---------------------------
http://www.arch.be
Les dépots d'archives
Disponible en: nl | EAC-CPF XML
Type de producteur d'archives : Entreprise/Organisation
Rubriek : Enseignement, Écoles, Universités
Source : Latijnse Scholen
Période : 1637-einde 18de eeuw
Datering: 1637 (aanstelling van eerste rector van de nieuwe Latijnse school); 1645 (overname door de kanunniken van Korsendonk); 1761 (overname door seculiere priesters tot 1797 of 1798).
Studentenaantallen: meer dan 150 (1645); tussen 50 en 60 (1685-1688); 54 à 55 (1692); ca. 100 (1767); 103 (1778); 127 (1779); 161 (1780); 179 (1781); 153 (1782); 134 (1783); 116 (1784); 90 (1785); 81 (1786); 179 (1787); 161 (1788); 80 (1795); gegevens uit ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B en literatuur (zie infra).
De oudste sporen van onderwijs te Turnhout gaan terug tot het einde van de 13de eeuw. Toen in 1398 Maria van Brabant een kapittel van 12 kanunniken stichtte aan de Sint-Pieterskerk van Turnhout, werd ook de bestaande school in deze instelling opgenomen. De kapittelheren kregen de plicht jaarlijks een bekwame rector in de school aan te duiden. Regelmatig werden in deze school de eerste beginselen van Latijn onderwezen
Het was de stedelijke overheid die in het begin van de 17de eeuw het initiatief nam om een Latijnse school op te richten. De gemeente zag in deze oprichting een dubbel voordeel. Ze bood aan de kinderen van de inwoners de kans om in de eigen stad een voorbereiding te krijgen om studies aan de universiteit aan te vatten. Bovendien trok een Latijnse school scholieren aan van elders, wat een welkome bron van inkomsten voor de ingezetenen kon betekenen. In 1615 en 1630 startte de stad onderhandelingen met de augustijnen van respectievelijk Gent en Herentals. Personeelsgebrek bij de augustijnen en de oorlogsomstandigheden deden deze pogingen mislukken. De schepenen zetten hun inspanningen verder en trokken in 1637 Wouter van Stiphout aan. Die was reeds rector geweest in de Latijnse scholen van Diest en Oirschot. De school werd ondergebracht in de lokalen van de Duitse school die in 1610 door de stad waren gebouwd. De Duitse school verhuisde naar een lokaal onder de toren van de kerk.
Bij het overlijden van Wouter van Stiphout in 1645 was de rust in Brabant in die mate hersteld dat de omgeving van Turnhout veilig was voor de clerus. Er kon opnieuw aan worden gedacht om de school toe te vertrouwen aan een kloosterorde. De opdracht werd gegeven aan de Windesheimer kanunniken. Deze augustijnen hadden sinds 1395 een priorij binnen de Vrijheid van Turnhout, met name in Korsendonk. Het waren deze heren die tot 1761 het bestuur van de Latijnse school waarnamen. Tussen 1645 en 1648 werd tegenover het kasteel (in de huidige Begijnenstraat) een convict gebouwd als verblijf voor de kanunniken en 12 kostgangers
Financiële problemen deden de schepenen uitzien naar besparingen. Voor hun onderwijs ontvingen de kanunniken 700 gulden en vrije woonst voor de rector. In 1689 verlaagde de stad de toelage tot 400 gulden, waarvan alle leraars betaald moesten worden. Omdat het stadsbestuur dit bedrag nog een te zware last voor de stadskas vond, klopten zij in 1680 aan bij de minderbroeders. Deze hadden sinds 1651 een klooster in de stad, aanvankelijk aan de Graatakker, later in de Pottersstraat (nu Patersstraat). Hun leefregel verbood hun alle vaste inkomsten; ze leefden immers op de kosten van de inwoners van de stad en ze zouden dus gratis kunnen doceren. Dit kon voor de stadskas een besparing betekenen van 700 gulden. De vraag van de stad werd in 1682 door het definitorium van de minderbroeders te Gent verworpen. In juni 1690 droegen de schepenen het bestuur van de Latijnse school dan toch over aan de minderbroeders. Nadat de orde in 1688 zes broeders naar Hoogstraten gestuurd had om daar de Latijnse school over te nemen, konden zij moeilijk weigeren. Daarop spanden de heren van Korsendonk, het kapittel van Sint-Pieter en de rector een proces in bij de Raad van Brabant. De kapittelheren spoorden de