Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw. Nadere toegang op het archief van de Rekenkamers, delen en banden, nr. 1102 en denombrementen van Vlaanderen, leenhof van Dendermonde tot 1473 /
1546 resultaten , klik op een van de tabs om het zoekresultaat te tonen.
BE-A0510_000800_006875_DUT
Identificatie van de toegang:
BE-A0510 /
I 548
Das Staatsarchiv in Belgien
2013
This finding aid is written in
Dutch.
Beschrijving van het archief
Identificatie van de toegang:
BE-A0510 / I 548
Naam archiefblok:
- Rekenkamer te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven.
- Chambres des comptes à Lille. Dénombrements et autres pièces féodales des cours féodales du comte de Flandre
Zeitraum:
1300-1795
Rechnungskammer (A4)
OMVANG GEïNVENTARISEERD
58.50
m
LAATSTE BESTANDDEELNUMMER
11142.00
Archiefbewaarplaats
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume
Archiefvormers
- Inventaris van het archief van de Rekenkamer, daarna Bureau de Finances, te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven, Kasteel van Kortrijk, 1399-1681 (I 554)
- Inventaris van het archief van de Rekenkamer, daarna "Bureau des Finances", te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven: Burg van Veurne, 1389-1745 (I 440)
Geschiedenis van archiefvormer en archief
Inhoud en structuur
Raadpleging en gebruik
Beschrijvingsbeheer
Bijlagen
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
- 4148 Ghiselin Aelbrecht, die men de Borsere noemt, doet verhef van zijn leen van negen bunders in Opwijk in diverse percelen in TFELT TER MOLENCOUTER.Van zijn leen houden zijn vijf broers en Jan van den Nuwenhove vijf bunders en anderhalf dagwand te gevolge. Ook de erfgenamen van Willem van der Erdbrugghe en van Joos van der Erdbrugghe houden tien dagwand en half waarvan de leenhouder de helft heeft van de granen in het vat. Nog verder houdt Joos van der Erdbrugghe alléén vier dagwand waarop de leenhouder vier kapoenen en vierentwintig deniers par. ervelijke rente heeft. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 3 juli 1430.
- 4151 Gillijs van den Breeden doet verhef van zijn leen van vier en half dagwand liggende in diverse percelen. Het eerste is een half bunder groot en ligt op DE CUTSSERODER MEERE en het andere is twee en half dagwand groot en ligt op DE CUTSSERODER BEKE naast het vorige. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 20 juni 1430.
- 4153 Willem van Nedervelde als wettelijk en dingelijk voogd over Daneel van Nedervelde zijn neef doet verhef van een leen van elf dagwand groot. Het leen paalt aan mher. Rubbrecht van Assche, Joos de Smet, aan het manpad naar Merchtem. Tot het hoofdleen behoren zestien mannen namelijk : Eerst Ghiselbrecht van der Nieuwenhove houdt drie dagwand op DMEEREVELT. Willem van den Nieuwenhove bezit een dagwand op DMEEREVELT. De derde man Daneel van Nedervelde bezit anderhalf dagwand ook op DMEEREVELT. De vierde de zelve Daneel die een dagwand bezit gelegen op DHOUWE MEERSCH VELT. De vijfde man is Willem de Coc zoon van Arents die drie dagwand op DMEEREVELTbezit. De zesde, Margriete, vrouw van Jan van Nedervelde, houdt een dagwand. en de zevende man is Jan van Nedervelde die drie dagwand bezit zijnde zijn hofstede. Gillis van Belle houdt anderhalf dagwand meers gelegen aan DEN STEEN.De zelve Gillis van Belle bezit nog een dagwand meers. Reynier van den Broucke houdt twee bunders voor het hof van Jan van Nedervelde gelegen op DRIEVELDE.Jan Hobosch bezit een dagwand op het MEERLEVELT en dezelfde Jan heeft nog drie dagwand meers. Katheline, vrouw van Jan sBlocx, houdt een half bunder en Jan de Bloc zoon van Daneel bezit een dagwand op DHOUWE MEERSCH VELT.Margriete, vrouw van Jan van Nedervelde, houdt een half dagwand op DHOUWE MEERSCHVELT.En de meergemelde Jan Hoobosch houdt nog zeven dagwand. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 24 juni 1430.
- 4159 Jan Lupaert doet verhef van zijn leen van zes dagwand gelegen in drie percelen. Een half bunder ligt op DEN REGAERTSBERCH en het ander half bunder ligt ernaast en het derde half bunder paalt aan GHERS HEIDEvan der Erdbrugghen en is een broek. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Breeden omdat de leenhouder geen zegel bezit op 28 juni 1430.
- 4161 Jan van Beeroele doet verhef van zijn leen van vijf dagwand gelegen TE DROESHOUTE.Het leen paalt aan de beek vloeiende aan Brabant en aan Willems van Droeshoute eusel, en aan Jan Box. Het hoofdleen heeft twee manschepen in leen. Eerst Lodewijc Salaerd houdt zes dagwand en Willem van Droeshoute houdt anderhalf dagwand. Het rapport werd gezegeld door Gheerde van der Herd omdat de leenhouder geen zegel bezit op 28 juni 1430.
- 4162 Vranke de Permentier doet verhef van zijn eerste leen van zes dagwand in twee percelen gelegen. Het eerste stuk is vijf dagwand groot en ligt TEN RODE en het ander stuk is een dagwand op het ROBEVELTgelegen. Het tweede leen is een half bunder groot en ligt op het DAMEROBROEC. Het derde leen is zestig roeden groot en ligt ook op DAMEROBROEC. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 28 juni 1430.
- 4164 Joes van der Ertbrugghen als dingelijk man en voogd over Margriete van den Ertbrugghen zijn nicht doet verhef van vier lenen die zij houdt. Te weten eerst een tiende DE RUDDER TIENDE genoemd jaarlijks geldende tussen de zeven en acht ponden groot. Het tweede leen is drie bunders en half groot en ligt op de RUACKER.Hiervan houden Jan van den Bossche een dagwand, Margriete van Hemelrike een dagwand, Jan de Keyser te Berchem een dagwand, Margriete van den Eertbrugghe de voornoemde Margrietes tante twee dagwand, Beatrijs en Live van der Eertbrugghen gezusters van de voornoemde Margriete houden twee dagwand en gelden elk een penning par. Het derde leen is acht en een half dagwand groot en ligt TE DROESHOUTE.Hiervan houden Lonys van der Meere zes dagwand, Joos de Keyser een half dagwand en Margriete zelf haar hofstede van twee dagwand groot. Het vierde leen is een dagwand groot en ligt in DAMERS BROUC.Het rapport werd door Joes van der Ertbrugghen gezegeld op 28 juni 1430.
- 4165 Gillis van Hemelrike doet verhef van zijn leen van vijf dagwand gelegen in NAMEVELT. Nog doet hij verhef van een ander leen van zes dagwand waarvan een bunder gelegen is op PERREVELT en een dagwand achter Gillis van der Dort en een dagwand in de hofstede waar Jan van der Dort op woont. Het derde leen is een half bunder groot en ligt op de BAERDEGHEM COUTERE.Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Breeden omdat de leenhouder geen zegel bezit op 28 juni 1430.
- 4166 Joos van den Bossche zoon van Claus doet verhef van zijn leen zijnde de tweede schoof van een tiende waarvan de priesterage van Opwijk het resterende derde toebehoort. De tiende wordt geheven op achtien bunders land in diverse percelen gelegen op MASEZEEL COUTER. De percelen gelden in ervelijke rente van veertien schellingen zeven deniers obool par. in speciën, achtien hoenderen, negen kapoenen en twee vierling brood in natura die de leenhouder heft. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Breeden omdat de leenhouder geen zegel bezit op 28 juni 1430.
- 4167 Peter Pypenpoy doet verhef van zijn leen van tien bunder gelegen op DE LANGE VELDEN waarvan de leenhouder heft in erfelijke renten vijftien en een halve schelling par. Tot het leen behoort nog een man genoemd Jan de Wostinen die men noemt de Briedere die anderhalf dagwand en drie roeden bezit naast Willems van der Ertbrugghen. Het perceel land wordt DE HUERINGE genoemd. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 30 juni 1430.
- 4168 Gheert Coreman doet verhef van zijn leen van vijf dagwand in vijf percelen gelegen namelijk: Eerst een half bunder op DE BAERDEGHEM COUTERen een dagwand op DAMERS BROECen een dagwand zijnde een veldje daarnaast aan Willem der Bloemen hofstraat nog een dagwand in het FELT TEN RODE.Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Breeden omdat de leenhouder geen zegel bezit op 30 juni 1430.
- 4169 Jan van der Oeven over Arende van der Oeven doet verhef van een leen van een half bunder liggende in drie percelen. Namelijk de twee delen van een half bunder op de OEVER COUTREaan DE EEKE en de twee delen van een dagwand aan TPERREVELT zijnde meers en de andere in de nabijheid gelegen en is zestien roeden groot. Al deze stukken hebben een gezamelijke oppervlakte van een bunder. Arend van der Oeven heeft nog een dagwand gelegen op BOESVELT.Het rapport werd gezegeld door Jan van der Oeven op 30 juni 1430.
- 4170 Jan de Bloc dingelijk man en voogd over Joese den Bloc fs Herman doet verhef van een leen van negen bunder waarvan de acht bunder helftwinningen zijn gelegen UP VOOGHT VELT en sommige op BROUCVELT TE NEDERVELDE en sommige op TVELDEKEN. Van de helftwinning men heeft de helft van wat in het vat blijft als het graan gedorst is, De jaarlijkse opbrengst is drie zakken graan. Volgende personen houden de helftwinninge : namelijk Willem van Nedervelde houdt vijftien dagwand en geldt twintig deniers par. en een vierde van een hoen. Daneel van Nedervelde houdt een bunder en een half dagwand en geldt vijf deniers par. Beatrijs van den Nuwenhove houdt drie dagwand en geldt een half denier. Coene van den Nuwenhove houdt een bunder en geldt vier deniers par. Deze acht bunders zijn ook de tiende penning geldende. Het ander bunder van de totale negen bunders houdt Gillis Caus een half bunder DEN KIEKEN HOF genoemd en geldt zes obool par. Het andere half bunder houdt Daneel van Nedervelde te leene en is zijn hofstede. Jan en Hendrick de Bloc kinderen van Joes staan te samen de leenhouder te gevolge van een vierendeel en Jan de Bloc staat een vierendeel alleen de leenhouder te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 30 juni 1430.
