Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw. Nadere toegang op het archief van de Rekenkamers, delen en banden, nr. 1102 en denombrementen van Vlaanderen, leenhof van Dendermonde tot 1473 /
1546 resultaten , klik op een van de tabs om het zoekresultaat te tonen.
BE-A0510_000800_006875_DUT
Identificatie van de toegang:
BE-A0510 /
I 548
Das Staatsarchiv in Belgien
2013
This finding aid is written in
Dutch.
Beschrijving van het archief
Identificatie van de toegang:
BE-A0510 / I 548
Naam archiefblok:
- Rekenkamer te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven.
- Chambres des comptes à Lille. Dénombrements et autres pièces féodales des cours féodales du comte de Flandre
Zeitraum:
1300-1795
Rechnungskammer (A4)
OMVANG GEïNVENTARISEERD
58.50
m
LAATSTE BESTANDDEELNUMMER
11142.00
Archiefbewaarplaats
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume
Archiefvormers
- Inventaris van het archief van de Rekenkamer, daarna Bureau de Finances, te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven, Kasteel van Kortrijk, 1399-1681 (I 554)
- Inventaris van het archief van de Rekenkamer, daarna "Bureau des Finances", te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven: Burg van Veurne, 1389-1745 (I 440)
Geschiedenis van archiefvormer en archief
Inhoud en structuur
Raadpleging en gebruik
Beschrijvingsbeheer
Bijlagen
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
- 3895 Joos de Parmentier man van Lysbetten Penneman, dochter van Daneel, doet verhef van haar leen van twee bunders waarvan zeven dagwand in Lebbeke en een half bunder in Opwijk gelegen zijn. Tot het leen behoort een manschap van een half bunder leen. Het leen is nog verdeeld onder vijf broers volgens de gebruiken van Dendermonde die de hogervermelde Lysbetten ten gevolge staan. Tot het hoofdleen behoort nog een jaarlijkse heerlijke rente van een hoen en drie deniers par. geldende een half bunder erfgrond. Het rapport werd gezegeld door Joos de Parmentier op 28 juni 1430.
- 3900 Jan de Baertmakere doet verhef van zijn leen van zes dagwand waarvan een bunder ligt op HET HULSTVELT en paalt aan Jan Marscalc met het BEECVELT en aan Cornelis Robaerde. Een dagwand van het leen ligt op het zelve HULSTVELT en paalt aan het bosje van Willem Philips. Nog een ander dagwand is de hofstede en ligt nabij het Hulststraatje. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 24 juni 1430.
- 3902 Jan Arends doet verhef van zijn leen gelegen op het HULSTVELT palende aan DULSTSTRAETKIN en aan de ELVER MEERE tussen het leen van Jan van den Bossche en Cornelis Robaerts. Van het hoofdleen wordt een half bunder en zestien roeden leen gehouden. De helft hiervan behoort aan Jan van den Bossche. De leenhouder zegelde het rapport op 27 juni 1430.
- 3903 Jan van den Bossche doet verhef van zijn leen gelegen op het HULSTVELT palende aan het DULSTRSTRAETKIN en aan de ELVER MEERE tussen het leen van Jan Arends en het goed van de begijnen van Dendermonde. Van dit hoofdleen wordt een half bunder en zestien roeden leen gehouden waarvan de helft aan Jan Arends toebehoort. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 27 juni 1430.
- 3905 Willem Phelips doet verhef van drie lenen. Het eerste leen is dertien en half dagwand bos, TOUDE LEEN genoemd en ligt tussen DER MERTSCHE HEIDE en het land van de kinderen van Praet. Van dit leen heeft de leenhouder anderhalf dagwand in de hand. Van het resterende deel houdt Heindric van den Bossche twee dagwand, Gillis van den Bossche vier dagwand. Lysbette de dochter van Jan Neckers vier dagwand en dezelfde nog eens twee dagwand die in vroeger tijden aan Jan zoon van Phelips van den Bossche toebehoorde. De andere twee lenen worden de VOMARIEN BOSCH genoemd elk ongeveer vijf dagwand groot gelegen aan de MERTSHEIDE palende aan Jan van der Elst bos genoemd DE HULSE en aan het erf van Bate Onghenaed. Een van deze twee lenen was eertijds in het bezit van Ghisel Phelips. Verder houdt Ector Vuten Zwane een dagwand leen gelegen op het MARS VELT. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 28 juni 1430.
- 3907 Daneel van den Crude doet verhef van zijn leen van een dagwand wezende een hofstede waarop de leenhouder woont. Dit leen ligt nabij DER VONDEREN.Tot het hoofdleen behoort nog een half dagwand leen zijnde de hofstede waar Gillis van der Vonderen woont. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 28 juni 1430.
- 3909 Gillis van Cousbrouc doet verhef van twee lenen gelegen op het MARSVELT. Het éne leen is een bunder groot palende aan het goed van Hector Vten Zwane en het andere is anderhalf dagwand groot palende aan het goed van Griele van Overmeere. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 29 juni 1430.
- 3910 Galand van der Meere doet verhef van zijn leen van een oud bunder liggende tussen het goed van jonker Willem van Montenaken en het goed van Jan Stickers. Het rapport werd gezegeld door Gillis van Cousbroec op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit. Het rapport is gedateerd op 29 juni 1430.
- 3911 Rubben van den Vonderen wettelijk bezet man over Beatrisse Pieters zijn moeder doet verhef van haar leen van een bunder groot gelegen achter het hof van Daneel van Rossem en naast het goed van Jan van Hofstae. Verder doet dezelfde leenhouder verhef van een ander leen van drie dagwand min zes roeden gelegen achter het goed genoemd TOVERNESTE.Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 30 juni 1430.
- 3912 Pieter de Keyser doet verhef van zijn leen van vijftien bunders gelegen in verscheidene percelen. Sommige van deze percelen liggen in Belle, en in Zwijveke. Op tien bunders heft de leenhouder het vierde vat in de schuur als het gedorsen is. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op de laatste dag van [.] in 1430.
- 3913 Jan de Marscalc als voogd en dingelijk man van jonkvrouw Kathelinen vuten Zwane, dochter van mer. Jan doet verhef van haar leen. Het leen is zes bunders groot en ligt in twee percelen te weten vier bunders en een dagwand op het BEECVELT Langs de hoofdweg en twee bunders in de BOCHELT aan de Heirstraat. De leenhouder zegelde het rapport in juni 1430.
- 3914 Jan van Rossem doet verhef van twee lenen gelegen in Lebbeke en in Belle. Het eerste leen is zeven bunder groot geheten DEN HOVE VAN ROSSEM. Hiervan houdt Jan [.] bunders en drie dagwand en de resterende landen houdt Joes van den Hecke te leen van de leenhouder te weten negen dagwand. Het tweede leen is een manschip wezende 48 bunder lands met een tiende en een vierde schoof gelegen in Lebbeke en in Denderbelle en in Opwijk waarvan de leenhouder niet houdt in de hand. Tot de tweeëndertig bunders leen behoren vierenveertig mannen die staan te wandelkoop en te sterfkoop. Zestien bunders gelden jaarlijks een penningrente van zestien schellingen elf deniers par. Het derdedeel van de manschepen behoren toe aan Pieter van Calkene en Gillis Vranck op zekere gronden die hij van de leenhouder in leen houdt gekocht van Mattheeus van Rossem broer van de leenhouder. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 1 juli 1430.
- 3918 Tram van den Berghe doet verhef van zijn leen van acht dagwand palende aan Joos Blaeuwer en aan Neels van der Biest. Het leen van twee en half dagwand ligt in Opwijk palende aan Jan Heillen. Tot dit leen behoort een manschap van een half bunder leen het welk Jan van den Anderenhove is houdende. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op de derde juli 1430.