rector aan te blijven doceren; de schepenen oefenden druk uit op de minderbroeders. Het schooljaar 1690-1691 startte dan ook met twee scholen. Voor de minderbroeders werd op het einde van de Lange Begijnenstaat een schuur verbouwd tot leslokaal. Volgens de schepenen volgde zeker één derde van de scholieren de lessen bij de minderbroeders. Het proces zou jaren aanslepen. Na een tussenvonnis staakten de minderbroeders reeds na enkele maanden hun onderwijs (11 juli tot 7 november 1690). Het duurde nog tot 1699 eer er van een werkelijke verzoening tussen de schepenen en het kapittel sprake was. De heren van Korsendonk zouden de Latijnse school blijven besturen tot 1761
Ondanks de goede resultaten van oud-scholieren werden de augustijner kanunniken in 1761 ontslagen en vervangen door wereldlijke heren. De schepenen wensten een volledig nieuwe school, desnoods met een beperkter lerarenkorps, maar geleid door priesters, gepromoveerd te Leuven, zoals in de Latijnse school te Geel reeds gebruikelijk was. Jacobus Bosch, oud-leerling én primus, werd naar Leuven gezonden om er een rector en een onderrector te zoeken. Een nieuw conflict tussen de schepenen en het kapittel bleef deze keer achterwege
In 1782 bekloeg de rector zich bij de Koninklijke Commissie der Studiën over de concurrentie van pastoor Steynen uit Lichtaart die Latijn doceerde aan ca. 25 kinderen. Twee gestrafte scholieren van de Turnhoutse school waren hun kosthuis ontvlucht en volgden de lessen in Lichtaart. Meestal werd er onderwijs verstrekt door drie of vier leraren. Enkel tussen 1711 en 1767 waren er af en toe slechts twee heren die les gaven Deze leraars werden door de stad betaald tot 1797 of 1798, waarna de Latijnse school verdween tot 1806
Er dient op gewezen dat de bloei van de Latijnse school van Turnhout en het grote aantal scholieren te danken waren aan de ligging dicht bij de grens, waardoor vele inwoners van de Verenigde Provincies de instelling bezochten. Van de zes primussen die de school leverde, kwamen er vier uit het Noorden.
De belangrijkste stukken bevinden zich in het Stadsarchief van Turnhout en in het archief van de Koninklijke Commissie voor de Studiën in het Algemeen Rijksarchief. Wat het SA Turnhout betreft, bestaan er twee onvolledige handschriftelijke inventarissen, waarvan één met een oude nummering. Momenteel is een herinventarisering in uitvoering. SA Turnhout, Latijnse school 1641-1690 en Latijnse school 1691-1761, nr. 9HI. Ceyssens verwijst naar een aantal oude nummers in het stadsarchief. In de bundels werden een aantal van deze stukken bij elkaar gebracht.
SA Turnhout, Sint Pieter (toegang : Inventaris ontbreekt). Verschillende bundels met als benaming varia bevatten stukken met betrekking tot de relatie tussen het kapittel en de Latijnse school.
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 31 bevat scholierenaantallen. Nr. 40 bevat correspondentie met de overheid i.v.m. programma en leerboeken, verlofregelingen, prijsuitdelingen, verdeling van de wedde onder de leraren, enz. Bevat ook gegevens over een Latijnse school in Lichtaart.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Ontwerpen van contracten met Wouter van Stiphout, de heren van Korsendonk en Jacobus Bosch: SA Turnhout, Latijnse school 1641-1690 en SA Turnhout, Latijnse school 1691-1761, nr. 9HI. De eerste twee zijn uitgegeven in L. CEYSSENS. Het onderwijs te Turnhout vóór 1830 (Geschiedkundige studiën, 1). Turnhout, 1934, p. 303-308.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
Er bestaat enkel een gravure van Lucas Vorsterman II Turnhout Celebre Taxandriae Municipium, waarop het convict kan herkend worden in: J. LE ROY DE BROUCHEM. Notitia marchionatus Sacri Romani Imperii. Hoc est urbis et agri Antwerpiensis oppidorum, dominarum, monasteriorum, castellorum que sub eo. Amsterdam, 1678.
6.Leerplannen en leerboeken Volgens H. de Kok geven enkele palmaressen inlichtingen. Zie verder nr. 9.
7.Scholierenlijsten
De palmaressen geven onvolledige lijsten van scholieren. Zie verder nr. 9.
