Het Leenhof van Dendermonde tijdens de vijftiende eeuw. Nadere toegang op het archief van de Rekenkamers, delen en banden, nr. 1102 en denombrementen van Vlaanderen, leenhof van Dendermonde tot 1473 /
1546 resultaten , klik op een van de tabs om het zoekresultaat te tonen.
BE-A0510_000800_006875_DUT
Identificatie van de toegang:
BE-A0510 /
I 548
Das Staatsarchiv in Belgien
2013
This finding aid is written in
Dutch.
Beschrijving van het archief
Identificatie van de toegang:
BE-A0510 / I 548
Naam archiefblok:
- Rekenkamer te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven.
- Chambres des comptes à Lille. Dénombrements et autres pièces féodales des cours féodales du comte de Flandre
Zeitraum:
1300-1795
Rechnungskammer (A4)
OMVANG GEïNVENTARISEERD
58.50
m
LAATSTE BESTANDDEELNUMMER
11142.00
Archiefbewaarplaats
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume
Archiefvormers
- Inventaris van het archief van de Rekenkamer, daarna Bureau de Finances, te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven, Kasteel van Kortrijk, 1399-1681 (I 554)
- Inventaris van het archief van de Rekenkamer, daarna "Bureau des Finances", te Rijsel. Denombrementen en andere stukken van de grafelijke leenhoven: Burg van Veurne, 1389-1745 (I 440)
Geschiedenis van archiefvormer en archief
Inhoud en structuur
Raadpleging en gebruik
Beschrijvingsbeheer
Bijlagen
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
- 3724 Mathijs van Leppevelde als voogd over Hannekin van Mele dochter van Daneel doet verhef van een leen een half dagwand groot dat paalt aan het Watermolen straatje en aan het goed van wijlen Marie sKupers.Van het hoofdleen houdt Lysbette sKupers een helft en staat aldus de leenhouder ten gevolge. De leenhouder als voogd zegelde het rapport op 2 juli 1430.
- 3726 Jan van den Meerssche doet verhef van twee lenen. Het éne leen is een vaatzaad groot gelegen op OOSTACKERE. Het andere leen is ongeveer een half bunder groot gelegen aan DEN OORD. Van dit laatste leen worden volgende percelen in leen gehouden: Eerst Symoen Arends drie dagwand. Lysbet de vrouw van Jan Huughs een bunder. Gillis Roels een half bunder. Margareta, dochter van Gillis Roels, vijf vaatzaad. Daneel van Caelendriesch een half bunder en Pieter de Smet een veertelzaad. Deze zes percelen liggen in Hamme in de wijk van HET SPORCT. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld 22 juni 1430.
- 3733 Margriete tsMusschers weduwe van Jan Cammaerds doet verhef van twee lenen waarvan het ene leen in jaarlijkse rente groot is namelijk het vijfde deel van een vijfschoof geheven op 28 bunders erfgrond gelegen op HOUDTACKER en erfgronden in diverse percelen gelegen op Oostackere en Leppevelt en het ander leen is een bunder groot palende aan zijn hofstede en aan Gillis Scelfhoudts. Het rapport werd gezegeld door de leenhoudster op 27 juni 1430.
- 3735 Jacop Pieters als voogd over Cathaline van Boschs zijn wettelijke vrouw doet verhef van een leenrente van zestien schellingen een denier obool par. waarvan hij aan de kerk van Hamme jaarlijks vier schellingen par. moet. Tot het leen houden diverse personen tweeentwintig bunders erfgrond gelegen nabij de kerk en op OVERLOPE. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 28 juni 1430.
- 3738 Jan de Smet doet verhef van zijn leen van een half vaatzaad gelegen nabij de kerk palende aan Gillis van Cleemputte. Nog houdt Jan de Smet een ander leen groot een half bunder palende aan Pieter Hoekaerts en aan de kerkweg. Het rapport werd gezegeld door Jan van Binnen omdat de leenhouder geen zegel bezit op 28 juni 1430.
- 3739 Denombrement opgesteld in de Franse taal: Geraet de Fromont wonende in Bassilly doet verhef van een leen gelegen en la ville et paroisse de Hamme van zevenentwintig bunders en zes vaatzaad groot. Van dit leen heeft Jacop Ruusch het vijftiende deel, de erfgenamen van Jehan Cammart het vijfde deel. De jaarlijkse waarde van het gedeelte van het leen toebehorende de leenhouder wordt op vier en veertig schellingen groot geschat. het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 29 juni 1430.