- 3919 Cateline van Maerselaer doet verhef van haar leen genoemd TGOEDT TEN BOGAERDE zes bunders groot. Het leen paalt aan TGOEDT TEN DIJCKE en aan TGOEDT TER HULST en paalt nog aan de meers van Gillis Keiser. Van dit hoofdleen houden diverse personen negen dagwand erfland waarop de leenhoudster jaarlijks een half hoen erfelijke rente heft. De leenhoudster verezocht Giselbrecht de Lu haar neef het rapport te zegelen op 8 juli 1430.
- 3921 Pieter van der Ghuse doet verhef van zijn leen wezende een heerlijkheid waartoe een aantal laten behoren te weten 18 laten die tien bunders erfland zijn houdende. Hierop heeft de leenhouder een jaarlijkse erfelijke rente van veertig penningen par. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 25 juni 1430.
- 3923 Pieter de Keysere zoon van Henric als voogd over Heine Buse zoon van Jan doet verhef van een leen van een bunder winnende land gelegen in THULST VELT naast de voetweg naar Merchtem. Van dit hoofdleen houden zijn drie broers een derdedeel dat hem ten gevolge staat. Het rapport werd gezegeld door Pieter de Keysere op 26 juni 1430.
- 3924 Margriete van den Weerde vrouw van Michiels Bruymen doet verhef van haar leen van vier bunders groot genoemd TSONSBOSCH palende aan een ander bos genoemd DEN BIEST.Verder doet de leenhoudster verhef van een ander leen genoemd DEN HAMPOEL palende aan het goed van zijn moeder. Het rapport werd gezegeld door Machiel de Bruyme op 27 juni 1430.
- 3927 Joes Heymans zoon van Claus doet verhef van zijn leen genoemd TGOED TER MEERE waarvan twee bunders en half aan de heer van Dendermonde een jaarlijkse erfelijke rente van vijf schellingen groot schuldig zijn. Het leen is elf bunder groot en paalt aan de Heirstraat. Het rapport is gezegeld door Symoen van der Elst, neef van de leenhouder op 29 juni 1430.
- 3928 Gillis van den Breeden doet verhef van een leen van Lysbette van den Damme zijn vrouw zijnde een penningrente van zes schellingen par. in een vierde schoof van het graan gewassen op anderhalf dagwand in het vat. Tevens nog het graan van anderhalf dagwand helftwinning ook in het vat. Deze rente wordt geheven op erfgronden in diverse percelen gelegen in Lebbeke. Te weten : de penningrente wordt geheven op zes dagwand erfgrond waarvan Oede Blomms twee dagwand houdt. Robin de Brant houdt twee dagwand, Willem Blomme een half dagwand, Daneel de Vlamync een half dagwand, de erfgenaam van Janne van der Lueghene een dagwand. De grond van de vierde schoof : hiervan houdt Jan Zoetman de driedeel , het tweede deel houdt de erfgenaam van Claus Blommen. De grond van de helftwinninge houdt Jan Heellen geheel. Lysbette van den Damme heeft over al de percelen land de tiende penning. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Breeden op 30 juni 1430.
- 3929 Ghisel van der Hofstad doet verhef van zijn leen zijnde een jaarlijkse heerlijke rente van vijf schellingen vier deniers par. geheven op zestien bunder erfgrond in diverse percelen. Die gronden liggen nabij het goed van jonker Willem van Montenaken langs TE BREECMANS waart. Het rapport werd gezegeld door Jan den Bloc op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit, op 2 juli 1430.
- 3930 Daneel van den Crude doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijkheid van mannen die de leenhouder heeft van diverse percelen erfgronden die men van hem houdt dit alles gelegen in Lebbeke. Die gronden zijn gelegen in het veld genoemd: [.] namelijk : de begijnen van Dendermonde hun hof genoemd TEN HECKENE tien bunders groot waarvan Jan van der Elst als sterfelijk man is aangesteld. Margriete van Rossem houdt een half bunder. Gillis van der Vondelen houdt drie dagwand. Beele Rams, vrouw van Heinricx van der Elst houdt een half bunder en Ghiselbrecht van der Scelde een half bunder. Jan Paridaen houdt vijf dagwand en nog eens drie dagwand daarnaast gelegen. Gillis van der Vondele houdt nog eens drie dagwand bos en Jan van Rossem drie dagwand weide. De vrouw van Jan van der Elst houdt een bunder weide en de weduwe van Andries Neckere een bunder weide. Jan de Meyer houdt een dagwand land gelegen aan zijn hofstede en Cateline van Rossem houdt veertien dagwand lands haar hofstede inbegrepen. Verder heeft de leenhouder vanwege zijn hoofdleen twee deniers par. en een oude mijt erfelijke rente op drie dagwand land. Men moet weten dat Janne Paridaen, Catelijne van Rossem en Catelinen van der Muelen het gehele derde onder hun drie hebben het welke de leenhouder staat ten gevolge. Dit wil zeggen dat zij het gehele derde deel van alle kosten en lasten die de leenhouder of zijn erfgenamen kunnen of mogen pretenderen moeten betalen. Maer even verre dat nu eeneghe bate of proffite toecommende ende verstorven van mijnen voorseyden leene, danof zo behoort toe Janne Paridaen, Catelijne van Rossem en Catelinen van der Muelen trechte derde onder hem drien twelke zij voort van mij houden ten ghevolghe. Dats te wetene dat se betalen moeten trechte derde van allen costen en lasten die nu of mijnen hoirie commen mochte van desen voorseyden leene, beede van relieve ende anderssins. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op de 2 juli 1430.
- 3933 Daneel van Meekeghem als voogd en dingelijk man van Margriete van der Ondermeere zijn vrouw doet verhef van een leen van vijf bunders en een half dagwand en vijf roeden. Het leen ligt in diverse percelen in de buurt van van THOF TER ONDERMEERE. Tot het leen behoren tien laten die het volgende houden : de vierde schoof van vijf dagwand land en de twee schoven van de tiende het welk de moeder van Claeus Verlysbetten hield. De vierde schoof van een oud half bunder en de twee schoven van de tiende. De vierde schoof van een oud bunder en de twee schoven van de tiende. De helft behoort toe aan de kinderen van der Ondermeere en de andere helft aan Gillis van der Vondelen. Nog de vierde schoof van een half dagwand en de twee schoven van de tiende, dit houden de kinderen van der Ondermeere. Nog de vierde schoof van een half dagwand en de twee schoven van de tiende dat Jan Philips, zoon van Gillis houdt. Een dagwand en half helftwinninge en daarvan de derde schoof van de tiende dat Gillis Ory, zoon van Jan, houdt. Nog vijfentwintig roeden helftwinning en daarvan de derde schoof van de tiende dat Jan Rubbens houdt. Op drie dagwand land de twee schoven van de tiende en twee hoenen en vier deniers par. Op een bunder land twee hoenderen en een denier par. Nog vier deniers obool par. en de twee schoven van de tiende op een half dagwand. De hogervermelde laten staan te wandelkoop. Het rapport werd door de voogd gezegeld op 1 augustus 1430.
- 3934 Gillis van den Bossche zoon van Rogiers doet verhef van zijn leen van twaalf bunders met huizen, schuren en stallen genoemd TEN BOSSCHE. Tot dit leen behoort een achterleen van acht bunders groot waartoe vijf mannen behoren met hun leenverplichtingen. Nog behoort tot het leen vijf bunders erfgrond geldende een jaarlijkse heerlijke rente van vijf schellingen en drie penningen par. De leenhouder doet nog een tweede verhef van een leen van vijf dagwand gelegen op DE COUTER VAN LEBBEKE. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 31 augustus 1430.