- 4173 Benoit Raulin als voogd en dingelijk man van Hannkin der Blommen die men Yde noemt dochter van Willem doet verhef van een leen van anderhalf dagwand groot liggende aan de BAERDEGHEMCOUTER tussen het land van het klooster van Affligem en het land van het klooster van den Roosen. Het rapport werd gezegeld door Benoit Raulin op 1 juli 1430.
- 4176 Jan de Deckere doet verhef van zijn leen wezende een heerlijkheid van drie manschepen. Adriaen de Keyser houdt in TMEERSVELT, Daneel van der Eerdbrugghen houdt een dagwand bos in TGHEBERREDE BROUC. De derde is Louis van der Mare die een dagwand meers houdt dat ligt tussen de MEERSVELDE en ASHAGHE. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Breeden op 3 juli 1430.
- 4179 Ghiselbrecht de Lu doet verhef van zijn leen en manschap als volgt : Eerst Joos de Keysere houdt een half bunder waarvan anderhalf dagwand ligt op het MEEREVELT voor NULS HOF en het andere op de ASHAGHE.Margriete van de Erdbrugghe, dochter van Heinricx, houdt een dagwand leen in het GEBERRENDE BROUCK.Kateline van Hemelrike houdt een dagwand. Marie van de Meire houdt een bunder in Pieter Martins hof en de zelve nog een dagwand op de ASHAGHE.Jan van de Merre zoon van Jan houdt een half bunder op DEN HEYDRIESCH naast Vrancx van den Veke. Marie van den Vekene, dochter van Gillis, bezit acht dagwand waarvan de zes liggen in GHEBERRENDE BROUCK en de andere twee liggen op den HEIDRIESCH.De zelve Marie houdt nog drie dagwand op den HINDRIESCH, en een half bunder op den LETTEREN HEIDRIESCHen een dagwand zijnde de hofstede TE NEDER DROESHOUTE. Jan van Bersele houdt vijf dagwand in TGHEBEIREDE BROUCQ. Margriete van den Steene bezit een half dagwand op den HEIDRIESCH.In Wessekins kinderen van Masezele een dagwand zijnde bos en gelegen naast de HEIDRIESCH. Jan van der Meire houdt een half bunder op TMERRE VELT naast Gillis Molestede. De leenhouder heeft in heerlijke renten negentien schellingen en hallinc par. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 juli 1430.
- 4181 Gheerard van der Eerdbrugghen zoon van Willem doet verhef van zijn leen zijnde een eeuwelijke erfrente van tien schellingen par. bezet op vijfenzeventig roeden land TEN BROUKE genoemd dat eertijds in het bezit was van wijlen Jan Woyls nu ter tijdt op VERSPAPEN. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 12 juni 1430.
- 4190 Lysbeth sKeysers dochter van Adaem doet verhef van haar leen en manschap in Opwijk. Aan het manschap behoren acht mannen namelijk Daneel van Nedervelde zoon van Daniel houdt de helft van anderhalf dagwand land en de andere helft houdt Jan Raes zoon van tSmeecs en ligt op het TFOOX VELT.Margriete van Belle dochter van Gillis houdt een dagwand meers gelegen tussen de meers van Joes van de Nuwenhoeve en de beek. Willem Hoefman houdt een dagwand ligghende op TFOOX VELT. Juffrouw Lysbetten Salaerts houdt haar hofstede. Joes de Keyser houdt eenenzestig roeden ook op TFOOX VELTgelegen. Lexus van der Hoeven bezit zijn stede van een dagwand dat TE DIEPENBROCligt. Willem van den Nuwenhoeve houdt een dagwand meers liggende achter Joes van den Nuwenhoeve. Aan dit manschap behoren nog eens negen bunder van welk een dagwand geldt een vierde schoof gelegen op FOOX VELT en een bunder erfgrond waarop jaarlijks een hoen wordt geheven. En elk dagwand van het resterende deel geldt jaarlijks twee deniers par. Het rapport werd gezegeld door Joes den Keyser broer van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 2 juli 1430.
- 4191 Gheerdt van der Hert als voogd over Lipkinne van den Nuwenhove zoon van Jan doet verhef van twee lenen gelegen in Opwijk. Het eerste leen is anderhalf dagwand winnende land groot wordt TFELDEKIN TE NANAUWE genoemd en ligt voor het hof TER NANAUWEgenoemd. Het tweede leen is een tiende met een jaarlijkse opbrengst van vier ponden groot en vijf dagwand winnende land ook in Opwijk gelegen. Van de tienden houdt Lipken slechts één in de hand. Het ander deel van het leen houdt men verder van hem in leen namelijk Daneel van Nedervelde één tiende, de vrouw sLandmeters het ander. De vrauwe van der Hofstat houdt de vijf dagwanden land en elk van deze is de wandel- en sterfkoop onderhevig. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 2 juli 1430.
- 4192 Jan de Bloc alias Coman doet verhef van zijn leen zijnde een penning rente in Leuvens en andere munten makende vier schellingen negen deniers par. Dit wordt door de leenhouder geheven op dertien bunders erfgrond gelegen in verscheidene percelen en is aan het leen verbonden. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 2 juli 1430.
- 4195 Pieter van den Breden doet verhef van zijn leen van drie dagwand en een half gelegen op FRANKELINCX VELT naast Gillis van der Doort. Welk leen Noel van den Breeden en Gillis van den Breeden houden onder hun beiden geheel en al en staan de leenhouder te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Brede omdat de leenhouder geen zegel bezit op 2 juli 1430.
- 4196 Gillis de Bloc doet verhef van zijn leen van achttien roeden palende aan Jan van Masenzele. Tot het leen behoort een penning rente van twaalf deniers par. geheven op veertien dagwand erfland ook in Opwijk gelegen. Het rapport werd gezegeld door Willem van der Beke omdat de leenhouder geen zegel bezit op 2 juli 1430.
- 4199 Jan Heille zoon van Vrank doet verhef van zijn twee lenen. Het ene is een half bunder groot en ligt in DHAMERSBROUC naast het erf van Vranke den Permentier. Het tweede leen is een bunder groot en ligt op het TROODEVELTnaast Vrancx van den Rode en aan het land van Mertijn van den Berghe. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 2 juli 1430.
- 4201 Jan van Cowenberghe doet verhef van zijn leen van een half bunder groot gelegen TER HOFSTAT OP DE BEKE. Tot het leen behoren nog zes mannen die hun leen van de leenhoude houden te weten : Adaem de Keiser houdt een half bunder gelegen op THOFSTAT VELT. Willem van der Riest houdt twee lenen, het ene is de hofstede waar zijn broer op woont en is een half bunder groot. het ander half bunder ook op het HOFSTAT VELT. ghisel van den Hofstat houdt drie dagwand zijnde bos en land ook op het HOFSTAT VELT aan THOGHEBROEC. Daneel van den Bossche houdt een dagwand. Margriete van Cutsserode vrouw van Pieter van den Meere houdt een half bunder min twee en dertig roeden waaronder land en weide en hiertoe behoren nog zeventien dagwand erfgronden die men van Jan houdt en daarop heeft hij zeventien deniers par. ervelijke jaarlijkse rente. De voormelde heerlijkheid behoort Gillyse van den Breeden de helft toe en staat hij Janne van Cauwenberghe ten gevolge. De leenhouder verzocht Gillis van den Breeden het rapport te zegelen in 1430.
- 4204 Lodewijc van Massemme heer van HOOLBEKE als wettelijk voogd over Louis van Massemme zijn broers wezen verklaart dat jonkvrouw Jozijne van Massemme dochter van Louis die een leen van elf volle manschepen in eenenveertig splettinghenhoudt. Hiertoe behoort Juffrouw Jozinen de wandelkoop en de sterfkoop. Tot het leen behoort een penningrente de penning gerekend aan vier deniers par., de Tournoys te drie deniers par. en de penning zwart aan twee deniers par. Samen : negenentwintig schellingen vier deniers obool par. In natura vijf kapoenen en zeven hoenderen en een half en een vierde. De bezitters van de erfgronden moeten jonkvrouw Jozijne de tiende penning betalen bij verandering. Lodewijk van Massemme, Ghiselbrecht en Jan van Massemme gebroers staan jonkvrouw Jozijne te gevolge van de drie vierendeel van het leen. Nog wordt in het rapport melding gemaakt van Pieter en Lodewijk van Massemme. Het rapport werd gezegeld door Lodewijk van Massemme op 28 april 1432.
- 4205 Het onderhaving document is géén denombrement maar een gezegelde verklaring en opsomming van lenen en manschepen. Daneel de Mey is leenman houdt een bunder leengelegen in Opwijk op DE LETTELCOUTER.Hij houdt nog een dagwand broekmeersin de wijk van BETSVELDE.Nog bezit hij een hoeve sorterende onder het leenhof. Deze drie percelen worden aanzien als één leen en betaalt bijgevolg tien pond par. relief. Tot dit leen behoren volgende manschepen waarop de leenman zijn relief heeft namelijk :. Adam de Keyser houdt een dagwand gelegen op DE LETTELCOUTER. Katheline metten Ghelde houdt een half bunder en tweeentwintig roeden op DE OPWIJC COUTER.Joos de Keyser houdt een half bunder ook op OPWIJC COUTERgelegen aan de AELSTERSCHEN WECH.. Gosen de Tac houdt een dagwand en veertien roeden op de OPWIJC COUTER.Willem de Neve houdt een half dagwand in zijn hofstede. Gillis van Belle houdt achtien roeden, en negentig roeden IN DE PUTTEN in twee percelen. Jan de Keyser houdt vijfenzeventig roeden ook IN DE PUTTENgelegen. Giellis de Neve houdt een dagwand op de LETTEL COUTER gelegen achter zijn hofstede. Deze verklaring werd door Jan de Bloc alias Coman neef van de leenhouder en op diens verzoek gezegeld op 16 juli 1440.
