(Geen specifieke vermelding van wie de rentmeesters waren.In het begin van de rekening werden er een aantal transcripties van brieven van Filips de Schone opgenomen: brief aan de leden van de Rekenkamer van Brabant met het bevel aan zijn luitenant-generaal, de graaf van Nassau, om de rekeningen aan een controle te onderwerpen (28 september 1503), patentbrieven aan de leden van de Rekenkamer van Brabant om gevolg te geven aan deze controle (28 september 1503), brief aan de Rekenkamer om hun kennis te geven dat de ontvangers van Brussel hun rekeningen nog niet voorgelegd hebben (13 november 1503), brief aan Gérard Vanden Dycke, procureur-generaal van Brabant, om de ontvangers van de stad te dwingen om de bevelen uit te voeren (14 november 1503), brief aan de leden van de Rekenkamer van Brabant met de eis om de ontvangers te horen (24 januari 1504), brief aan de procureur-generaal met het verwijt dat hij de ontvangen bevelen niet heeft uitgevoerd en dat de ontvangers nog steeds de rekeningen niet hebben voorgelegd, in geval van weigering worden de ontvangers gearresteerd en hun eigendommen verbeurd verklaard en de procureur- generaal riskeert om uit zijn functie ontslagen te worden (3 februari 1504) en brief aan de Raad van Brabant met de melding dat de ontvangers van Brussel nog één maand hebben om hun rekeningen aan de Rekenkamer te overhandigen (3 maart 1504).)
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
CCRK67 -
30943
Vorige (nr 30942)
|
Volgende (nr 30944)