- 3935 Willem van Montenaken heer van Grasen en van Wilderne doet verhef van vijf lenen namelijk : Eerst de meierie van Lebbeke waaraan zes mannen behoren die een leen houden van zes bunders en half en zestien roeden in diverse percelen gelegen. Van dit leen worden acht bunders erfgrond gehouden gelegen in Opwijk en zeven dagwand en een half gelegen in Lebbeke. Het ander leen wordt het GOED TEN CONKELE genoemd met een tiende genoemd DE CONKELTIENDE en andere goederen. Het derde leen is een cijns genoemd CHEINS VAN EREMBODEGHEM geldende jaarlijks [vijf of zes] pond par. Tot dit cijnsleen behoren twee mannen die elk een leen houden van beide tien dagwand. Het vierde leen wordt PLUMS MERSCH genoemd en is drie dagwand groot. Deze vier opgesomde lenen liggen in Lebbeke en het vijfde leen ligt in Sint-Gillis. Dit vijfde leen is een rente van vier zakken rogge Dendermondese maat, die de leenhouder heft op drie bunders leen toebehorende Janne den Knijf. Het leen betreffende de meierei van Lebbeke geldt een paardendienst door de leenhouder te volbrengen. Het rapport is door Joos van den Bossche, dienaar van de leenhouder, gezegeld omdat de leenhouder geen zegel bezit. Gedaan op 31 augustus 1430.
- 3937 Gillis van den Damme doet verhef van twee lenen waarvan het ene vijf dagwand groot is waarvan dagwand paalt aan het goed van Gillis van Marcelaer aan de hoofdweg en een half bunder in het BEECVELT naas Jan Marscalx goed genoemd TER BEKE. Het ander leen is een dagwand groot en ligt ook in T BEECVELTnaast het half bunder. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 24 juni 1430.
- 3939 Jan Mijs doet verhef van zijn twee lenen, het ene negen bunders en half genoemd TGOET TE HOVERNESTEmet de hofstede en hof THOVENESTE. Het ander leen is drie dagwand groot gelegen tussen het goed TE HOEVERNESTE en het goed genoemd TE COUTEELS. Het rapport is gezegeld door de leenhouder op 3 juli 1430.
- 3940 Gillis van den Damme doet verhef van twee lenen waarvan het éne vijf dagwand groot is waarvan drie dagwand liggen op DEN HOOGHEWECH naast Gillis van Marzelaer en een half bunder ligt in HET BEECVELT naast Jan Maerscalx goed TER BEKE.Het tweede leen is anderhalf dagwand groot en ligt ook in het BEECVELT naast het half bunder. Het rapport is gezegeld door de leenhouder op 10 juli 1440.
- 3944 Willem Phelips doet verhef van drie lenen. Het eerste is anderhalf dagwand groot zijnde een bos genoemd DE DICT.Tot dit leen behoren vier manschepen namelijk : Heinric van den Bossche houdt twee dagwand. Dezelfde houdt vier dagwanden hem gesuccedeerd van zijn broer Gillis. Lijsbette Bruleirs Jans Neckers dochter houdt vier dagwanden en dezelfde Lysbette houdt nog twee dagwand die vroeger toekwamen aan wijlen Jan Phelips Ghoossinszone. Het tweede leen is vijf dagwand genoemd VERMARIEN BOSCH palende aan de meers van TEN SNECKERE en aan DEN HULSEBOSCH die toebehoorde aan Jan van der Elst en aan Baten Onghenaeds land. Het derde leen is vijf dagwand groot zijnde bos genoemd VERMARIEN BOSCH en behoorde toe aan Ghisel Phelips palende aan Jan van der Elst bos en aan Baten Onghenaeds land. De twee laatste lenen zijn belast met vrije doorweg. Van het laatste leen houdt Ector Vuten Zwane de oude een dagwand leen gelegen op het TMEIR VELT. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 21 juli 1440.
- 3946 Gillis Phelips zoon van Gillis doet verhef van zijn leen zijnde het derde van zes en half dagwand land. Het leen behoorde eertijds toe aan Pieter Roelands gelegen in Lebbeke UP THULST VELT. De twee derde delen worden bezeten door Pieterkijne den Keyser Pieterszone en Ghoossin Pieterssone. Pieterkijne en Ghoossin staan de leenhouder voor hun deel ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Willem Tacoen omdat de leenhouder geen zegel bezit op 25 juli 1440.
- 3948 Jan tsLagher doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand gelegen op DEN MOLENCOUTER. Het leen paalt met een zijde aan het land van Dries van Belle en naast het goed van Jan van den Ghuchte. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit op 28 juli 1440.
- 3951 Gillijs van den Breeden doet verhef van zijn leen van vier dagwand helftwinninge gelegen UP TMEYS VELT en nog op een half dagwand zijnde de vierde schoof. Van het hoofdleen wordt nog twee bunders erfland gehouden geldende zes deniers groot ervelijke heerlijke penningrente. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Breede broer van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 30 juli 1440.
- 3954 Ghisele van der Hofstat doet verhef van zijn leen zijnde een erfelijke rente van vijf deniers groot en twee sterlings geheven op zestien bunder erfgrond. Dit land paalt aan THOF TER VARENT.Het rapport werd door Heinderijc van der Hoeven gezegeld omdat de leenhouder geen zegel bezit op 1 augustus 1440.
- 3955 Robrecht van Ghinderovere doet verhef van zijn leen van drie dagwand gelegen achter TGOET TOVERNESTE en naast de kinderen Paridaens. Dezelfde doet verhef van een tweede leen van een oud bunder waarvan het kind van zijn broer een helft houdt palende aan het goed van Jan van der Hofstede op de beek. Het rapport werd gezegeld door Jan van Rossem omdat de leenhouder geen zegel bezit op 1 augustus 1440.
- 3960 Pieter van der Elst, zoon van Jan, doet verhef van twee lenen hem gesuccedeerd door het overlijden van Margriete sNeckers zijn moeder. Namelijk een bos van twee dagwand groot in een perceel gelegen achter de CAELGEBIERTS. Het tweede leen is vijf dagwand groot en ligt naast het HOF TEN HARDDWINCLE in Sint-Gillis. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 15 augustus 1440.
- 3962 Henric van den Bossche doet verhef van drie lenen alle gelegen te Lebbeke. Het éne leen wordt TGOEDT TEN BOSSCHE genoemd en is twaalf bunder groot. Tot dit leen behoren vijf mannen die acht bunders bezitten. Namelijk Gheert van der Hert en Soy van de Poele houden beiden twee lenen. Het vijfde leen houdt Cateline van Meekeghem, dochter van Daneel. Ook behoort tot dit leen een jaarlijkse penningrente van vijf schellingen par. die de leenhouder heft op vijf bunders erfland. Die vijf bunders zijn nog belast met jaarlijks vier zakken rogge erfelijke rente, rente die Olivier van Buedeghem in leen houdt. Het tweede leen is vijf dagwand groot gelegen op DE COUTER van Lebbeke. Het derde leen is een dagwand groot gelegen in een perceel en wordt DACHTERSTE BUENDERgenoemd palende achter DOUDE HAGHE. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 2 augustus 1440.
- 3966 Lysbette Permentiers dochter van Daniel doet verhef van haar leen van twee bunders palende aan Pieter van den Broucke en aan het goed van de weduwe van N van Nieuwenhove. Gheert van der Cruce houdt een achterleen van een half bunder gelegen naast het vorige leen. Het rapport werd noch ondertekend, noch gezegeld noch gedateerd.
- 3970 Margriete van der Weerde, vrouw van Machiel Brunen doet verhef van haar twee lenen. Het éne is vijf bunders en een half groot TSHONS BOSCH genoemd gelegen naast het goed van de dochter van Jan Rijms GOET TEN DIJKEgenoemd. Het tweede leen is zeven dagwand groot en wordt DEN HAVEPOELgenoemd. Het rapport werd gezegeld door Jan Boele omdat de leenhouder geen zegel bezit in 1440.