- 4206 Heinric Pipinpoy zoon van Pieter doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijke erfelijke en eeuwelijke rente van vijftien schellingen zes penningen par. Diverse laten op diverse gronden zijn de leenhouder de rente schuldig. Tot het hoofdleen behoort nog een manschap nl. Baetkin sBrauwers van anderhalf dagwand en drie roeden land DE HENNINGHE genoemd gelegen naast Willem van der Erdbrugghe. Het rapport werd gezegeld door Ector den Havelosen op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 28 juli 1440.
- 4207 Margriete dochter van Henrycs van der Eertbrugghen doet verhef van haar leen zijnde een tiende van acht pond groot geldende het leen een paardendienst. Zij doet verhef van een ander leen van dertien dagwand gelegen op DEN RUWACKER tussen het goed van Daneel van der Eertbrugghen en het goed van zijn zuster Margriete, en het goed van Jan de Keyser en Margriete van Hemelrike. Van het hoofdleen van Margriete van der Eertbrugghe houdt Pieter van den Dorpe een dagwand en de kinderen van van den Bossche anderhalf dagwand. het derde leen dat de leenhoudster verhef is acht en half dagwand groot gelegen TE DROESHOUTE ook in Opwijk palende aan het goed van de erfgenamen van Willem van der Eertbrugghen. Hiervan houdt Gielys van der Meere zes dagwand in leen en Joes de Keyser een half dagwand in leen. Nog doet de leenhoudster verhef van een hofstede waar Lise Breemans woont. Een vierde leen van een dagwand broekland gelegen in TGHEBERDE BROECin Opwijk palende het goed van Jan van Beersele. Het leen staat Daneel van der Eertbrugghe van de twee delen ten gevolge, Margriete en Beatrijse zuster van Margriete van der Eertbrugghen het derde deel in het derde deel. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Vekene man van Margriete van der Eertbrugghen op 22 juli 1440.
- 4211 Jan de Bloc doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijkheid in Opwijk waartoe de stede TE NEDERVELDE behoort in leen gehouden van Joos. Tot het hoofdleen behoort nog acht bunders helftwinninge geldende een jaarlijkse cijns van vier schellingen par. en vier hoenen. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 25 juli 1440.
- 4212 Gillis van Hemelryc doet verhef van zijn leen van tussen de tien en de elf dagwand groot in vier percelen. Vijf dagwand ligt OP DROOSHOUTE naast Gillis van den Bossche zoon van Jan en Gillis van Beersle. Een bunder ligt op TPERREVELT naast Jan van den Doorent en Ympen Zijstman. Anderhalf dagwand in twee percelen het éne naast Pieter van Warebeeke en met de andere zijde aan Hector In de Reke en het ander stuk paalt aan Gillis van den Doorent en aan Gillis Boschmans. Nog houdt de leenhouder een leen van een oud half bunder op DE HOEVER COUTRE naast Joos Keysers en het goed VAN DEN ROOSEN. Het rapport werd gezegeld door Jan van Berchem op 25 juli 1440.
- 4213 Ympen van der Meere doet verhef van zijn leen en manschap zijnde twee leentjes een van een dagwand palende aan een eusel dat vroeger aan Vrancx van den Roden toebehoorde en aan de stede TER MEERE.Het ander leentje is 75 roeden euselsgroot naast WUET MERSCH eertijds toebehorende Pieter van der Meere en aan het eerste leen. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 25 juli 1440.
- 4216 Robbrecht de Bloc alias Coman van drie dagwand in diverse percelen nl. een dagwand op WINCKER COUTREpalende aan DEN HOLENMEERSCH langs het land van Joos de Keyser en DEN WEERBERCH.Het ander perceel is broekgelegen in DE HORST ook in twee percelen. Beide percelen liggen tussen het goed van het klooster van Zwijveke en het goed van Philips van Nuwenhove. Tot het hoofdleen behoren vier manschepen. Het rapport werd gezegeld door Jan de Bloc, broer van de leenhouder, gezegeld op 28 juli 1440.
- 4218 Ghisel van de Nuwenhove zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een bunder gelegen in twee percelen. Het éne perceel ligt naast DE CLUSE op CAPELLEVELT en het ander in HEYSTERGHEM MERERSCHS VOOR TGAT. Het rapport werd gezegeld door de vander van de leenhouder op diens verzoek op 30 juli 1440.
- 4223 Jan Aelbrechts die nu de Bursere wordt genoemd, doet verhef van zijn leen van acht bunders groot zijnde helftwinning. De acht bunders houden diverse persoon in leen van de leenhouder liggende in diverse percelen aan de straat naar Aalst toe. Het rapport werd gezegeld door Heindric van der Hoeven op vraag van de leenhouder op 1 augustus 1440.
- 4224 Gillis de Bloc doet verhef van zijn leen van zeventien roeden gelegen naast de watermolen. Van het leen worden dertien dagwand erfgrond gehouden gelegen aan DOPPIJCCOUTERE en is meers. Die erfgrond geldt jaarlijks dertien deniers par. erfelijke rente. Het rapport werd gezegeld door Gillis van der Hoeven op vraag van de leenhouder omdat die geen zegel bezit, op 1 augustus 1440.
- 4225 Gillis Moyenzone, man van Kathalinen van Beerzele wettige dochter van Jan van Beerzele doet verhef van een leen van elf dagwand gelegen op DROESHOUTE in Opwijk. Joes de Keyser houdt van de leenhouder zes dagwand, Willem van Droeshoute houdt een dagwand met een huis erop staande. Het rapport werd gezegeld door heer Janne Barrebrouc op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 1 augustus 1440.
- 4226 Willem van den Nuwenhove doet verhef van zijn leen van drie bunders en een half dagwand gelegen in twee percelen gelegen naast het goed VAN DEN ROESEN en naast Willem Yen. Het half dagwand ligt op TROVELT naast Vrancx Permentiers. Het rapport werd gezegeld door Heindric van den Nuwenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit, op 1 augustus 1440.
- 4228 Jan Coereman zoon van Willem doet verhef van zijn leen van een dagwand DE KETELRIE genoemd. Van het hoofdleen wordt twee dagwand gehouden dat de leenhouder hem staat ten gevolge en ligt naast het hoofdleen. Het rapport werd gezegeld door Janne van den Nuwenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit, op 13 augustus 1440.
- 4229 Jan van den Breden zoon van wijlen Pauwel doet verhef van een leen van een oud half bunder gelegen OPT MEERVELDEKEN. Het leen paalt aan Gillis van den Huffelle met zijn hofstede en achter het land van Gillis van den Broeke. Omdat de leenhouder geen zegel bezit heeft de parochiaan het rapport gezegeld. Geen opgave van datum.
- 4230 Gillis van den Brieden doet verhef van zijn leen van een bunder te weten : een half bunder op DE CUTSERODE MEERE palende aan Ympens van der Meere en aan Pieter Nieulans. Het ander half bunder ligt op CUTSERODE BEKE en paalt aan Impen van der Meere en aan het goed van de heer van Bigaerden. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Briede omdat de leenhouder uit het land is. Rapport werd niet gedateerd.
- 4232 Heynric van der Hoeven doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand groot gelegen op DIE BAERDEGHEM COUTERpalende aan het goed van DE ROSEN en aan het goed van Affligem. Nog doet Henric van der Hoeven over Magriete tsParmentiers zijn vrouw verhef van een ander leen van een bunder groot ook in Opwijk gelegen TE RODE naast het leen van Vranscs Parmentier en de kinderen van de Keere. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder zonder opgave datum.
- 4237 Lijsbet tsKeysers, vrouw van Willem van der Schueren doet verhef van een leen waartoe acht mannen behoren. Eerst de erfgenaam van Alexus van der Hoeven houdt een stede van een dagwand gelegen TEN ZIJPEvoor het hof van de weduwe Joes van Nuwenhove. Willem van den Nuwenhove houdt een dagwand meers gelegen TEN ZIJPE palende aan de hofgracht. Margriete van Berkle houdt een dagwand meers palende aan Janne van der Riest. Jonkvrouw Kateline van Bennen houdt een half bunder land achter het hof van de weduwe van den Nieuwenhove en met de andere zijde tegen THRAVIEN VELTen aan de erfgenamen van Loeywijc Salaerts. Danel van der Neervelde houdt [.] en vijfenzeventig roeden tegen DEN TFOXTS PUTTEen aan Pieter van den Bossche. Pieter van den Bossche houdt de zelve 75 roeden gelegen achter zijn hof. Willem Hoefman houdt een dagwand gelegen op de TFOXTS PUTTEen aan Willem van Neervelde. Joes de Keyser houdt zestig roeden op het TRABIEN VELTpalende aan de dries van Jan Smedt en aan Willem van Nuwenhove. Nog op een dagwand de vierde schoof op TFOXTSgelegen palende aan het goed van Henric van Assche en de tweede schoof. Het rapport werd gezegeld door Joes Keysers van Opwijk zonder opgave van datum.
- 4239 Joes van den Bossche doet verhef van zijn leen van achtien bunders waarop hij de twee schoven van de tiende heft gelegen op de MASESELE COUTERin Opwijk in diverse percelen. Dient te weten dat de achtien bunders erflanden zijn. Nog hebben Margriete van den Bossche en Beatrijs van den Bossche elk een derde deel. Nog doet de leenhouder verhef van een ander leen van vijf bunders gelegen op DE WAEYENBERCH COUTERE op het BOSCH VELT en op TOREKENen ook in PADDENBROUC.Op dit leen heft de leenhouder de derde schoof van de twee schoven van de tiende. Tot dit leen behoort nog vier en half bunders waaronder hofstede en land gelegen in Sint-Gillis die Actor Ringhout houdt in leen van Joes. Het rapport werd noch gezegeld, noch ondertekend, noch gedateerd.
- 4241 Joes van der Eertbrugghen doet verhef van zijn leen van zes dagwand gelegen op DROUSHOUTE naast Gillis van der Meere. Het rapport werd gezegeld door Gheert van der Eertbrugghen omdat de leenhouder geen zegel bezit. Het rapport is niet gedateerd. Gheert van der Meere doet verhef van zijn leen zijnde een jaarlijkse erfelijke rente van tien deniers groot geheven op EEN HOF TEN BROUCKE.Het rapport werd gezegeld door Gheert van der Eertbrugghen omdat de leenhouder geen zegel bezit zonder opgave datum.
