---------------------------
http://www.arch.be
Les dépots d'archives
Disponible en: nl | EAC-CPF XML
Type de producteur d'archives : Entreprise/Organisation
Rubriek : Enseignement, Écoles, Universités
Source : Latijnse Scholen
Période : 1616-1773
Datering: augustus 1616 (admissie door stadsbestuur); september 1773 (sluiting).
Studentenaantallen: 85(1634); 77(1638); 78(1640); 62(1645); 60(1648); 68(1655); 85(1656); 63(1657); 57(1663); 58(1672); 60(1675); 50(1723); 70(1740); 84(1743); 42(1746); 40(1754); 35(1764); gegevens uit: RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1656-1657 en 2747 en F. CHANTERIE. De Koninklijke Colleges voor Humaniora-onderwijs voor Jongens in de Oostenrijkse Nederlanden, 1773-1794 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Leuven, 1971, p. 184.
De eerste sporen van Latijns onderwijs in Oudenaarde zouden dateren uit de 14de eeuw. Aanvankelijk waren het de scholasters zelf die het onderricht van de choralen op zich namen; later werd hiervoor een externe leerkracht aangeworven. Het onderhoud van de schoolmeesters was echter een zware last voor de Sint-Walburgakerk. In 1602 werd dan ook een akkoord gesloten tussen het kerkbestuur en de stadsmagistraat waardoor het beheer van de school gemeenschappelijk werd. Over de verdere uitvoering van deze overeenkomst zijn weinig gegevens bekend.
Aan de grondslag van de stichting van het jezuïetencollege lag Petrus Langritius, pastoor van de Sint-Walburgaparochie. Wellicht wilde hij door de komst van de jezuïeten de zielzorg in zijn parochie op een hoger niveau tillen. De eerste verkenningen voor de vestiging van de missie gebeurden via tussenpersoon Gabrieli di Succa, rector van het jezuïetencollege te Kortrijk, die daarover een correspondentie voerde met Langritius en dit aankaartte bij zijn overste. Nadat deze positief reageerde, werd getracht de nodige fondsen samen te krijgen voor de stichting van het college. In de eerste plaats kon men rekenen op een aantal schenkingen zoals een jaarlijkse rente ter waarde van 100 gulden, geschonken door Balthazar Bauters, en het huis van Petrus Langritius zelf
Het stadsbestuur stond niet onverdeeld positief tegenover een eventuele vestiging van de jezuïeten. Bij een magistraatswissel in 1614 slaagde Di Succa erin enkele voorstanders van de Sociëteit naar voor te schuiven. In de loop van 1615 werden verscheidene paters Andreas Pevernage (rector van het college van Gent en later eerste overste van de residentie te Oudenaarde) en Rombaut van Paffenrode naar Oudenaarde afgevaardigd om de bevolking te winnen voor een jezuïetencollege. Datzelfde jaar zegde de magistraat de jezuïeten een jaarlijkse toelage van 1000 gulden toe. Zowel de Raad van Vlaanderen als de aartshertogen waren echter van mening dat de stad niet in staat was de beloofde subsidie te dragen
De jezuïeten lieten zich echter niet onbetuigd en bleven verder inpraten op de magistraat, die uiteindelijk op 25 augustus 1616 een nieuwe resolutie stemde, waarbij de jezuïeten werden toegelaten. Er zijn aanwijzingen dat ze op dat ogenblik reeds met onderwijs begonnen waren, maar erg duidelijk is dat niet. Op 24 januari 1617 kwam de lang verwachte toestemming van de vorst. Pas op 15 februari 1625 volgde het bericht uit Rome dat de vestiging zich officieel college mocht noemen. Franciscus Witspaen, die op dat moment overste was, werd bijgevolg de eerste rector