- 3971 Gillijs de Keysere doet verhef van zijn leen van negen dagwand zijnde meers en winnende land in Lebbeke TEN DIJKEgelegen. Het leen paalt aan Gillis van den Damme. Van dit leen houdt Pieter Keysers zoon van Pieter de vier en half dagwand in twee lenen. Nog doet Gillis de Keyser verhef van een ander leen van zes dagwand gelegen in Denderbelle TE VOERDE palende aan Heindric de Keysere. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder maar niet gedateerd.
- 3972 Gillis Pieters zoon van Symoen doet verhef van zijn leen van drie maal vijfentwintig roeden palende aan de CRUYSTRATE en aan Gillis Pieters bosch en aan de hofstede van Gillis Pieters zoon van Henricx die ook drie maal vijfentwintig roeden houdt en is ook leen. Het hoofdleen wordt geschat op een jaarlijkse waarde van zes schellingen groot en werd aangekocht van Gillis Cruijman. Het rapport werd noch gezegeld, noch ondertekend, noch gedateerd.
- 3974 Pauwels van Assche gehuwd met Clara van den Damme dochter van Gheerts doet verhef van een leen van drie dagwand gelegen aan DEN HOOGHEN WECH en aan het goed van Gillis de Marscalc. Van dit leen houden Beatrijse en Johanna van den Damme zusters van Clara elk een dagwand die de leenhouder staan te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Antoon van Hoorenbeke omdat de leenhouder geen zegel bezit op 10 januari 1513 n.s.
- 3975 Marten van Cousbrouck priester doet verhef van zijn leen van een besloten veld DEN OUWEN AMPOEL genoemd en paalt aan DEN OUWEN AMPOEL PUTTE. Het leen is zes dagwand groot en geldt jaarlijks negentien schellingen zes deniers par. in penningrente. Joos van Cousbrouck broer van de leenhouder heeft het rapport gezegeld omdat Martin geen zegel bezit op 12 februari 1514 n.s.
- 3976 Clara van den Damme dochter van Gheerts doet verhef van haar leen palende aan den Hooghen Wech en aan Gillis Maerschalcx, aan Jacop Philips. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op twaalf schellingen groot geschat. Van dit leen houden Beatrijse en Jhanne van den Damme haar zusters elk een dagwand die de leenhoudster staan te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Antheunis van Hoorenbeke op 23 februari 1514 n.s.
- 3977 Joos Heyndricx zoon van Heynricx doet verhef van zijn leen van tien dagwand waarvan de leenhouder de zes dagwand en half toebehoort. Dit bestaat uit de STEDE TE PERREBROUC met beide veldjes vijf dagwand en nog een half dagwand gelegen voor het hof en een dagwand aan de CRUYSTRATEen paalt aan het land van Daneel Heyndricx. De andere drie dagwand staan de leenhouder te gevolge namelijk Jan de Permentier fs Henricx met een dagwand gelegen in de zelfde stede en Jan Philips fs Hendricx met een half dagwand ook aan de gemelde stede. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op twintig schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 23 februari 1514 n.s.
- 3978 Jan Heinricx doet verhef van zijn leen van zeven dagwand groot gelegen in drie percelen, waarvan de twee dagwand en half liggen INT GOET TER BRIELE op DEN VORSTEN DIJC langs de weg naar Merchtem. De andere twee dagwand en half liggen in de DYC HUUSE. Nog een ander perceel gelegen aan het WIJNGAERDE VELTen nog een half bunder op de VORSTEN DIJC en paalt aan DE BAGHINEN BOSCH. Het rapport werd door de leenhoude gezegeld door [.] op verzoek van de leenhouder op 23 februari 1514 n.s.
- 3979 Jan van den Hofste zoon van Jan doet verhef van zijn leen in Lebbeke gelegen in drie percelen THOF TE BUEGHEM genoemd omvattende land, meers, en is negen bunders groot. De jaarlijkse geschatte waarde bedraagt vierentwintig pond par. van dit leen worden negen dagwand land gehouden die twee deniers par. in penningerenten gelden in speciën en de vijftiende schoof in natura. Heer Jan van der Hofste houdt nog een leen [.] genoemd liggende in diverse percelen en op diverse plaatsen ook bestaande uit lan en meers. Die jaarlijkse waarde wordt op zevenentwintig pond par. geschat. Nog houdt heer Jan drie bunders land, DE EYGHELANT genoemd, met een jaarlijkse geschatte waarde van negen pond par. De leenhouder zegelde het rapport op 24 februari 1514 n.s.
- 3980 Joos Zoeteman zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een dagwand zijnde een oude hofstede. Het leen paalt aan het land van Daneel Heindricx en ligt nabij DEN STEENEN CRUSE VELT. Het leen wordt jaarlijks op twee schellingen zes deniers geschat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 18 februari 1514 n.s.
- 3983 Anthonis de Kersmaker zoon van Gheraers als kerklijk voogd over Christine Scoormans dochter van Jan zijn vrouw doet verhef van een leen dat zij houdt van het hof van Dendermonde van zes dagwand groot. Het leen is gelegen op de MUELEN COUTERE en paalt aan Gorijs van den Guchte en aan de COUTERMAERT.Het leen geldt jaarlijks twee zakken rogge. De helft van leen behoort toe aan de leenheffer en de andere helft aan Lysbette Bijls dochter van Ghijselbrecht die de leenhouder staat te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 26 februari 1514 n.s.
- 3985 Laureys van der Mersche doet verhef van zijn leen deels in Lebbeke en deels in Denderbelle gelegen. De totale oppervlakte van het leen bedraagt zes bunders en half. Hiervan bezit Laureys zeventien dagwand en de andere negen dagwand bezitten Willem van Rossem en Joos van Rossem gebroeders kinderen van Andries. De negen dagwand staan de leenhouder te gevolge. De leenhouder moet zijn leenheer bijstaan met paardendienst met een haeltre. Het leen wordt THOF TE ROSSOM genoemd. Het rapport werd ondertekend door Romeyn Spanoven zwager van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 27 febr.1514 n.s.
- 3986 Pieter van der Meere zoon van Joos doet verhef van zijn leen gelegen IN DEN CLEENEN DIJCK MERSCH en is één dagwand groot. Het leen paalt aan Heynderijcx van den Wyngaerde, en aan Joos van Ghistele. De jaarlijkse pachtprijs wordt op vijf schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Jan van Anderenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit op 3 maart 1514 n.s.
- 3987 Jan Areys doet verhef van zijn leen TPEYSEVELT genoemd en is negen dagwand groot. Het leen paalt aan Luycx van den Velde, aan Laureys van den Merssche. De jaarlijkse pachtprijs wordt op dertig schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Jan van Anderenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit op 3 maart 1514 n.s.
- 3988 Gillis de Marscalc zoon van Jan doet verhef van zijn leen van zeven dagwand groot gelegen in twee percelen. Twee dagwand hiervan wordt DEN LEPUS HOF genoemd en paalt aan de dreef van DEN HULSTVELDE en aan het goed van meester Joos Nieulant. De andere vijf dagwand is gelegen op THULST VELT en paalt aan de dreef van den Hulstvelde en aan het goed van de erfgenamen van meester Joos Nieulant. De jaarlijkse pachtprijs wordt op veertig schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit op 3 maart 1514 n.s.
- 3989 Olivier Nieulant zoon van meester Joos doet verhef van zijn leen van zes dagwand groot wezende bos gelegen aan DE MERSCH HEYDE naast het bos van Jan van Royen DE ETTINGHEgenoemd. De jaarlijkse geschatte pachtprijs bedraagt drie pond zestien schellingen par. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 3 maart 1514 n.s.