- 4244 Danel van der Meere doet verhef van zijn leen gelegen in Opwijk TE NYVERSELEop het MEERVELT van anderhalf dagwand. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op vier schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Pauwels van Waerbeke op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 31 januari 1514 n.s.
- 4245 Daneel van der Meere doet verhef van zijn leen van een dagwand en vijfenzeventig roeden gelegen in drie percelen te weten: een dagwand in het hofland palende aan de erfgenamen van Jose van der Meerscare en aan TFRANCKS BROECK. Nog twintig roeden meers palende het zelfde dagwand en tegen het bos van Hendric van der Meere. Nog 55 roeden bos TFRANCKS BROECK genoemd palende aan het zelfde dagwand, welke 55 roeden leen aan Jan van der Meere zoon van Joos toebehoort. De jaarlijkse pachtwaarde van het leen wordt op vijf schellingen groot geschat. Het rapport werd door Pauwels van Waerbeke gezegeld op 31 januari 1514 n.s.
- 4247 Hendryck de Bloc zoon van Heindrycx doet verhef van zijn leen gelegen op DE BLOEXCOUTER een dagwand en 25 roeden groot palende aan de hofstede van Joes Smet en meester Joes Keyser. De jaarlijkse geschatte waarde van het leen komt op tien vaten rogge. Het rapport werd gezegeld door Willem van der Ertbrugghen op 4 februari 1514 n.s.
- 4248 Jan van den Keere zoon van Gillis doet verhef van zijn leen gelegen TE NIVERSELE en is een bunder groot in twee percelen. De drie dagwand is een hofstede palende aan DEN WEMAERS HOF en aan Joos van der Meere. Het andere dagwand ligt op DMEEREN VELT palende aan Adam van den Bossche en aan T DOUDE ROT. De geschatte jaarlijkse pachtwaarde wordt op zestien schellingen groot genomen. Het rapport werd gezegeld door Jan van Anderenhove op verzoek van de leenhouder op 5 februari 1514 n.s.
- 4249 Anna Bochsmans dochter van Pieter doet verhef van haar leen van zes dagwand in twee percelen gelegen. Een perceel is gelegen op de PERTS BERCH groot een bunder palende west aan DMERKEN.Een half bunder is aan Jan van der Sport hofstede gelegen. De jaarlijkse geschatte waarde bedraagt zes pond par. Het rapport werd door Jan van den Bossche gezegeld op verzoek van de leenhoudster op 6 februari 1514 n.s.
- 4250 Amelric van der Breen zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand waarvan een dagwand op DE CUSSEROR MEERE [ CUTSERO MEERE] ligt palende aan het goed van Jan Pauls en tegen het goed van Willems Marscalc. Het ander half dagwand ligt op de CUSSEROYE BEKEpalende aan Hendric van der Meere en Daneel van der Breen. De jaarlijkse waarde van het leen werd op drie schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 februari 1514 n.s.
- 4251 Joes van den Breen zoon van Daniel doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand groot waarvan een dagwand ligt op CUYSSEROR MEEREpalende aan Jan Pauwels goed en aan Amelricx van der Breen goed. Het andere half dagwand ligt op de CUYSSEROR BEKE en paalt aan het goed TEN EECKEN en aan Amelricx van der Breen. De jaarlijkse geschatte waarde wordt op drie schellingen groot genomen. Amelric van der Breen op verzoek van Joes van der Breen heeft het rapport gezegeld op 8 februari 1514 n.s.
- 4253 Pauwels de Parmentier doet verhef van zijn leen van vijf dagwand gelegen in diverse percelen in Opwijk TER STEDE genoemd TEN RODE. Het leen paalt aan HET BRESVELT TEGEN DER BEKEN. Het ander perceel is gelegen INT RODEN VELT genoemd DE PAELWILLEGHEN. De geschatte waarde van het leen komt op tien schellingen groot Vlaams jaarlijks. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 februari 1514 n.s.
- 4255 Gillis tKint zoon van Aert doet verhef van zijn leen van een dagwand en eenenveertig roeden gelegen op DIE HOEVER COUTER. Het leen paalt aan het goed van Affligem in Brabant en aan het goed van DEN ROOSEN. De jaarlijkse waarde wordt op twee schellingen acht deniers groot geschat. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 13 februari 1514 n.s.
- 4256 Joes van den Breeden zoon van Danels doet verhef van zijn leen in diverse percelen gelegen te weten : eerst anderhalf dagwand op VRANCKENE VELTpalende aan het goed van Joes van Assche. Nog een half bunder op het HINGHENNE VELTpalende aan de beek en aan Pauwels van Assche. Het rapport werd door Amelric van Breeden gezegeld op verzoek van de leenhouder op 8 februrari 1513.
- 4258 Willem van der Specht zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een dagwand gelegen op DE NEERVELT COUTERE. Het leen paalt aan het goed van Joes van Cousbrock en het goed van Oriaens van den Bossche. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op zeven vaten rogge geschat. Het rapport werd door Amelric van den Breen op verzoek van de leenhouder gezegeld op 12 februari 1514 n.s.
- 4259 Anna van Praet dochter van Jan doet verhef van haar leen gelegen in Opwijk TEN BROUCKE op de WIJSBEKE en is elf dagwand groot. Het leen paalt oost aan de beek west aan Pauwels van Nuwenhove. De jaarlijkse pachtwaarde wordt op een pond zestien schellingen groot geschat. Het leen omvat bos en meers en is voor de helft in eigendom aan Marien van Praet dochter van Jan en staat Anna haar zuster ten gevolge. Dingelijk man is Daneel van der Eertbrugghe zoon van Jan. Het rapport werd gezegeld door Jan van Anderenhove op verzoek van de leenhoudster omdat die geen zegel bezit op 12 februari 1515 n.s.
- 4261 Joes van Damme doet verhef van zijn leen DROESHOUT genoemd vier dagwand en half groot. De jaarlijkse waarde wordt op tien schellingen groot geschat. Van het hoofdleen worden twee achterlenen gehouden. Het éne is zes dagwand gelegen naast DIE MEERKENS STRATE en het andere is anderhalf dagwand waarop Reynier van den Vorde zijn hofstede heeft. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 12 februari 1514 n.s.
- 4262 Joes van Damme doet verhef van zijn leen DIE STEDE TE CONKELMANS genoemd en is vijf dagwand groot. Het leen paalt aan Antonys van Hoorenbeke. Nog doet hij verhef van anderhalf dagwand gelegen op DANIELS BROEC gelegen naast het eerste leen en paalt aan het goed van Affligem. Beide percelen worden als één leen beschouwd waarvan de jaarlijkse waarde op veertien schellingen groot geschat wordt. De leenhouder zegelde het rapport op 12 februari 1514 n.s.
- 4263 Danel van der Dort zoon van Gheerts doet verhef van zijn leen van een half bunder liggende TE NIVERCELE.Het leen paalt aan het goed van Lysbetten van der Meere. De jaarlijkse opbrengst wordt op vier schellingen groot geschat. Het rapport werd door Amelric van Breen gezegeld op verzoek van Danel van der Doort op 12 februari 1514 n.s.
- 4264 Lysbet Permentiers doet verhef van haar leen van een half bunder gelegen op DE HOEVER COUTERE en wordt DE PAELEEKE genoemd. Het leen paalt aan het goed van het klooster van de ROOSENen aan Brabant. De jaarlijkse opbrengst wordt op vier schellingen groot geschat. Het rapport werd door Jan van der Hoeven gezegeld op 15 februari 1514 n.s.
- 4265 Jan van der Damme zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van twee dagwand en half gelegen op TROYVELT palende aan DE BEERSBEKE en aan Joos van den Damme. Het leen is de leenhouder gesuccedeerd door het overlijden van zijn vader. De jaarlijkse geschatte opbrengst is zes schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 20 februari 1514 n.s.
- 4267 Jacob de Hertoghe als kerkelijk voogd over Lysbetten Steerincx dochter van Andries zijn vrouw doet verhef van twee lenen. Het éne leen is een tiende geldende op achtien bunders erfgrond gelegen TE WAYENBERGHEin Opwijk op de MARCSELLE COUTERE. Tot dit leen behoort nog een achterleen gelegen op Sint-Gillis en is een bunder groot achter RINGHOUDTS STEDE.Willem Spot bezit nu het achterleen.Tenetur Gillis Heyvaert dat de leenhouder ten gevolge staat. Tot dit heerlijk leen behoort nog een penning rente van zestien groot negen kapoenen en achtien hoenderen. Het ander leen is een zesde schoof die hij heft op een bunder erfgrond in Opwijk en heeft een jaarlijkse geschatte waarde van zestien schellingen groot. Beide lenen gelden jaarlijks aan de kerk van Opwijk een rente van vier vaten rogge en vier vaten evene. Nog gelden de lenen aan het klooster van Affligem jaarlijks vier veertelen rogge en vier veertelen evene. Gillis Heyvaert zoon van Jacop staat haar van beide lenen ten gevolge over de helft. Jacob de Hertoghe zegelde het rapport op 9 maart 1514 n.s.
- 4268 Andries van der Biest doet verhef van zijn leen van een bunder land en meers in twee percelen. Het half bunder meers is gelegen op HEISTERGHEM MERSCH en paalt aan de beek en aan het CAPELLEVELT. Het ander half bunder is land op het CAPPELLEVELT gelegen in twee stukken. Anderhalf dagwand hiervan behoort toe aan Pauwels van Nuwenhove en paalt aan RUWENS PERMENTIERS VELDEKEN en een half dagwand behoort aan Andries Hofman toe. Het half bunder land staat de leenhouder ten gevolge met een jaarlijkse geschatte waarde van veertien schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Willem Hofman op 2 maart 1514 n.s.
- 4270 Olivier Nieulant zoon van meester Joes doet verhef van zijn leen van zes bunders en half DEN HOOGHEN DRIESCH genoemd gelegen aan DEN NEREN PAELMEERE. De jaarlijkse waarde wordt op drie zakken rogge, vijftien pond en twaalf schellingen par. geschat. Het leen paalt aan de erfgenamen van Ympen van der Meere en aan de erfgenamen van Daniel van Cutseyde. Het rapport werd gezegeld door Stevin van Eggermonde op 3 maart 1514 n.s.