Op 25 augustus 1616 had de stadsmagistraat een jaarlijkse subsidie van 1000 gulden toegezegd. De opbrengst van de - later gerealiseerde - incorporatie van de plaatselijke leprozerie werd van die som in mindering gebracht. Reeds in juli 1615 kochten de jezuïeten hun eerste huis in Oudenaarde, gelegen in Tussenbruggen. Het werd op 14 februari geruild voor het huis De Appel. In 1618 konden ze drie woningen aankopen op een eilandje in de Schelde halfweg tussen Oudenaarde en Pamele. Tussen 1618 en 1631 voerden de jezuïeten een gerichte aankoop- en bouwpolitiek, waarbij ze het hele gebied tussen de Grachtschelde en het actuele Jezuïetenplein opkochten. In 1618 werden de klassen overgebracht naar de nieuw aangekochte huizen. In 1634 werd gestart met de bouw van een kerk en klaslokalen. In 1664 begonnen de paters aan de bouw van een indrukwekkende patersresidentie. Tussen 1699 en 1706 werd het schoolgebouw gerenoveerd, omdat een gedeelte van de oude gebouwen was ingestort. De kerk werd enkele jaren na de afschaffing van de orde in 1773 afgebroken. De rest van het complex werd later nog gebruikt als kazerne, de klaslokalen bleven tot de Tweede Wereldoorlog hun functie behouden en zijn nog steeds bewaard
Toen het college in 1665 met de nodige luister zijn 50-jarig bestaan vierde, was het op het hoogtepunt van zijn bloei. De personeelsomkadering van het college groeide van drie in 1617 tot 16 in 1666, waaronder drie professoren. Na het beleg van Oudenaarde in 1667 en de pest van het jaar nadien ging het bergaf. De stadsmagistraat was ten gevolge van de kosten van de militaire bezetting niet meer zo happig om de jaarlijkse subsidie uit te betalen. : in 1679 werd de personeelsomkadering verminderd tot negen, in 1682 tot zes. In de 18de eeuw zou dat aantal schommelen tussen acht en tien
De concurrentie nam ook toe in de 18de eeuw. Naast het college van Douai, dat altijd al concurrentieel was geweest, kwam er in 1712 een oratorianencollege in Ronse. Toch kende het scholierenaantal in 1743 nog een piek (84). Daarna ging het snel achteruit. In 1761 waren er amper nog 35 scholieren
Op 20 september 1773 werd het college gesloten. Tijdens de daaropvolgende weken werden de bezitingen geïnventariseerd. Pierre Le Maitre werd op 30 november van datzelfde jaar belast met het beheer van de goederen. Reeds in 1778 werd de kerk gesloopt; de klaslokalen en de residentie van de paters werden door het Koninklijk college in gebruik genomen
Een homogeen archiefbestand van het jezuïetencollege van Oudenaarde bestaat niet. Een groot aantal stukken afkomstig van de archiefvormer kan worden teruggevonden in het archief van de ontvanger die de goederen van de afgeschafte colleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde beheerde:
RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nrs. 247-304 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van de archieven van de jezuïetencolleges te Ieper, Kortrijk en Oudenaarde (1584-1773), en van ontvanger Le Maitre na de opheffing (1773-1787) met inbegrip van de archieven (1084-1698) van de geïncorporeerde abdij van Merkem, de priorij van Niepkerke en de lazarij van Oudenaarde. Brussel, 2004). Het betreft voornamelijk briefwisseling en andere documenten over het financieel beheer en het beheer van roerende en onroerende goederen.
Archiefmateriaal over het Oudenaardse jezuïetencollege is onder meer te vinden in:
RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 2723-2747 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen (1388) 1564-1773. Brussel, 2006). Het betreft materiaal dat door de Vlaamse jezuïetenprovincie werd gevormd over het college van Oudenaarde, zoals de jaarverslagen (litterae annuae) en de huisgeschiedenissen (historiae domus) (nr. 26, voor de periode 1616-1682), de catalogi functionum (nr. 2747) stukken betreffende de stichting (nrs. 2723-2727) en het financieel beheer van het college (nrs. 1253-1255, 1595-1605, 2728-2731), het goederenbeheer (2732-2746) en de briefwisseling van de procurator met het college (nrs. 775-792, voor de periode 1661-1770).
ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1183 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991) bevat een dossier over de relaties tussen de Oudenaardse jezuïeten en de centrale overheid (1617-1665).
Interessant materiaal wordt ook nog bewaard in: SA Oudenaarde, nr. 684/7, 1-36: stukken met betrekking tot de admissie van de jezuïeten en de relatie met het stadsbestuur.