9.Palmaressen
SA Turnhout, niet genummerde stukken. Palmaressen van 1784, 1787 en 1791. H. de Kok bespreekt de uitslagen in zijn artikel (ook van 1782). Het palmares van 1791 werd uitgegeven in H. DE KOK. 'Een palmares van de Turnhoutse Latijnse school uit 1791'. Vlaamse stam, 21 (1986) p. 134-136 en in G. LANDUYT. 'Noordbrabantse aanwezigheid in het voortgezet onderwijs te Turnhout'. Taxandria, 64 (1992) p. 183-198. In ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 28A bevindt zich het volgende stuk: Ordo Promotionis diversarum classium Gymnasii Turnholtani enunciatus die XVII augusti MCCLXXXII.
10.Schoolschriften
Een schoolschrift van Adrianus Oomen (student tussen 1772 en 1778) wordt bewaard in de collectie Bredas Museum, nr. B 655. Het bevat een aantal lofdichten op heiligen en een toneelstuk.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
L. CEYSSENS. Het onderwijs te Turnhout vóór 1830 (Geschiedkundige studiën, 1). Turnhout, 1934, p. 87-92.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Omstreeks 1681 werd de Actie van Terballus gespeeld. L. CEYSSENS. Het onderwijs te Turnhout vóór 1830 (Geschiedkundige studiën, 1). Turnhout, 1934, p. 66. Een programma van de publieke oefeningen van 1782 is te vinden in: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 28A. Rond 1775 werd Jozef in Egypte gespeeld (handgeschreven kopie in het schrift van Adrianus Oomen (Collectie Bredas Museum, nr. B 655)).
18.Inspectieverslagen
De landdeken van Hoogstraten visiteerde de Latijnse school. De visitatieverslagen worden bewaard in het BA Antwerpen. Voor de juiste verwijzingen, zie: M. CLOET, N. BOSTYN en K. DE VREESE. Repertorium van dekenale visitatieverslagen betreffende de Mechelse kerkprovincie (1559-1801). Leuven, 1989.
Het basiswerk over de geschiedenis van de Latijnse school van Turnhout is L. CEYSSENS. Het onderwijs te Turnhout vóór 1830 (Geschiedkundige studiën, 1). Turnhout, 1934. Achtereenvolgens komen p. 48-92 aan bod: de stichting, de inrichtende machten, programmas, prijsuitdelingen en toneel, personeel en hun bekwaamheid, bezoldiging, kosthuizen, schoolleven, plaats van huisvesting, enz. In bijlagen werden de lijsten van de (gekende) rectors en leraren opgenomen. In zijn werk maakt Ceyssens geen onderscheid tussen de Latijnse school van 1637-1798 en de nieuwe school ontstaan in 1806 waarbij ook de verhouding met het Latijns onderricht van De Nef in zijn privé-instelling aan bod komt. De paginas. 209-263 handelen over de spanningen tussen de schepenen, het kapittel en de priorij van Korsendonk over het benoemingsrecht, het beheer en de financiering van de Latijnse school (Het boek werd in fac-simile heruitgegeven L. CEYSSENS. Het onderwijs te Turnhout vóór 1830 (Studies Stadsarchief Turnhout, 5). Turnhout, 1992). Ceyssens publiceerde in Taxandria een voorbereidende studie waarin hij inging op aspecten die hij in zijn later werk niet aan bod liet komen: L. CEYSSENS. 'Aangaande het onderwijs in Turnhout'. Taxandria, Nieuwe Reeks, 5 (1933) p. 24-73. Ceyssens verdedigt in een eerste bijdrage (p. 24-45) de stelling dat er vóór 1637 geen Latijnse school bestond te Turnhout, hoewel er wel sporadisch Latijn onderwezen werd in de Duitse school. Een tweede bijdrage p. 46-63 is gewijd aan de eerste rector Wouter van Stiphout en de derde bijdrage p. 64-73 handelt over het convict van de heren van Korsendonk in Turnhout. Een korte inleiding wordt gegeven in G. LANDUYT. 'Het onderwijs te Turnhout in het Ancien Regime'. Turnhout, groei van een stad. Turnhout, 1983, p. 385-396 (vooral p. 391 392). Zie ten slotte ook H. DE KOK. 'Pieter De Nef en het Sint-Jozefcollege van Turnhout'. 1845-1995 150 jaar Sint-Jozefcollege Turnhout. Turnhout, 1996, p. 32-47 (vooral p. 32-35). Hetzelfde artikel: H. DE KOK. 'De Latijnse school en het Sint-Jozefcollege van Turnhout'. Jaarboek Provinciale commissie voor geschiedenis en volkskunde, Provinciebestuur Antwerpen, 8 (1995-1996) p. 43-54.
URL fixe : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117897_DUT