- 3990 Jacob van Gremberghen zoon van Diericx doet verhef van zijn leen van elf roeden gelegen aan de DE GROOTE PLETSE en paalt aan het goed van de priesterage van Lebbeke. De geschatte pachtprijs bedraagt jaarlijks tien schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 3 maart 1514 n.s.
- 3991 Jan van Ghinderboven zoon van Adam doet verhef van zijn leen van vijf dagwand groot DLUYLS VELTgenoemd en paalt aan Arents van der Hert. De jaarlijkse geschatte pachtprijs bedraagt tien schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Luenis van der Hert op verzoek van de leenhouder omdat hij geen zegel bezit op 4 maart 1514 n.s.
- 3992 Olivier Nieulant zoon van meester Joes doet verhef van zijn leen van negen dagwand genoemd JANS VAN [.]. De geschatte jaarlijkse pacht bedraagt drie pond vijf schellingen par. Het leen paalt aan DE MERSCH HEYDE en aan het bos van Daneel Pennemans. Het rapport werd gezegeld door Steven van Eggermond omdat de leenhouder geen zegel bezit op 3 maart 1514 n.s.
- 3994 Joos Marsscalc doet verhef van zijn leen van twee dagwand en een half gelegen op BEECVELT palende aan Philips Marsscalc en aan het goed van Anthonis sWays. De jaarlijkse opbrengst wordt tussen de zes en de zeven schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Pieter van Rossem omdat de leenhouder geen zegel bezit op 5 maart 1514 n.s.
- 3995 Pieter van Niewenhove zoon van Gillis doet verhef van zijn leen en manschip zijnde een tiendeken in Lebbeke gelegen TER PLAESSENgenoemd TEN BLYENen op het goed VAN LIERE ENDE DE SLAECTEN en omgeving. Welke tiende de leenhouder houdt voor de twee schoven van de tienden. Jaarlijks wordt het leen op tien schell groot als pachtprijs geschat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 5 maart 1514 n.s.
- 3997 Gillis van den Wingaerde doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand gelegen op de MUELENCOUTER palende aan Pieter Hendricx en aan Gillis van den Guchte. De jaarlijks geschatte opbrengst bedraagt drie of vier schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 maart 1514 n.s.
- 3998 Gillis van den Wingaerde doet verhef van zijn leen een dagwand groot gelegen op de MUELENCOUTER palende aan het goed van Merten van Belle en aan het goed van Lauwerys tSmet. De geschatte jaarlijkse opbrengst bedraagt twee schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 maart 1514 n.s.
- 4001 Marie Philips doet verhef van haar leen van zes dagwand groot waarvan Marie een dagwand toebehoort gelegen IN TVOORSTE HULST VELT en palende aan DE STEEN MEERE PUTTE en aan DACHTERSTE HULST VELT. Beatrice Phelips dochter van Gillis staat de leenhoudster te gevolge met een bunder gelegen in twee stukken waarvan een stuk paalt aan DACHTERSTE HULST VELT en aan Jan Pieters. De andere drie dagwanden palen aan het Hulststraatje en aan het goed van de begijnen. Jan Pieters staat ook de leenhoudster te gevolge met een dagwand ook gelegen op THULST VELT palende met beide zijden aan Beatrice Philips. De jaarlijkse geschatte pacht bedraagt twintig schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Jan van Anderenhove. Als dingelijk man werd Andries de Block aangesteld die het rapport op 10 maart 1514 n.s. overgaf.
- 4003 Willem van der Biest doet verhef van zijn leen van een half bunder palende aan 's heren straat, en oost aan T SEGHERGOET en aan het goed van Gillis Moens. De jaarlijkse geschatte pacht bedraagt zeven schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Joos Soetmans op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 12 maart 1514 n.s.
- 4006 Gillis van Cousbrouck doet verhef van zijn leen waarvan de helft Arent van Cousbrouck toebehoort die de leenhouder te gevolge staat. Het leen is een bunder groot en geldt jaarlijks tien schellingen groot zuiver palende aan het goed van Gheert Moons en aan de sloot. Joos van Cousbrouck zoon van Jan staat de leenhouder met een vierde deel te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder in 1513.
- 4007 Jan van den Damme fs Gillis doet verhef van zijn leen van zeven dagwand. De geschatte jaarlijkse opbrengst bedraagt twaalf schellingen groot. Het leen is gelegen op ACKERS MERRE.De leenhouder bekwam het leen door het overlijden van zijn broer Pieter van Damme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder in februari 1514 n.s.
- 4008 Johannes de Maerschalc fs Jans doet verhef van zijn leen van zes bunders groot. Hiervan liggen vijf bunders op DBOCHTVELT aan Joos van der Moten aan NEDER WEEDE tegen THOF TER BEKE.Het zesde bunder ligt op BECHVELDEKEpalende aan het goed van Icteem [Hector] vutten Swaene en aan Willem Maerschalck. Vijf bunders staan de leenhouder te vervolge namelijk Phelips Maerscalc met twee bunders en Gillis Maerschalc met de tweeste en Willem Maerschalc met twee bunders en Jan Marschalc zoon van Jan met de vijfde bunder. Elk bunder wordt op een jaarlijkse waarde van tien schellingen groot geschat. De leenhouder zegelde het rapport op 5 maart 1514 n.s.
- 4009 Jan van den Broucke zoon van Gillis doet verhef van leen van negen bunders in TGOET TOVERNESTE gelegen nabij DER MUELEN. Het leen is gelegen in verscheidene percelen waarvan drie bunders palen aan Jan van den Broucke als sterfman aan Robbrecht van den Broucke en Merten van den Broucke die de leenhouder staan te gevolge met drie bunders en de kinderen van Jacob van den Broucke staan ook Jan te gevolge met drie dagwand. De jaarlijkse waarde van het hoofdleen wordt op vier pond groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Jan van Anderenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit op 2 maart 1514 n.s.
- 4010 Gillis de Maerscalc zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van zeven dagwand groot, waarvan een bunder op DEN HOOGHEN WECH op het HULSTVELTligt, en de andere drie dagwand is een hofstede DE LEPUS HOFgenoemd en paalt aan het goed van Joos Nieulants TER HULSTgenoemd. De jaarlijkse geschatte waarde van het leen bedraagt zeventien schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Anthonis van Hoorenbeke op 16 maart 1515 n.s.
- 4011 Gillis de Maerscalc als vader en voogd over Maria de Maerscalc doet verhef van een leen van negen dagwand groot. Het leen paalt aan de beek, aan THOOGHEVELT en aan de DYCBOSSCHEN. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op twintig schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Anthonis van Hoorenbeke op 3 november 1514.
- 4012 Lauwereys van den Meerssche doet verhef van zijn leen gelegen deels in Lebbeke en deels in Dendebelle, zes bunders en half groot. De zesentwintig dagwand worden op een jaarlijkse opbrengst van zesentwintig pond tien schelllingen geschat. Tot het leen behoort aan de leenhouder zeventien dagwand en de andere negen dagwand zijn in het bezit van Willem van Rossem en Joos van Rossem gebroers zonen van Andries. Die negen dagwand staan de leenhouder te gevolge. Uit hoofde van het hoofdleen moet de leenhouder de leenheer een paardendienstmet haelster bijstaan. Het hoofdleen wordt THOF TE ROSSEMgenoemd. Het rapport werd gezegeld door Romein Spanooghe zwager van de leenhouder, omdat deze laatste geen eigen zegel bezit op 1 augustus 1515.