- 4271 Phelips Stommelin doet verhef van zijn leen en manschip zijnde de meierij van Opwijk met prater en alle rechten en vrijheden daaraan klevende. Tot de meierij behoort ook een zomer en winter schoof. Nog behoort aan dit leen een erfelijke evenrente die diverse personen gelden waarvan het merendeel van de rente verduisterd en verdonkerd is. De jaarlijkse pachtwaarde van het leen bedraagt vier pond groot. Het leen is belast met een jaarlijkse rente van vier zakken koren aan de kapelrij van Sint Jans in Dendermonde. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 4 maart 1514 n.s.
- 4272 Jan Pypenpoys zoon van wijlen Jan doet verhef van een heerlijke cijns geheven op TE DRIJE LANGHE VELDENgroot zeven en half bunders en tien roeden. De jaarlijkse cijns beloopt tot acht schellingen zes penningen en een hallink par. Van de cijns heft de leenhouder de tiende penning als men enig goed verhandeld of verkoopt. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 6 maart 1514 n.s.
- 4273 Andries van der Lysbetten doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand palende aan Joos van Damme. Van dit leen behoort Andries slechts het vierendeel toe en de andere drie delen staan hem te gevolge o.m. van Arent Kint de twee delen en van Gillis van der Lysbetten het vierde deel. De jaarlijkse pachtprijs wordt op vijf schellingen groot geschat. Pieter van Rossem op verzoek van de leenhouder zegelde het rapport op 7 maart 1514 n.s.
- 4274 Pauwels de Bloc zoon van Joos doet verhef van zijn leen van drie dagwand in diverse percelen. Te weten : een dagwand winnende land op DEN OPWIJC COUTERE palende aan DEN HOLEN MEERSCH. Twee dagwand bos palende aan het goed van het klooster van Zwijveke en aan Jan Keysers bos. De jaarlijkse waarde is vijf schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Anthonys van Meersche op verzoek van de leenhouder op 8 maart 1514 n.s.
- 4275 Joozine van Nuwenhove dochter van Gillis doet verhef van zijn leen van een dagwand en twaalf roeden groot palende aan TBEERS VELT en aan het bos van Pauwels Parmentiers. De geschatte jaarlijkse pachtwaarde van het leen is drie schellingen zes deniers groot. Het rapport werd door Luenis van der Hert gezegeld op 9 maart 1514 n.s.
- 4276 Adriaen de Block zoon van Joes doet verhef van zijn leen zijnde een helftwinninge met een cijnsrol sprekende op acht bunders en half in diverse percelen in de wijk van NEDERVELDE. Het leen met de cijnsrol heeft een jaarlijkse pachtwaarde van acht zakken koren. Van het leen houdt Gillis van Nedervelde zoon van Mathijs een hofstede van een dagwand groot. De drie vierendeel van de helftwinninge behoort toe aan Pauwels van Nuwenove van een helft en het ander vierendeel aan Heinderic den Block die de leenhouder staan ten gevolge, Pauwels van Nuwenhove is de helft te delen. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 12 maart 1514 n.s.
- 4277 Jan van Hemelrike zoon van Heindericx doet verhef van zijn leen van elf dagwand gelegen TE DROESHOUTE in twee percelen. De vijf dagwand paalt aan de erfgenamen van Heinderic van den Bossche en de zes dagwanden liggen nabij de Doortstraat in diverse percelen. Het rapport werd gezegeld door Jan van der Hoeven op 19 maart 1514 n.s.
- 4278 Claus Bloeme zoon van Macheels doet verhef van zijn twee lenen IN DE WEST ZIJDE TEN PLANTSSEN gelegen in Opwijk te weten : het grootste leen ligt in drie percelen zijnde de twee delen van een half bunder op DE HOEVE COUTER aan de PAELEEKE en paalt aan het goed van DEN ROSEN. Het tweede leen is een tweedeel van een dagwand aan TPERVELT genoemd DHEEKEN palende aan het PERREVELT en aan de meers van de erfgenamen van Cornelis van den Breeden. Het derde leen is de tweedeel van zestien roeden aan DIEPENBROUCK palende aan DE NEST. Het leen bestaande uit de drie vorige stukken wordt jaarlijks verpacht voor vijf schellingen groot. Het ander leen ligt op TBOESVELT en is een dagwand groot en paalt aan DEN BLOUWERE en aan DE MIDDEL VORRE. Dit leen is jaarlijks ongeveer twee schellingen groot waard. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 23 maart 1514 n.s.
- 4279 Joes de Keyser zoon van Henricx doet verhef van zijn leen van een bunder groot gelegen TER PLAETSSENgezegd DEN BERCH. Het leen paalt aan het goed van het klooster van Zwijveke. Het leen geldt jaarlijks negen schellingen groot Vlaams. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyser zoon van Jan, neef van de leenhouder op 24 maart 1514 n.s.
- 4281 Joes de Keyser zoon van Henricx doet verhef van zijn leen en manschip zes dagwand groot. Tot het manschip behoren twee mannen houdende twee lenen. Te weten Margriete metten Gelde houdt zes dagwand van de leenhouder, gelegen aan DEN ABBEELEN BOSCH jaarlijks twaalf schellingen groot waard. Nog negen dagwand waarvan de twee dagwand liggen INT ROT en is weide, jaarlijkse waarde vier schellingen groot. De erfgenamen van Ghysbrecht de Keyser met drie dagwand gelegen aan het goed van Margrietten metten Gelde en aan DE CLEERSTRATE, zes schellingen groot staan de leenhouder ten gevolge. Evenals Margriette metten Gelde met anderhalf dagwand en 29 roeden liggende OPT VOSSENENVELT en vier schell groot waard zijnde. Evenals de erfgenamen van Lanceloet de Keyser met een dagwand liggende OPT GROOT VELT aan het goed van de erfgenamen van meester Pieter den Keyser twee schellingen groot. Evenals de erfgenamen van Willem den Keysere van anderhalf dagwand ook OPT VOSSEMEN VELT palende aan het goed van de erfgenamen van Claese van den Bossche en drie schellingen groot. Al deze partijen staan de leenhouder ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyser zoon van Jan, neef van de leenhouder op 24 maart 1514 n.s.
- 4283 Geert van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen genoemd DE STEDE TE CONKELMANS zeven dagwand en half groot gelegen in twee percelen. Het éne is de stede te Conkelmans palende aan Anthonis van Horenbeke en het ander is anderhalf dagwand groot op DAMELBROUCKgelegen, palende aan het goed van Affligem. De jaarlijkse pachtwaarde wordt op vijftien schellingen groot geschat. Als dinghelijk man werd Luenis van der Hert aangesteld. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove op verzoek van de leenhouder op 1 juli 1514.
- 4284 Geert van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen op DAMELBROUCKgelegen en is vijfenzeventig roeden groot. Het leen paalt aan Anthonis van Horenbeke en Geert van den Damme. Als dingelijk man werd Luenis van der Hert aangesteld. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove op 1 juli 1514.
- 4285 Geert van den damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen gelegen TE DROESHOUTE in Opwijk van vier en half dagwand groot. Het leen paalt aan de hofstede van Reyniers van den Voorde. De jaarlijkse pachtprijs van het leen bedraagt tien schellingen groot. Van het hoofdleen worden twee achterlenen gehouden : Eerst Pieter tKint zoon van Arents houdt een leen TE DROESHOUTE en wordt TSTEEN EUSELE genoemd en is zes dagwand groot. Verder houdt Reynier van den Voorde een leen van anderhalf dagwand groot palende aan de beek tussen Brabant en Vlaanderen. Als dingelijk man werd Luenis van der Hert zoon van Arents aangesteld. Het rapport werd gezegeld door Jan van den Anderenhove op 25 juli 1514.
- 4286 Jan van Binchem doet verhef van zijn leen zijnde het vierde van de watermolen en het vijverken en het huis daaraan staande gelegen aan DEN LITTERECOUTER bij Merchtem. De leenhouder verklaart dat van het vierendeel hem slechts de helft toebehoort en de andere helft van het vierendeel staat Frans van Steelant hem te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 augustus 1514.
- 4287 Pieter van den Bossche als man en kerkelijk voogd over Anna sParmentiers zijn vrouw doet verhef van drie lenen die zijn vrouw houdt gelegen op AMELSBROUC. Namelijk een leen van een half bunder dat paalt aan het goed van het klooster van Affligem en aan het goed van wijlen Joos van Damme. Het tweede leen is drie dagwand groot en paalt aan het goed van het klooster VAN DEN ROOSEN en aan het goed van wijlen Joos van Damme. Het derde leen is een dagwand groot paalt ook aan het goed van Den Roosen. De jaarlijkse waarde van elk dagwand wordt op twee schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Pieter van den Bossche namens zijn vrouw op 1 september 1514.
- 4289 Gillis van Effele doet verhef van zijn leen van vijf dagwand in diverse percelen gelegen. Eerst een dagwand TCONKELVELDEKINgenoemd dat paalt aan het goed van wijlen Joos van Damme. Vijfenzeventig roeden dat paalt aan Pieter van den Bossche en aan Pieter de Bolle. Een dagwand palende aan TBEERSVELT. Nog een dagwand op de HOEFCOUTER gelegen aan Jan sKins goed en een ander dagwand ligt op de zelfde kouter en paalt aan Aerts sKints goed. Al deze percelen hebben samen een jaarlijkse waarde van vijftien schellingen groot. Dit leen samen met een ander leen van twee dagwand zijn belast met een jaarlijkse losrente van dertig schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Anthonis van Hoorenbeke op verzoek van de leenhouder op 2 december 1514.
- 4290 Bastiaen de Rop doet verhef van zijn leen gelegen TEN DROESHAUTE een half bunder groot Een heerlijke rente van jaarlijks vierentwintig schellingen par. wordt op de grond geheven. Het leen omvat bos en paalt aan het goed van Joos de Bloc, aan BEECMANS HEYE en aan het goed van de erfgenamen van Jan van Hemelrijke. De leenhouder ondertekende het rapport op 1 oktober 1515.