Het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie (Brussel, Collège Saint-Michel) bewaart losse aantekeningen en litterae annuae.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
zijn vooral te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 2723-2724 (in hoofdzaak stukken met betrekking tot de incorporatie van de leprozerie) en SA Oudenaarde, nr. 684/7, 1-36.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) van het Oudenaardse college zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 26.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr 26 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991); ARA, Rekenkamer, nrs. 12.294-12.300 (toegang: L. GACHARD en A. PINCHART. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions, 5 dln. Brussel, 1837-1879) bevatten zeven afrekeningen van regeringscommissaris Pierre Le Maitre van het beheer en de verkoop van de goederen van het afgeschafte jezuïetencollege van Oudenaarde. ARA, Raad van Financiën, nrs. 7700, 7816-7818, 7884, 7919, 7986-7987 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938); RA Gent, Raad van Vlaanderen, nrs. 31.532-31.535 (toegang: J. BUNTINX. Inventaris van het Archief van de Raad van Vlaanderen. 9 dln. Brussel, 1964-1979): briefwisseling, lijsten en andere stukken betreffende het beheer en de verkoop van de goederen van het afgeschafte jezuïetencollege van Oudenaarde.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
A. SANDERUS. Flandria Illustrata sive provinciae ac comitatus hujus descriptio (
). Dl. 3. Brussel, 1735, f° 265 en 266. Het jezuïetencollege staat met c aangeduid. Een plattegrond van het college wordt bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 2723. De tekening van het voormalig jezuïetencollege (einde 18de eeuw) in SA Oudenaarde, Verzameling kaarten en plans, nr. 197 werd niet teruggevonden.
10.Schoolschriften
RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nr. 306-307: Latijnse themata (gedichten en opstellen) en enkele muziekteksten, o.a. van Guilielmus Petrus Decontzen of Delontzen, 17de eeuw en ca. 1700. Deze schoolwerken zijn afkomstig uit het college van Ieper, Oudenaarde of Kortrijk.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
kunnen worden samengesteld aan de hand van de catalogi personarum in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55.
Lijst van de rectoren bij R. VAN RECHEM. De Jezuïeten en hun college te Oudenaarde 1615-1773 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Leuven, 1994, bijlagen, p. 21-37.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Zes programma's uit de periode 1664-1699 worden bewaard in de SB te Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse; zie J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98, meer bepaald p. 34-35. Zie ook de vermeldingen bij A. DEWANDEL. Het Onze Lieve Vrouwcollege (1844-1944) en de latijnsche scholen te Oudenaarde. Oudenaarde, 1945, p; 21 en L. VAN DEN BOOGERD. Het jezuïetendrama in de Nederlanden. Groningen, 1961, p. 249.
Voor een geactualiseerd overzicht, zie G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica (in voorbereiding), O 1 - O 39.
Oudere lokale studies bevatten veel informatie, maar zijn niet altijd even nauwkeurig: E. VANDERSTRAETEN. Recherches sur les communautés religieuses et les institutions de bienfaisance établies à Audenarde, depuis le XIIe siècle jusqu'à la fin du XVIIIe. Oudenaarde, 1858; J. WALTERS. 'Het Middelbaar Onderwijs te Audenaerde sedert de afschaffing der Paters Jezuïeten tot aan het Fransch Bestuur'. Annales du Cercle archéologique et historique d'Audenaerde, 2 (1908) p. 39-61. A. DEWANDEL. Het Onze Lieve Vrouwcollege (1844-1944) en de latijnsche scholen te Oudenaarde. Oudenaarde, 1945, die ook aandacht besteedt aan de parochieschool uit de 14de-16de eeuw
De licentiaatsverhandeling van R. VAN RECHEM. De Jezuïeten en hun college te Oudenaarde 1615-1773. Leuven, 1994 bleef onuitgegeven. Verder kan nog altijd verwezen worden naar A. PONCELET. Histoire de la Compagnie de Jésus dans les anciens Pays-Bas: établissement de la Compagnie de Jésus en Belgique et ses développements jusquà la fin du règne dAlbert et dIsabelle, 2 dln. Brussel, 1927-1928
Het hoofdstuk over de Latijnse school in R. CASTELAIN. Kinderen en hun opvoeding in de kasselrij Oudenaarde tijdens het Ancien Régime (1500-1800). Oudenaarde, 1979, p. 140-150 steunt vooral op de oudere literatuur
URL fixe : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117881_DUT