- 4013 Gillis van Maerselare als vader en voogd over Tanneken van Maerselaere zijn doechter, doet verhef van haar leen van vierentwintig dagwand waaronder land en bos en is een motte met een wal waarop een huis gebouwd is. Dit goed wordt TGOET TEN BOOGAERDE genoemd en paalt aan DEN HOOGHEN WECH naar Brussel, aan het goed van Gheenin Bourlants. De jaarlijks geschatte huur bedraagt zesendertig pond par. Van het hoofdleen worden twaalf dagwand erfgrond gehouden gelegen in Lebbeke op TGROOTE VELT aan de Rosseneels straat die aan verscheidene personen toebehoren. Op deze twaalf dagwand heeft de Tanneken een heerlijke rente van twaalf hoenderen en de twee schoven van de tiende. Het rapport werd gezegeld door Antoon van Hoorenbeke omdat de leenhouder geen zegel bezit op 24 september 1515.
- 4014 Joos de Neve zoon van Joos doet verhef van zijn leen van een oud bunder. Het leen werd aangekocht van Karel van der Merre en Pauwels van de Merre erfgenamen van wijlen Jan van de Meerre. Het rapport werd gezegeld door Jan van Rossem als leenman van het huis van Dendermonde op 23 januari 1539 n.s.
- 4015 Jacob de Hertoghe als dingelijk voogd over Thuenken Scoormans zoon van Jan doet verhef van een leen van zeven bunders en drie dagwand met het hof en de wallen in Lebbeke TGOET TE COUTEELSgenoemd. Van dit leen staan Thuenken te gevolge : Antheunis en Cornelis Scoorman zonen van Michiel elk met een derde deel. Het rapport werd door Jacob de Hertoghe gezegeld op 8 januari 1543 n.s.
- 4016 Gillis Moens zoon van Arent doet verhef van zijn leen van een bunder palende aan HET GROOT MEYS VELT en aan de Sypstraat. Van het leen heeft Gillis Moens het zesde deel als eigenaar en staan hem Joos Moens en Adriaen Moens elk met een zesde deel te gevolge en Jan Smet over de andere helft. Het rapport werd gezegeld door Jan Heyvaert op 22 februari 1541 n.s.
- 4017 Gillis Pieters zoon van Simoen doet verhef van zijn leen van zeven dagwand palende aan de Kruisstraat en aan het goed van Gillis van der Crude. Laureys van der Stede, Jan van der Crude en Gillis Pieters zoon van Hendrick staan Gillis Pieters te gevolge elk met vierentwintig roeden. Het rapport werd gezegeld door Gillis Mortgat op 7 januari 1542 n.s.
- 4018 Cornelis Scoorman zoon van Michiel doet verhef van zijn leen van veertien dagwand liggende in TGOET TE COUTEELS. Antoon Scoorman broer van de leenhouder en Thuenken Scoormans zoon van Jan staan de leenhouder elk met een derde te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jacop de Hertoghe op 8 januari 1543 n.s.
- 4019 Ydrop van Waerhem raadsheer en procureur generaal in de Raad van Vlaanderen doet verhef van zijn leen en manschip van negen bunders een dagwand groot. Door het leen loopt een beek. Het leen wordt van ouds TCONCKELGOET genoemd palende met een dreef naast DEN WRYNCSTEERTaan het MUERSEM VELTkomende aan drie bosjes naast het goed van Hendric van Aeltert, verder nog een achterdreef en twee pleintjes komende aan de Conckelstraat palende het pleintje aan het goed van Heinderic de Wulf. Een tweede pleintje paalt aan DEN STEEN aan het land van Ydrop dat naast het goed van de erfgenamen van Gillis de Decker ligt, het LYSSEMANS VELDEKENgenoemd. En aan een bosje het begijnhof van Dendermonde toebehorende. Verder paalt het nog aan het LIEVE VROUWE VELDEKEN van Lebbeke en aan een weide toebehorende Rogier van der Elst van Merchtem. Het leen werd gekocht van Robrecht van Yeghem. Het rapport werd getekend en gezegeld door de leenhouder op 1 november 1544.
- 4020 Jan van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen van zeven dagwand gelegen op TKERBROECKX VELT vijf dagwand groot, palende aan Jan Hendrycx, aan het goed van de erfgenamen van Joes Hendrycx. Twee dagwand worden TFISVELDEKEN genoemd en palen aan het goed van Andries den Permentier, aan de BAGHINEN DIJCK. Van deze zeven dagwanden behoren Jan en Joos van den Damme zonen van Jacob de drie toe en staan Jan te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 20 juni 1567.
- 4021 Jan Gheylinc voogd en dingelijk man van Hanneken de Hooghe filia Jans ex juffr Anna Fransmans doet verhef van het leen van negen bunders met de wallen grachten, huizen en schuren in Lebbeke gelegen. Het leen is gekomen van Jan de Hooghe. Het rapport werd door de leenhouder met zijn zegel gezegeld op 1 augustus 1548.
- 4022 Daniel van den Damme zoon van Jan doet verhef van zijn leen van twee dagwand en half groot liggende op HET ROEYE VELT palende aan het goed van de weduwe van den Broucke, het goed van wijlen Hendric van Ouwenhove. Het leen is gekomen van Jan zijn vader. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 7 januari 1550 n.s.
- 4023 Pauwels Heyvaerts doet verhef van zijn leen van drie dagwand gelegen bij DER VONDELEN. Het hoofdleen van een dagwand verkegen van Gillis van der Cruyde. Het ander half bunder staat Daneel van Ghinderove de leenhouder te gevolge. Deze drie dagwanden palen aan Pauwels Heyvaers, oost DIJNTERSCHE STEDEwest op de Vonderbeke. De jaarlijkse opbrengst van het leen wordt op een pond groot geraamd. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 8 januari 1550 n.s.
- 4024 Gillis van Zwaervelt als sterfman van O L V van Lebbeke doet verhef van een leenrol slaande op diverse erfgronden in Belle en in Lebbeke gelegen. De penningrente bedraagt ongeveer drie schellingen zes penningen groot en tien penningen obool par. Het rapport werd ondertekend met handteken, huismerk en gezegeld door de sterfman op 8 januari 1550 n.s.
- 4025 Margriete van den Damme dochter van Jan, vrouw van Willem Beeckman doet verhef van haar leen van tien dagwanden groot. De opbrengst van het leen wordt jaarlijks op twee ponden groot geschat. Het leen paalt aan het goed van de Fermerie van Dendermonde, het goed van Willem Diericx en het goed van Gillis Heyvaert T HOF TE ROSSEMgenoemd. Het rapport werd gezegeld door de kerkelijk voogd Willem Beeckman op 8 januari 1550 n.s.
- 4026 Jan van der Elst zoon van Jan doet verhef van zijn leen van onderhalf dagwand groot gelegen in TGOET TE GATE genoemd DEXKERSMEEREbij het BREENBROECK. De waarde van het leen wordt jaarlijks op vijf schellingen groot geschat. Het leen komt hem toe van zijn vader die het kocht van Jan Ghyselinch van welk leen diverse achterlenen worden gehouden namelijk : eerst Lysbet van den Guchte vrouw van Jan van den Damme fs Joos houdt een leen gelegen op BREENBROECKeen half bunder groot palende OP DEN BREENBROECK PUTTE en aan het GOET TE BUEGHEM. Jan Cammerman houdt een leen van een oud half bunder palende aan het GOET TE BUEGHEM. De leenhouder houdt zelf bezit een achterleen van deze leenrol van een oud bunder gelegen op BREENBROECK palende aan het GOET TE GATE, aan het GOET TE BUEGHEM. Jozijne tsNaeyers weduwe Joos Henrick Kerrebrouck houdt een leen van een dagwand ook gelegen op het BREENBROECK palende aan Jan van der Elst en aan DEXKERSMEERS.Jan Camerman fs Daneels houdt twee dagwand en half op het BREENBROECK palende aan Josijne tsNaeijers goed , west langs DEXKERSMEERE. Jan Moens houdt een half dagwand op het BREENBROECKtussen het goed van Jan van den Damme en de gracht. Jan van Damme fs Joos houdt een half dagwand op het BREENBROECKpalende aan Jan Moens en Jan van der Elst. Dezelfde Jan van den Damme fs Joos houdt nog een dagwand op het BREENBROECKpalende aan Lauwereijs van den Hulst en aan het GOET TE BUEGHEM. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 jan. 1550 n.s.