- 4292 Heer Jan van der Biest priester, zoon van Andries, doet verhef van zijn leen van een bunder gelegen in twee percelen. De twee dagwand ligghen in HEYSTERGHEM MERSCH en palen aan BUGGHENHOUT en aan het CAPELLEVELT.Het ander half bunder ligt op CAPELLEVELTen paalt aan het goed van de erfgenamen van Jan van Praet. Dit gedeelte behoort toe aan Pauwels de Keersmakere en Lancelot Hofmans die voor hun deel de leenhouder ten gevolge staan. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder omdat hij geen zegel bezit, op 18 januari 1541 n.s.
- 4293 Hendric de Meij zoon van Gillis doet verhef van zijn leen zijnde de helft van drie dagwand. Een dagwand ligt op DE CUTSEROO MEERE en paalt aan Joos van den Breen en aan Joos van den Broucke. Het ander half dagwand ligt op de DE CUTSEROO BEKE en paalt aan Joos van den Breeden en Hendrix van der Meere. Joos de Mey en Jan de Mey broers van de leenhouder staan hem te gevolge met hun deel. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder op 20 januari 1541 n.s.
- 4294 Merten de Bloc zoon van Hendrix doet verhef van zijn leen van een dagwand en tien roeden groot gelegen op DE BRUCCOUTRE. Het leen paalt aan Lanselot sKeysers, het goed van de kerk van Opwijk. Heer Jan van der Biest bezit in het leen een half dagwand met welk deel hij de als sterfman de leenhouder staat te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 15 juni 1541.
- 4295 Lieven van Hoorenbeke zoon van Anthoon doet verhef van zijn leen van een bunder gelegen op DE LETTER COUTERE aan de PUTTENEN en aan DORPMANS MEERSCHSELKEN nu toebehorende Grietken van Hoorenbeke zuster van de leenhouder Meester Joos van Hoorenbeke bezit de helft van het leen en staat de leenhouder als sterfman te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jacop de Hertoghe op verzoek van de leenhouder op 8 januari 1543 n.s.
- 4296 Cornelis van den Broeke zoon van Joos doet verhef van zijn leen van een half bunder. Het leen paalt aan de Couterstraat, aan Gheerts van den Doort met zijn goed DE LANGHEWEYE genoemd en aan Gillis van Praet. Gillis, Jan, en Daniel van den Broeke broers van leenhouder staan hem te gevolge met hun deel van het leen. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op 2 januari 1544 n.s.
- 4298 Jan Lupaert zoon van Jan doet verhef van zijn leen van zeventig roeden gelegen op THOOGH MACHIELSVELT palende aan Lieven Kersmakers en aan het goed van de kinderen Machiel Scormans. De leenhouder erfde het leen van zijn vader die het bekwam van Joos den Keijser. De jaarlijkse geschatte waarde bedraagt twee schellingen acht groot. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 januari 1550 n.s.
- 4299 Jan de Bloc zoon van Adriaen doet verhef van zijn leen zijnde een helftwinning met een cijnsrol geheven op acht bunder en half gelegen nabij DEN HOVE TE NERVELDE.Eerst een veld TE NERVELDEvan zeven dagwand groot palende aan het MEERLEN VELTen aan de NERVELDE COUTRE en op HET BROECK VAN NERVELDE daar naast. Een dagwand gelegen aan de NERVELDE COUTREen aan FOCXVELT en op FOCXVELTzeventien dagwand palende aan HET BROECK VAN NERVELDEen aan DEN KIEKENS HOF. Op deze acht bunder en half heeft de leenhouder de helftwinninge en de helft van de granen in het vat als het gedorst is. Dit heeft een geschatte jaarlijkse waarde van zes zakken rogge. In heerlijke jaarlijkse rente heft de leenhouder ongeveer vierenveertig deniers par. in speciën en vier hoenderen en de tiende penning bij verkoop. Bovendien houdt Gillis van den Meere zoon van Joos een achterleen van twee dagwand dat zijn hofstede is ook TE NERVELDE gelegen aan het BROECK VAN NERVELDE. De leenhouder erfde het leen van zijn vader Adriaen de Bloc zoon van Joos. De leenhouder zegelde het rapport op 8 januari 1550 n.s.
- 4300 Gillis van den Broeke zoon van Joos doet verhef van zijn leen van twee dagwand gelegen op NIVERSELE en paalt aan de MOLENCOUTER STRATE van Baardegem en aan Pauwels Hofmans, aan Gheert van den Doort en aan Gillis van Praet. De leenhouder erfde het leen van zijn vader die het kocht van Lysabetten van den Doort weduwe van Daem Bosmans. Cornelis, Jan en Daniel van den Broeke broers van de leenhouder staan hem als sterfman met hun deel van het leen te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Cornelis broer van Gillis op 8 januari 1550 n.s.
- 4301 Jan van den Keere zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van een bunder palende aan DEN WEIMERS HOF en aan het straatje naast HET CLEEN MEERVELT en aan de hofstede van Jan van den Meere. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Daniel van der Meere zoon van Joos zegelde het rapport op verzoek van de leenhouder op 8 januari 1550 n.s.
- 4302 Daneel van der Meere zoon van Joos doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand gelegen te NIVERSELE op het MEERVELT. Het leen paalt aan Matheeus van der Meere en aan Gillis van Neffele. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 8 jan.1550 n.s.
- 4303 Jan van den Broeke zoon van Joos doet verhef van zijn leen van zes dagwand waarvan vijf dagwand liggen voor Hendrix Verlysbetten hofstede TE NIVERSELE palende aan Lebbeke en tegen het BERSCHVELT en aan Gillis van Neffele. Het ander dagwand ligt op ROIJVELT en paalt aan Daniel van Damme, Jan van Anderenhoven. Van het leen is Janne van den Broeke als sterfman met Cornelis, Gillis en Daniel van den Broeke zijn broers die anderhalf dagwand toebehoren. Daniel van Hemelrijc, Janne van Anderenhove en Gillis van den Broeke de andere zeven en half dagwand staan de leenhouder als sterfman te gevolge. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het rapport werd gezegeld door Cornelis van den Broeke op verzoek van zijn broer op 8 januari 1550 n.s.
- 4305 Cornelis van den Broeke zoon van Joos doet verhef van zijn leen TE NIEVERSELE in twee percelen gelegen samen drie dagwand groot. De twee dagwand liggen aan het goed van het klooster van Affligem, aan Jan van Damme en Jan van Anderenhoven. Het ander dagwand ligt aan het goed van het klooster VAN DEN ROOSENaan het goed van Gheert van Trieste en aan Joosijne van Hoorenbeke. De leenhouder erfde het goed van zijn vader. Jan, Gillis en Daniel van den Broeke broers van de leenhouder staan de leenhouder te gevolge omdat het leen hun vieren samen toebehoort. De leenhouder zegelde het rapport op 8 januari 1550 n.s.
- 4306 Jan van den Damme zoon van Joos doet verhef van zijn leen van vijf dagwand palende aan het goed van Jan van der Elst. De geschatte waarde per dagwand bedraagt drie schellingen vier penningen groot. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 9 januari 1550 n.s.
- 4307 Gillis van Neffele zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van vijf dagwand en zesentwintig roeden en half in Opwijk in vijf percelen gelegen. De leenhouder bezit een dagwand HET VELDEKEN genoemd. Dit deel paalt aan Gillis van Broeck. Nog een dagwand en zesentwintig roeden en half liggen op BAERDEGHEM COUTEREen paalt aan Anthonis tKint en staan de leenhouder te gevolge. De erfgenamen van Joos van den Broecke staan de leenhouder met een half bunder te gevolge waarvan een dagwand op DAMENS BROECKligt en paalt aan het goed van de erfgenamen van Joos van den Damme en aan het goed van de weduwe van Joos van den Broecke. Nog een dagwand ligt op DE HOEVEN COUTERoost het goed van Der Roost tegen Brabant. Nog staat Henric van der Lysbetten de leenhouder te gevolge met een ander dagwand HET VELDEKEN TE CONCLEgenoemd palende aan het goed van de erfgenamen van Joos van Damme west, zuid ook aan het goed van de zelve erfgenamen. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 19 januari 1550 n.s.
- 4308 Jan van Anderenhove zoon van Jan doet verhef van zijn leen van zes dagwand waarvan een dagwand ligt op ROIJVELT en paalt aan BERSCH VELT en aan Daneel van Damme en Pieter Bollen. Het ander half bunder ligt op DAMELSBROECen paalt aan het goed van het klooster van Affligem, aan Jan van Damme, aan Hendric van den Velde. Van het leen behoort de leenhouder een dagwand toe als sterfman gekocht van de kinderen van Gillis Verlysbetten. Van de andere vijf dagwand behoort Gheert van Trieste een dagwand toe, Jan van den Keere een dagwand, Hendric Hendrix zoon van Joos ook een dagwand en Lieven van Anderenhove zoon van Gillis twee dagwand die de leenhouder als sterfman staan te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Gillis van Neffele op verzoek van de leenhouder die zijn schoonvader is op 16 januari 1550 n.s.
- 4309 Merten de Bloc zoon van Hendrix doet verhef van zijn leen van een dagwand en vijfentwintig roeden op DE BRUCCOUTRE gelegen en paalt aan de hofstede van heer Jan van der Biest. Van het hoofdleen bezit heer Jan van der Biest, priester, ongeveer een half dagwand dat de leenhouder te gevolge staat. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het rapport werd door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder gezegeld op 16 januari 1550 n.s.
- 4310 Joos Hendrix zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een bunder waarvan een half bunder ligt in HEYSTERGHEM MERSCH en paalt aan de beek bij Brabant en aan HET CAPELLE VELT. De andere helft van het leen ligt op het CAPELLE VELT nabij DEN CLUYSEN en paalt aan Pauwels Permentiers en aan Aerts Walscarts. De leenhouder kocht het hoofdleen van heer Jan van Briest, priester. Van het hoofdleen behoort een half bunder, dat op het CAPELLE VELTligt, toe aan Pauwels de Kersmaker en de kinderen Jan Hofmans zoon van Andries dat de leenhouder als sterfman te gevolge staat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 januari 1550 n.s.
