(Vonnis door burgemeester en schepenen van Blankenberghe uitgesproken, in het geding tusschen Andries Casier, eischer, tegen Jan van Cullenbrouck, verweerder. De eischer had den verweerder doen dachvaarden, ten einde dezen te zien veroordeelen tot betaling van 3 ponden grooten, over koop van een grauw ruin peerd. Jan van Cullenbrouck had de uitbetaling van de koopsom aangeboden, mits aftrekking: 1° van tien schell., door hem op rekening betaald; 2° van 1 pond 4 schell., beloop van het recht, nog aan de commisen van Z. M. te Brugge, door hem betaald, uit reden dat het gezegd peerd niet was aangegeven volgens de plakkaten zulks aangaande. Burgemeester en schepenen, aangezien Andries Casier in gebrek gebleven is te voldoen aan het interlocutoire bevelende namelijk te bewijzen, dat hij vóór de verkooping van het peerd " al gedaan ende volkomen had daermede eenen eyghenare, volghens de Májesteyt lest gheemaneerde placcaet, belast ende verobligiert es ", verklaren hem in zijne oppositie niet ontvankelijk noch gefondeerd, en verwijzen hem in de kosten van het geding. Afschrift, get. door den griffier J. B. Vache; op perk. cohier in 40.)
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Rijksarchief te Brugge -
INV 85 -
3
Vorige (nr 2)
|
Volgende (nr 4)