- 4027 Gillis Moens fs Arents doet verhef van zijn leen van een bunder groot palende aan HET GROOT MEIJSVELT, Jan de Neve. De jaarlijkse geschatte waarde bedraagt vier schellinghen groot. Jan de Smet fs Jans staat met een helft de leenhouder te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Pauwels Heyvaert op 9 januari 1550 n.s.
- 4028 Jan van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen van zeven dagwand groot gelegen op KERREBROEX VELT waarvan vijf dagwanden palen aan Jan Hendrycx, aan het goed van de erfgenamen van Joes Hendrycx. De andere twee dagwanden TFIESVELDEKEN genoemd palen aan het goed van Andries de Permentier, aan de BAGINEN DYCK.De jaarlijks geschatte pacht bedraagt twintig schellingen groot. Drie dagwand van dit leen behoren Jan en Joos van den Damme fily Jacobs toe die de leenhouder staan te gevolge. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 13 januari 1550 n.s.
- 4029 Jan Henricx zoon van Daneel doet verhef van zijn leen van zeven dagwand gelegen in Lebbeke waarvan de twee en half liggen aan HET HOFF TEN DIJCKE en aan het COEFLANT. Nog twee en half dagwand liggen op de dijk palende aan de achterste dijk. Het ander half bunder ligt op de achterste dijk tegen het BEGHIJNE BOSCH, palende Joos Henrich fs Jans goed. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 13 januari 1550 n.s.
- 4030 Jacop van Grimberghen zoon van Diericx doet verhef van zijn leen van elf roeden zijnde zijn hofstede genoemd DEN HANE. Het leen paalt aan het goed van de priesterage van Lebbeke, tegen DE GROOTTRE PLETSSE.De waarde van het leen wordt jaarlijks een pond groot geschat. Het leen is de leenhouder gesuccedeert door het overlijden van zijn vader. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 13 januari 1550 n.s.
- 4031 Jan Henrich zoon van Daneels doet verhef van zijn leen van een half bunder groot palende de erfgenamen van Joos Henrich. Het leen werd gekocht van Joos Henrich fs Daneels en de waarde van een dagwand wordt op drie schellingen vier penningen groot geschat. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 13 januari 1550 n.s.
- 4032 Jan Henrich zoon van Daneel doet verhef van zijn leen komende van heer Gillis Henrich zijn broer. Het leen is ongeveer zeven dagwand groot liggende in drie percelen. Het ene perceel van drie dagwand wordt HET LANCK BOSSCHELKENgenoemd en paalt aan Joos van Nuwenhove en aan Jan Camerman. Een dagwand daar aan gelegen op de achterste dijk paalt aan Jan de Smet fs Mertens. Nog drie dagwand ligt op het CRUIJSVELT palende aan de Cruijsstraat. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op drie schellingen vier penningen groot geschat. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 15 januari 1550 n.s.
- 4033 Jan Maerscalck zoon van Willem voogd over de wezen van Joos de Maerschalck nl Jenneken Maerschalck doet verhef van een leen van een oud bunder groot. Het leen paalt aan het GOET TER MEERE, aan de hofstede van Adriaen Meijsmans. Het leen komt de wees toe uit hoofde van haar vader Joos zoon van Willem de Maerschalck. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op zestien schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Pauwels Heyvaert op 15 januari 1550 n.s.
- 4034 Pauwels van Warbeke zoon van Pauwels doet verhef van zijn leen van een bunder groot gelegen op het GROOT MEIJS VELT. Het leen paalt aan Jan Smets goed en aan het goed van Joos van Damme en aan DEN GROENEN WEGH en aan het goed van de kinderen van Gheert van Hoorenbeke. Het leen komt van Aert van Audenhove vader van Margriete van Audenhove vrouw van Paul van Warbeke. De wederhelft behoort aan de kinderen van Joos den Neeve toe. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 januari 1550 n.s.
- 4037 Jan van der Hert voogd over Gilleken van der Hert zoon van Loodewijck doet verhef van een leen van vijf dagwanden TSMULS VELT genoemd en paalt aan DEN EEPPELTEERREen oost aan TSEGHEN STREEKE verder nog aan het TSMUULS BOSCHen Simoen van der Elst. De helft van dit leen houdt de weduwe van wijlen Loodewijck van der Hert fs Arens in bijleving en de weduwe van Gillis van der Hert fs Arents de ene helft van de andere helft in bijleving. Gilleken bezit slechts het vierde van het leen. Het rapport werd gezegeld door Jan van der Hert fs Arens op 17 januari 1550 n.s.
- 4039 Jan van Cossem fs Pieters over Katelijn van Neffele dochter van Gillis zijn vrouw doet verhef van het leen van een dagwand groot liggende op DE COUTER. Het leen paalt aan Cornelis Pieters, aan Gillis van Neffele. Het leen is haar gesuccedeerd door het overlijden van Pauwelijn van den Wijgaerde. Het rapport werd gezegeld door Pauwels Heyvaerts op 19 januari 1550 n.s.
- 4040 Jan van der Biest alias Strael, zoon van Willem doet verhef van zijn leen van een oud half bunder. De leenhouder bezit de twee derde delen en Gillis en Jan van der Biest het ander derde deel die de leenhouder staan te gevolge. Het leen paalt aan Jan van Langhenhove, aan Andries de Block, aan het goed van de wezen van Adriaen Moens. In penningrente geldt het leen zes schellingen acht penningen groot. De leenhouder zegelde het rapport op 15 januari 1550 n.s.
- 4041 Jacop metten Penningen voogd over Hannekin Scale zoon van Michiel doet verhef van een leen van drie dagwand groot. Het leen paalt aan Lauwereys Herman, Jacop de Parmentier. Twee dagwand behoren toe aan Pieter Dhoye de oude. Het rapport werd gezegeld door Christoffel Martens op 5 februari 1550 n.s.
- 4043 Jan Kethele, zoon van Arents, gehuwd met Lysbette sHertoghen, dochter van Jan, doet verhef van een leen HET GOET TE ROSSEMgenoemd. Dit goed ligt deels op Lebbeke en deels op Denderbelle en is zes bunders zes roeden en zeven voeten groot. De leenhoudster samen met haar zuster Katharina sHertoghen bezitten vijf bunders, de erfgenamen van Gillis van Damme drie dagwand en zevenentachtig roeden en de erfgenamen van Steirincx op ROSSEM VELT een dagwand, die allen de leenhoudster staan te gevolge. Het leen paalt aan de HONSPANNE, aan het LUYS VELT, en aan het goed van Jan van Rossem en Jan van Langhenhove. De leenhoudster moet de leenheer een paardendienst leveren. Tot het leen TE ROSSEM staan nog negen dagwanden te gevolge liggende op DEN EXELTEIRE binnen Lebbeke waarvan vier dagwand en half liggen naast HET ROSSEM VELT noord DE MEERWEEDE te Lebbeke. Het bunder land behoort de erfgenamen van Gillis en Jan Moorgat fily Jans toe. Nog een achterleen van vier dagwand en half waarvan de erfgenamen van Mathijs van Rossem fs Jans de twee dagwand en half toebehoren gelegen aan BOCHOUT en het ander half bunder bezit Jan Camerman zoon van Daneel liggende tussen de erfgenamen van Mathijs van Rossem en de erfgenamen van het goed van de Moortgats. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 20 januari 1585.
- 4044 Pieter Huylenbrouck zoon van Jan doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijkheid liggende in Lebbeke. Hiervan worden zeven achterlenen gehouden. Bovendien nog een partij erfgronden geldende zeven penninghen par. in penningrenten. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 12 november 1588.