- 4311 Gillis van der Specht zoon van Ghysels doet verhef van zijn leen TE DROESHOUTE aan DEN DRIESCH gelegen en is zes dagwand groot. Het leen paalt aan MEERKENen aan STEENENSELE. Daniel van der Specht zoon van Jan bezit twee dagwand in het leen dat de leenhouder als sterfman te gevolge staat. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 16 januari 1550 n.s.
- 4312 Elysabet van Anderenhove dochter van Jan, vrouw van Gillis van Neffele, doet verhef van haar leen van een bunder gelegen op ROIJVELTen paalt aan het BERSCH VELT aan Lebbeke en aan Gillis van Neffele en aan Jan van den Keere. De vader van de leenhoudster kocht het leen van Pauwels de Parementier. De helft van het leen is in het bezit van Kersten van Anderenhove zuster van de leenhoudster dat haar staat ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Gillis van Neffele in de naam van zijn vrouw op 16 januari 1550 n.s.
- 4313 Daniel van Hemelrijc zoon van Daniel doet verhef van zijn leen van elf dagwand groot dat hij gekocht heeft van Jan van Hemelrijc zoon van Hendrix. Het leen ligt in drie percelen namelijk vijf dagwand op NANOF VELT BIJ DEN LINDEN TE DROESHOUTE en paalt aan de Aalsterse Heirweg. Het tweede perceel is een bunder groot en ligt op DNERSTE PERREVELT en paalt aan L van den Velde met zijn COUTERGAT en aan het goed van de kinderen van Pieter van den Doort. Het derde perceel is twee dagwand groot ligt op de DOORTSTRATE en paalt aan Margriete van Langhenove. Van het hoofdleen behoort de leenhouder als sterfman twee dagwand en half toe. De andere acht dagwand en half behoren aan Jan van Hemelrijc zoon van Gillis en aan Daniel Moernay zoon van Joos en Elysabetten Merts weduwe van Janne [.] en haar kinderen. Janne van der Doort zoon van Daniels, Pauwels van Warbeke zoon van Joos, Gillis van Praet zoon van Jan en de kinderen van Conraet de Baljuw staan de leenhouder staan te gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 januari 1550 n.s.
- 4314 Jan van den Bossche zoon van Daniel doet verhef van zijn leen van een dagwand min tien roeden gelegen bij de watermolen aan de beek. Het leen paalt aan jonker Martens Spijskens. De leenhouder kocht het leen van Pauwels van der Meere. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van Jan van den Bossche omdat die geen zegel bezit op 16 januari 1550 n.s.
- 4315 Willem de Vaddere zoon van Willem doet verhef van leen zijnde een helftwinning van acht bunders gelegen op DE MOLEN COUTERof op STEENSVELTof op de HOOGHE NIFELEop DWISDALof op TGROOT VELT. Hiervan heft Willem de helft van de granen in het vat als het gedorst is. Tot de helftwinning behoort nog een bunder erfgrond in Opwijk gelegen TE MANSTEEN COUTERpalende aan DWISDALen aan de straat van Lieven de Kersmakere. Op dat bunder heft Willem jaarlijks vier kapoenen en 24 deniers par. De leenhouder erfde het hoofdleen van zijn vader. Het rapport werd gezegeld door Jan Lupaert op verzoek van Pauwels den Vaddere momboor van Willeken den Vaddere op 18 januari 1550 n.s.
- 4316 Pauwels Lupaert zoon van Hendrix doet verhef van zijn leen van een bunder palende aan jonker Allarts Benlinck en aan Barbelen van den Bossche. Het voornoemde leen wordt LEEMANS BLOC genoemd waarvan de ene helft in het bezit is van Adriaen Lupaert, broer van de leenhouder, die de leenhouder te gevolge staat. Het leen werd bekomen door erfenis van de vader. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 18 januari 1550 n.s.
- 4317 Joos van den Breeden zoon van Daniel doet verhef van zijn leen van drie en half dagwand. Anderhalf dagwand ligt op FRANCKERICX VELTen paalt aan Jan Hendrix zoon van Daniel en aan de beek tegen HINGHENEN VELT.De ander twee dagwand liggen op HINGHENEN VELT en paalt aan de beek, aan Jan Moens en aan VRANCKERIX BOSCH.Van deze twee dagwanden behoort een dagwand toe aan Lieven Moens zoon van Hendrix die de leenhouder als sterfman te gevolge staat. Nog doet Joos leenverhef van een ander leen van twee en half dagwand waarvan een dagwand ligt op DE CUTSEROO MEERE palende aan Joos Meys en aan Barbelen van den Breeden weduwe van Pieter van der Doort en aan HET BEKE VELT. Het ander anderhalf dagwand ligt op TVELT DE BEKEen aan het goed van DEN HOVE TEN EECKEN en aan Hendrix Meys. Deze twee lenen zijn door erfenis van de vader aan Joos gekomen. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 18 januari 1550 n.s.
- 4318 Daniel van der Meere zoon van Joos doet verhef van zijn leen van een dagwand gelegen te NIVERSELE. Het leen paalt aan de hofstede van Jan van der Meere en aan Pauwels Hofmans' meers en aan het meerselken van Pauwels Vermeere. Het leen is door erfenis van de vader bekomen en behoort toe aan Janne van der Meere broer van Daniel door verdeling tussen de erfgenamen van het goed van de vader. Het rapport werd gezegeld door Daniel op 20 januari 1550 n.s.
- 4320 Anthonijs tKint doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand gelegen op de HOVECOUTRE dat paalt aan de parochie van Baardegem. Het leen paalt nog aan het goed van het klooster VAN DE ROSENen aan Gillis van Effele en Gillis van den Broecke en Jan van Anderenhove. De geschatte jaarlijkse waarde van het leen is vijf schellingen groot Vlaams. Het rapport werd gezegeld met het zegel van wijlen Arent tKint vader van de leenhouder op 22 januari 1550 n.s.
- 4322 Melchior van den Breeden zoon van Joes doet verhef van zijn leen van drie en half dagwand waarvan het éne half bunder op HINGENE VELT ligt waarin de leenhouder slechts een dagwand bezit en paalt aan Lieven Moens, aan Joos van de Keere en aan de beek en aan het goed van de kinderen Henricx Bollen en Jan van Neervelde. Het ander dagwand is in het bezit van Lieven Moens en paalt Jan Moens en VRANCKERICX BOSCH.Het andere anderhalf dagwand is in het bezit van de leenhouder en ligt op T VRANCKERICX VELT en paalt aan Joos van Damme, aan Magriete van Damme en Joos Henricx. Het rapport werd gezegeld door Pieter van den Breeden broer van de leenhouder op 5 maart 1576 n.s.
- 4323 Pieter van den Breeden zoon van Joos doet verhef van zijn leen van twee en half dagwand in verscheidene percelen gelegen. Een hiervan ligt op de CUTSEMEERE en is een dagwand groot en paalt aan Joos de Meij, aan het goed van de kinderen van Daniel en Gillis van den Breeden, noord oost Joos Meijs. Het ander perceel is anderhalf dagwand groot ligt op de beek en paalt aan het vorige perceel en aan het GOET TEN EECKENen aan het erf van de kinderen van den Breeden. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld en ondertekend op 5 maart 1576. n.s.
- 4324 Willem Aelbrechts zoon van Joos doet verhef van zijn leen van zes dagwand en half gelegen op de ROUACKERE in drie percelen. Twee hiervan liggen naast elkaar en palen aan de Brusselse weg en aan het goed van het klooster van Affligem en aan het goed van Pieter Verhouven. Het derde perceel paalt ook aan de Brusselse weg, het goed van Jan de Clercq. Het leen is gekomen van Lieven de Kersmakere en consoorten die de leenhouder te gevolge staan met hun deel. De kinderen van Pauwels Moeyensoen en Jacop van den Putte zijn van de leenhouder zeven dagwanden erfgrond houdende ook gelegen op de REU ACKERE en gelden jaarlijks voor elk dagwand een penning par. en de tiende penning bij verkoop. Het rapport werd door Joos van Hoorenbeke gezegeld op verzoek van de leenhouder op 5 maart 1576 n.s.
- 4327 Jacob Verbiest, zoon van Jan, doet verhef van zijn leen van een dagwand en vijfentwintig roeden gelegen op DEN BRUGCOUTERE palende aan Pieter Luypaerts en aan het goed van de kerk van Opwijk en aan het goed van de erfgenamen van Jooris Luypaert. Van het leen zijn de vijfentwintig roeden in het bezit van de kinderen van wijlen Merten Blocx die de leenhouder te gevolge staan. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 16 oktober 1600.
- 4328 Cathelyne van Waesberghe, vrouw van Jan Kethels, weduwe van wijlen Joos van Hoorenbeke doet verhef van haar leenrol met acht achterlenen en zekere erfgronden daarvan gehouden. Vijfenzeventig roeden land werden gekocht door Daniel van den Broucke van Maximiliaen van Royen in 1588 daarvan ook de rol gekomen is door koop van Maximiliaen van Royen door meester Joos van Hoorenbeke. Jan Kethels zoon van Arents gehuwd met Cathelyne dochter van Lieven van Waesberghe, is aangesteld als sterfman. Cathelyne heeft al de rechten betaald op 31 januari 1601. Rapport werd gezegeld op 31 januari 1601.
- 4329 Fransoys du Loroy gehuwd met jonkvrouw Anna Walsschaerte, dochter van Jan, doet verhef van zijn leen van tien dagwand DIEPENBROUQgenoemd in Opwijk. Het leen paalt aan de beek tegen Brabant, en aan Jan van der Helst met een klein straatje tot aan het RAVEVELT en verder aan Jan van Damme en Lieven Moens, nog aan het goed van Jan van der Biest en meester Dierick Colen. De leenhouder zegelde het rapport op 3 maart 1602.
- 4330 Pieter Meysman zoon van Adriaen doet verhef van zijn leen van twee dagwand en half gelegen aan het goed van Joos van de Keere, zoon van Jan, paalt west aan DE EKE VAN LEBBEKE en noord aan Lieven Berchman. Het leen is gekomen van Gillis van Damme, zoon van Daniel. Het rapport werd op 10 november 1603 gezegeld.
