun oudste dochter, Catherine Caroline De Brune. Haar sterfdatum is evenwel onbekend. Anno 1774 is zij in elk geval de laatste persoon die wij als heer van deze heerlijkheid in de stukken aantreffen.
Deze bescheiden heerlijkheid bracht de bovengenoemde personen op zich weinig op. De heerlijke rechten waren immers zeer beperkt, zodat we kunnen spreken van een typische grondheerlijkheid: de heer had enkel het recht op grondjustitie, of dus lagere rechtspraak . Voor die rechtspraak kon hij rekenen op zijn leenhof. Er wordt nergens expliciet melding gemaakt van het mogelijke bestaan of het ontbreken van een schepenbank of, wat gezien de kleinschaligheid van de heerlijkheid logischer zou zijn, een laathof.
Op het zuiver financiële vlak kan enkel gewag worden gemaakt van rechten bij leenverhef en van het recht op wandelkoop. Ten allen tijden kende het leen van Lilare zeven volle achterlenen, te situeren binnen Gavere, Melsen, Semmerzake en Vurste. Bij verhef van elk leen had de heer recht op een som, het zogenaamde reliefgeld of verheffingsrecht, ten bedrage van tien ponden parisis. Dit werd altijd gecombineerd met twintig schellingen kamerlinggeld, een soort administratiekost. Sporadisch komen ook twee bijkomende achterlenen voor, die als halve achterlenen werden aangeduid: het verheffingsrecht werd in dergelijk geval gereduceerd tot vijf ponden, terwijl het kamerlinggeld gelijk bleef.
Bij verkoop of erfenis van een achterleen oefende de heer daarenboven het recht tot wandelkoop, respectievelijk sterfkoop uit, wat inhield dat hij bovenop het verheffingsrecht en het kamerlinggeld een tiende penning kon eisen van de koopsom of de waarde. De Lilaarse heer had op zijn beurt uiteraard gelijkaardige verplichtingen ten opzichte van de heer van Gavere, die zijn leenheer was.
Archief van het Heren van Lilare te Gavere. De grootste continuïteit in het bestaan van een heerlijkheid waren de instellingen die eraan verbonden waren. In het geval van Lilare, dat toch enkele wissels onder zijn heren telde, was dat ongetwijfeld het leenhof. Het is dan ook niet ondenkbaar dat dit kleine bestandje grotendeels een restant vormt van de documenten die door het leenhof systematisch werden bewaard. Getuige daarvan zijn onder meer de Romeinse getallen die zich her en der achteraan op de denombrementen van achterlenen bevinden, in combinatie met het feit dat de leenroerige stukken het grootste deel van deze inventaris in beslag nemen.De documenten die werden opgenomen in deze inventaris, maakten tot voor kort deel uit van het conglomeraatbestand Land van Gavere. De oorsprong van dit bestand bevindt zich in twee neerleggingen, respectievelijk uit 1837 en 1846 . Behalve twee plaatsingslijsten werd het wachten tot ca. 1900 voor een herinventarisatie, wat resulteerde in een eerder chaotische, Franstalige toegang tot het geheel. Deze kende vervolgens heel wat schrappingen en supplementen, en tenslotte werd hij ca. 1988 vertaald door Serge Renson, een versie die tot 2009 geldig was .De plaatsingslijsten vermelden reeds de toevoeging van een bundel fiefs relevant de la seigneurie de Lielaer dans le paijs de Gavre, afkomstig uit verzameling Varia 2. Oeuvres de lois en, opnieuw, dénombrements des fiefs relevant de la seigneurie de Lilaere dans Gavre kregen hun plaats in het geheel pas in de toegang uit 1900 en waren hoogstwaarschijnlijk eveneens afkomstig uit één of andere Varia-reeks van het Rijksarchief te Gent. Die verzamelingen waren in de 19de eeuw zeer omvangrijk en omvatten alle verspreide aanwinsten die men oorspronkelijk niet bij een groter geheel kon onderbrengen. In de loop der jaren vond een omgekeerde beweging plaats, zodat de stukken van Lilare in het Gaverse bestand terechtkwamen .
In de praktijk was het archief van het leenhof hoogstwaarschijnlijk in handen van één bepaalde zetelende leenman of een familie van leenmannen. Gezien de huidige aanwezigheid van stukken van de heer, is het plausibel dat de documenten van dat leenhof aan het einde van het ancien régime aan de familie van de heer zijn overhandigd. In ieder geval kunnen we concluderen dat het geheel via particuliere handen als aanwinst in de collectie van het Rijksarchief is terechtgekomen.
Gavere, in DE POTTER F. en BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Eerste reeks: Arrondissement Gent, Gent, 1864-1870. VAN TWEMBEKE J., Lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst, in Land van Aalst, 1962, XIV, p. 87-116, p. 132-163, p. 178-219, p. 258-270 en p. 289-307; 1963, XV, p. 18-40, p. 72-76, p. 108-124, p. 142-159, p. 189-199 en p. 224-234; 1964, XVI, p. 18-40, p. 79-85, p. 180-123, p. 132-160 en p. 184-200. VERFAILLIE J., Of Archives and Men. Identificatie van de archiefvormers in het conglomeraatbestand Land van Gavere (eind 15de eeuw ca. 1820), verhandeling Master na Master in de Archivistiek, VUB, 2006, 2 dln.
URL fixe : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_120242_DUT