- 4045 Jan van Calendries zoon van Jan doet verhef van zijn leen van vijf dagwand groot, palende aan het goed van het begijnhof van Dendermonde en ligt op de MEULENCOUTER. Het leen is op de leenhouder gesuccedeerd door het overlijden van Agneese sKeersmaeckers zijn schoonmoeder. Het rapport werd ondertekend en gemerkt en gezegeld door de leenhouder op 1 april 1592.
- 4046 Pauwels de Parmentier zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een half bunder te Lebbeke IN DE DIJCT. Het leen paalt aan Gillis Aelbrecht. Van het leen worden verscheidene achterlenen gehouden. De leenrol behoort aan de erfgenamen van Lieven de Keersmaecker fs Antoon toe. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 6 november 1600.
- 4048 Gillis van der Varent zoon van Guillam causa uxoris Joosijne mette Penninghen dochter van Frans doet verhef van een leen van tien dagwand groot. Het leen paalt aan het goed van Philips van Nyvele en aan Michiel de Clercq, aan de Weverstraat, west aan TCASTEELVELT en noord aan HET GOET TER VARENT Het rapport werd ondertekend door de leenhouder omdat hij geen eigen zegel bezit op 5 januari 1605.
- 4049 Hendric van Damme zoon van Daneel doet verhef van zijn leen van een half bunder genoemd DE DIJCKBRUGGE palende aan het goed van jonker Antheunis Nieulant, de voetweg naar Brussel. Van dit leen worden vier achterlenen gehouden die zoek zijn. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder omdat hij geen eigen zegel bezit op 21 februari 1605.
- 4053 Andries Bijl doet verhef van een leen van vijf dagwand groot. Andries Bijl is gemachtigd over Josijnen Heyvaert dochter van Joos. Janneken en Mayken Heyvaerts hebben elk een derde deel in het leen en staan de leenhoudster te gevolge. Het leen is gelegen IN DE STREKE palende aan SMULS MEERSCH, aan DEN EPPELLEERE, zuid HERMAN DAENS VELT. Het leen is haar verstorven van wegen haar vader Joos Heyvaerts. Het rapport werd gezegeld door Jan de Haestighe op 12 januari 1607.
- 4054 Ghyselbrecht van Hoorenbeke zoon van Antoon doet verhef van een hoofdleen van vier bunders en een half dagwand gelegen in het GOET TE COTTEELS in een perceel DE VIER BUNDERSgenoemd. De leenhouder samen met Joos de Bolle bezitten vier dagwand en een half die palen aan het goed van de weduwe van Pieter Lupaerts leen met dertien dagwand, oost het goed van meester Anthuenis Schoorman. In de vier bunders hebben de weduwe van Pieter Lupaert een half bunder leen gelegen op HET SIECKHUYS VELT palende DEN WAL, west de dertien dagwand, en Ghyselbrecht van Hoorenbeke en Joos de Bolle, noord het goed van meester Antheunis Schoorman. De zelve weduwe heeft nog een bunder gelegen op het zelve veld palende Ghyselbrecht van Hoorenbeke en Joos de Bolle, en aan ANDRIES BIJLS VELDEKEN en nog aan het leen van Andries Bijl. Jacobus van der Hulst heeft in het zelve stuk een half bunder leen palende aan Andries Bijl, het veld DEN ASCHWECH genoemd en noord aan HET BAGYNEN BUNDER, en west aan het leen van Willem Moens. Deze laatste gebruikt een perceel in het GOEDT TE COTTEELEop het stuk DE VIER BUNDERS genoemd en is een bunder groot palende aan het veld DEN ASCHVACHgenoemd. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld en ondertekend op 16 december 1607.
- 4057 Heer Baltazar de Keersmaker zoon van Ghyselbrecht priester en pastoor in Lebbeke doet verhef van een leen van anderhalf dagwand en drie roeden groot gelegen OP DEN MEULENCOUTER. Het leen paalt noord doverneststraetken oost aan Pieter van Rossem en west het goed van de erfgenamen van Melchior Smets. Het rapport werd door de leenhouder ondertekend omdat hij geen zegel bezit op 7 oktober 1608.
- 4059 Jonker Antheunis Nieulant zoon van meester Olivier doet verhef van zijn leen van zeven dagwand gelegen aan HET GOET TEN BROECKEN. Het leen stond op Jan Hendricx zoon van Daneel waarin deze leenhouder van Joos van den Keere twee en half dagwand heeft gekocht. Dit perceel paalt aan DEN ACHTERSTEN DYCen aan de PANNEEL PUTTEN. Verder nog twee dagwand gekocht van Geert Hendricx liggende op DE HEURST en paalt aan het goed van de erfgenamen van Margriete Smits vrouw van Peeter van Heysterghem en wordt TRYESLANT genoemd, paalt west aan DE DYC STEDE en noord aan het goed van de erfgenamen van meester Ancelmus Nieulant. Hendrick Putteman, wegens zijn vrouw Betten Heynricx, bezit twee dagwand leen gelegen op DEN DACHTERSTEN DYC palende aan Pieter Meersman, aan het bos van het klooster van Sinte Bregitten. Joos van de Keere heeft een half dagwand op TCRUYSVELT palende aan DE PANNEEL PUTTEN.Het rapport werd gezegeld door jonker Antheunis Nieulant en zijn zoon Anthone is sterfman op 29 december 1609.
- 4063 Joos de Coninck zoon van Pieter doet verhef van zeker hoofdleen van vier bunders en een half dagwand groot gelegen in HET GOET TE CAUTEELSin een perceel DE VIER BUNDERS genoemd waarin de leenhouder vier dagwand en half in eigendom bezit en de resterende staan de leenhouder te gevolge. Het leen paalt aan het goed van de weduwe van Pieter Luypaert en aan het goed van jonker Schoorman. In het leen bezit de weduwe Pieter Luypaert een half bunder palende aan DE WAL. Dezelfde jonker heeft ook een bunder palende aan het leen van Willem Moens. Jacus van der Hulst zoon van Jacus, griffier van Lebbeke bezit een half bunder palende aan TBAGHIJNEN BUNDERen het veld DEN ESCHWECHgenoemd. Verder bezit Willem Moens een bunder palende ook aan het veld DEN ASCHWECH.Het rapport werd door de leenhouder ondertekend op 14 januari 1614.
- 4064 Pieter Perchijn doet verhef van een leen van negen dagwand groot die hij kocht van jonker Antheunis Nieulant de oude. Het leen is gelegen in de wijk van DE HERTSYDE palende aan het goed van de erfgenaam van Pieter Kint. Het rapport werd door de leenhouder Pieter Persien ondertekend op 24 februari 1617.
- 4065 Gillis van Rossem zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van een dagwand groot gelegen op DE MUELECAUTER palende aan DE CAUTERE. Het leen is in het geheel vier dagwand groot waarin Jan Kethele fs Arents een zesde deel bezit die de leenhouder staat te gevolge. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder met een merk op 24 april 1617.
- 4066 Jan Diericx zoon van Jan kocht van Joos Moens zoon van Willem een leen waarvan Diericx het verhef doet. Het leen is een vijfde deel van acht in drie dagwand en half groot palende aan de plaats van Lebbeke, het goed van Jan Moortgat. Bovendien is het leen onverdeeld met de erfgenamen van Geeraert van Damme. Verder het vijfde deel van acht in een half dagwand land genoemd HET VITSVELDEKEN in een groter perceel van zeven dagwand onverdeeld met de voornoemde erfgenamen. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder met een merk op 10 januari 1622.
Vaste URL: https://search.arch.be/ead/BE-A0510_000800_006875_DUT
Bookmark url: https://search.arch.be/ead/BE-A0510_000800_006875_DUT