- 4331 Pieter van den Kerchove, zoon van Nicolaes, causa Margriete van den Breeden zijn vrouw, doet verhef van een leen van twee dagwand en half. Een dagwand ligt op de CUTSEROMEERE palende aan de erfgenamen van Joes Meys en aan TBECKVELTen aan Philips Spanoghe. Het ander anderhalf dagwand lit op TVELT genoemd DE BEKE en paalt aan het vorige perceel en aan THOF TEN EECKEN. Het rapport werd ondertekend en voorzien van merk door de leenhouder omdat hij geen bezit op 9 december 1603.
- 4332 Adriaen de Bolle zoon van Pieter doet verhef van zijn leen van zes dagwand gelegen in twee percelen, maar volgens de oude leenboeken in drie percelen. Een perceel van drie dagwand en twintig roeden lag op T ROYEVELT palende aan DEN ROODTBOSCH.Het ander stuk in twee percelen lag op DAMELBROECK en was twee dagwand en vierenzestig roeden groot. De opmeting hiervan geschiedde door meester Adriaen Schockaert landmeter geweest. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 5 februari 1604.
- 4335 Jan Vermeere, zoon van Alaert, doet verhef van zijn leen zijnde twee delen van een half bunder op DEN HOVECAUTERgelegen naast het goed van het klooster TEN ROOSEN en paalt aan het goed van de kerk van Baardegem, aan het goed van de erfgenaam van Corneel van den Broecke. Het eerste perceel met het tweede maken twee delen van anderhalf dagwand en palen aan TPERREVELT, aan het goed van de wezen van Hendric Verdoort en aan Anthonis Kints goed. Die twee percelen behoren nu toe aan Jan Vermeere door koop van Adriaen de Schietere. Het derde perceel omvat de twee delen van zesendertig roeden zijnde een hofstede en paalt aan DEN NEST en aan de wezen van Hendric Verdoorts hofstede. Nu in het bezit van Jan van de Voorde, zoon van Gillis, door koop van Adriaen de Schietere. Deze partijen staan Pauwels Hofman ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan Vermeere op 26 augustus 1604.
- 4336 Jan Vermeere, zoon van Alaert, doet verhef van zijn leen van een dagwand gelegen op TBOESVELT palende aan DEN BLAUWERE en aan DEN WITTEN WECHMEERSCH. De leenhouder kocht het goed van Adriaen de Schietere. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder met zijn merk en met zijn zegel gezegeld op 26 augustus 1604.
- 4338 Anthonis Beecman, zoon van Charles, doet verhef van zijn leen van een half dagwand groot gelegen op DAMELSBROECK. Het leen paalt aan Cornelis de Bolle, Joos de Stroopere en aan het goed van het klooster van DE ROOSEN en aan Jan van Damme, zoon van Hillewaert. De leenhouder erfde het goed van zijn moeder Margriete sKints, dochter van Antoon. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder omdat hij geen zegel bezit op 27 maart 1605.
- 4339 Cornelis van den Broecke zoon van Gillis doet verhef van zijn leen van een half bunder land gelegen op AMELSBROUCK. Het leen paalt aan het goed van het klooster van DE ROOSEen aan Jan van Damme. De leenhouder kocht het goed van Jan de Strooper, zoon van Joos. De leenhouder ondertekende het rapport met zijn merk omdat hij geen zegel bezit op 22 oktober 1606.
- 4340 Joos de Coninck, zoon van Pieter, doet verhef van twee lenen zijnde twee heerlijke leenrollen bestrekkende in Opwijk, Lebbeke en Mespelare. Deze leenrollen werden gekocht van Joos Moortgat zoon van Gillis. Van deze leenrollen worden diverse achterlenen en diverse erfgronden gehouden geldende diverse hoender renten. Verdere verwijzing naar het denombrement van 1607. Het rapport werd door de leenhouder ondertekend op 11 februari 1607.
- 4341 Jacob van der Hulst, zoon van Gillis in teken van aankoop van Lucas van Hoorenbeke en Jan Ketels causa hun vrouwen, erfgenamen van Joos en Jan de Hertoghe doen verhef van een cijnsrol. De cijnsen worden geheven op verscheidene erfgronden waarvan achttien achterlenen gehouden worden. Rapport van 8 februari 1609, Denombrement ontbreekt.
- 4342 Jan de Ruddere zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een bunder groot palende aan WEMMELSHOFF naast het straatje aan TCLEEN MEERE VELTen aan de hofstede van Jan van Guchte en aan het goed van de erfgenamen van Joos de Clercq. Het rapport werd ondertekend met een merk van de leenhouder op 9 juni 1609.
- 4344 Pieter Moortgat, zoon van Pieter, ten profijte van Adriaene Moortgat zijn dochter, doet verhef van een leen van twaalf dagwand gelegen te DROESHOUTE. Het leen paalt aan de beek tussen Vlaanderen en Brabant, aan Jan van Damme en Hendrick Verspecht. De leenhouder heeft van de 12 dagwand slechts vier dagwand en half in de hand en Joos Mertens staat hem met zes dagwand te gevolge. Het ander anderhalf dagwand is in het bezit van Gillis van de Voorde waarin zijn hofstede ligt. Deze laatste staat ook de leenhouder met zijn deel te gevolge. Het rapport werd gezegeld door Pieter, vader van de leenhouder op 13 oktober 1610.
- 4345 Charles de Tassis, zoon van Jonker Charles, Ridder, postmeester van hunne hoogheden woonachtig in Antwerpen, doet verhef van een leen THOFF TEN EECKEN genoemd is drieëntwintig bunders groot en ligt in Opwijk. De leenhouder erfde het leen van zijn vader. Het hoofdleen is onderworpen aan een paardendienst. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 8 november 1611.
- 4349 Jaques de Smet, zoon van Philips, doet verhef van zijn leen van een dagwand door erfenis bekomen van zijn vader. Het leen paalt aan het goed van Jan Verhuist en aan zijn goed genoemd VRANCX BROUCK.Het rapport werd gezegeld door Pauwels Moens op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 2 januari 1612.
- 4350 Jaspar d'Hauwere, zoon van Jan, doet verhef van zijn leen van anderhalf dagwand groot waarvan het dagwand ligt op de CUTSEREROO MEEREpalende aan het goed van de erfgenamen van Joos van den Breen, en aan het goed van de erfgenamen van Willem Vermeere. Het ander half dagwand ligt op DE BEKEen paalt aan het goed van de erfgenamen van Joos van den Breen, noort aan het goed van de erfgenamen van Willem Vermeere en oost aan DE CUTSERO MEERE. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder op 2 januari 1612.
- 4351 Arnoult van Damme, zoon van Adriaen, doet verhef van zijn leen van twee dagwand en half. Van het perceel ligt een dagwand op CUTSEROOMEERE palende aan Barbara sHauwers en aan TBEKEVELT.Het ander anderhalf dagwand ligt aan Philips Spanoghe gehuwd geweest met Catharina van Damme op T VELT de BEKE genoemd en paalt aan het vorig dagwand dat de leenhouder te gevolge staat. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder omdat hij geen zegel bezit op 4 november 1613.
- 4352 Joos van Nuffele zoon van Adriaen doet verhef van zijn leen van drie dagwand en vijfentwintig roeden waarvan een half bunder meers is. Het leen paalt aan Anthuenis Kindt, aan DEN BRABANTSCHEN BOCHT en het dagwand en vijfentwintig roeden zijn in het bezit van Digne sKeersmakers op HET CAPELLEVELT aan DE CLUYSE gelegen en staat de leenhouder te gevolge. Het rapport werd door de leenhouder ondertekend met zijn merk bij gebrek aan zegel op 26 mei 1614.
- 4353 Thomas van den Broecke, zoon van Daniel, doet verhef van zijn leen van vijf dagwand en vijfentwintig roeden. Hiervan is een dagwand een gesloten veld TVELKEDEKEN VAN RODEgenoemd palende aan BOSSCHERVELT. Een dagwand en vijfentwintig roeden liggen op DE BAVEGHEM CAUTERen is in het bezit van de leenhouder via zijn vrouw Tanne van den Bossche. Dit leen paalt aan Antheunis Kints aan het goed van het klooster TEN ROOSEN.Nog doet hij verhef van een dagwand op de zelfde kouter in het bezit van Cornelis van den Broucke palende aan Brabant. Nog een dagwand op DAMELSBROECde voornoemde Cornelis toebehorende en paalt aan Antuenis Kints en aan het bos van de kinderen van Jan Schoormans. Nog een weide toebehorende Hendric van Lysbetten palende aan Jan van Damme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 9 juni 1614.
- 4354 Gillis de Smet, zoon van Gillis, doet verhef van zijn leen gelegen TEN DROESHOUT genoemd DE KEETELEREYEtwee dagwand groot zijnde bos gekocht van Martijne Smets zijn nicht. Het leen paalt aan het goed van de wezen van Jan Sarens. Het rapport werd ondertekend en gezegeld door de leenhouder op 25 januari 1615.
- 4356 Joos Mertens doet verhef van zijn leen dat hij kocht van Pieter Moortgat, zoon van Gillis, en van Jan Moens, zoon van Willem en Adriana Moortgat zijn vrouw, gelegen TE DROESHAUTE in een perceel van tien dagwand en half. Het leen heeft een grootte van vier dagwand en half over de voornoemde Moortgats deel. De zes dagwanden behoren aan Joos Mertens en palen aan de beek die Vlaanderen en Brabant scheidt, aan Jan van Damme, aan Hendrick Verspecht. Het rapport werd door de leenhouder ondertekend op 16 november 1615.
- 4357 Adriaen Heyvaert, zoon van Adriaen, doet verhef van zijn leen van vijf dagwand groot aan de beek tussen Vlaanderen en Brabant gelegen en paalt aan Jan Hoffman. In het leen is de leenhouder de twee dagwand bezittende, Philips Vermeere een dagwand die de leenhouder staat te gevolge. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder omdat hij geen zegel bezit op 7 december 1621.
Vaste URL: https://search.arch.be/ead/BE-A0510_000800_006875_DUT
Bookmark url: https://search.arch.be/ead/BE-A0510_000800_006875_DUT