- 3740 Joes van den Heckene doet verhef van vier lenen. Het eerste is drie dagwand groot gelegen in MUELENBROUC voor THECKEN naast Symoen Arends. Het tweede leen is anderhalf dagwand groot gelegen op WESTACKER nabij de kerk en bij Jan Jonghe land en aan de RIJTBEKE. Het derde leen is een vijfde schoof op anderhalf bunder. De vijfde schoof bestaat uit gedorst koren, het stro mogen de personen houden die het land bewerkt hebben. Tot de vijfde schoof behoort ook een penning rente van acht schellingen par. en twee hoenen jaarlijks en ervelijk te voldoen. Het vierde leen is anderhalf dagwand in twee percelen gelegen op WESTACKER. Het éne perceel dicht bij de GHEEME en het ander aan TSORTERS HECKENE.Van het laatste leen worden er zes bunders erfgrond gehouden gelegen nabij de GHEEME en op DE WILDE BRAKE en nabij TSORTERS HECKENE. Van die zes bunders heft de leenhouder op vier bunders de vijfde schoof en op de totaliteit van de zes bunders heft hij een jaarlijkse penningrente van zes schellingen par. Op die zes bunders heeft de leenhouder de wandelkoop en de tiende penning en de sterfkoop. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 30 juni 1430.
- 3741 Jan Dullaert zoon van Michiel doet verhef van zijn leen van een bunder winnende land DEN ESCHACKERE genoemd. Volgende manschepen worden van het hoofdleen gehouden : eerst Gillis van der Donct een bunder gelegen op WEST ACKER.Amele , de vrouw van Room Coudscuere houdt drie en een half vaatzaad ook op Westacker. Daneel van der Loo houdt drie en half dagwand op OOSTACKER, en Dezelfde nog eens drie en half vaatzaad op Westacker. Gillis van der Houven houdt een half bunder op Westacker en dezelfde Gillis nog eens een half bunder ook op WESTACKER. Margriete Nijs houdt een bunder gelegen in twee manschepen op Oostacker. Symoen Arends zoon van Pieter houdt een half bunder op Westacker. Jan de Mayere houdt een half bunder op Oostacker. Cateline, de vrouw van Jan van den Ackere houdt een half bunder op Westacker. Jan de Brune houdt in laatschap van het hoofdleen een half bunder erfgrond geldende jaarlijks vijf penningen par. heerlijke rente. De leenhouder is wegens zijn hoofdleen een paardendienst geldende. Het rapport werd gezegeld door Jan van Leppevelde omdat de leenhouder geen zegel bezit op 1 juli 1430.
- 3742 Hillewart van den Driessche doet verhef van zijn leen wezende de twintigste schoof op volgende erfgronden. Eerst de weduwe van Jan Cammaerds houdt een viertelzaad en een half bunder. Gillis Schelfhout houdt een vaatzaad en vijf roeden. Jan Bonaerens houdt een viertelzaad en acht roeden. Gillis van der Houven zoon van Daneel houdt een half bunder en zeventien roeden. Bette Roels houdt een half bunder en twee roeden. Claus van den Ackere houdt drie vaatzaad. Meeus van Bouchoute houdt een vaatzaad en achtien roeden. Gillis Lyssen houdt een half bunder. Gillis Stout houdt achtien roeden gelegen in zijn boomgaard geldende twee inghelsche siaers. Jacop Mijs houdt drie vaatzaad en vijf roeden. Gillis van der Hoeven zoon van Daneel houdt een vaatzaad en twaalf roeden. France in de Weert houdt achtien roeden. Pieter Houkart houdt zeven en twintig roeden. Bette Roels houdt een vaatzaad en achtien roeden. Olivier van Buedeghem houdt een vaatzaad. Jan de Smet houdt een half bunder. Gillis van den Cleemputte zoon van Roems houdt een viertelzaad. Hierna volgen de personen en de grootte van de erflanden waarop de leenhouder Hildewaard van den Driessche op elk viertelzad jaarlijks twaalf mijten heft voor zijn twintigste schoof dit alles tot het hoofdleen behorende. Eerst de weduwe van Jan Cammaerds houdt vier viertelzaad. Jan van Scoubrouc houdt een viertelzaad. Jan Roelands houdt een viertelzaad. Pieter Houkart houdt vijf viertelzaad. In de twee bunders houdt Jan Claus een viertelzaad. Tot het meergezegde hoofdleen behoren jaarlijks twaalf vaten even waarop de leenhouder de wandelkoop en de tiende penning heft op: eerst de weduwe Jan Cammaerds zes vaatzaad geldt zes vaten. Daneel Coene houdt zes vaatzaad en geldt zes vaten. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 1 juli 1430.
- 3743 Ector de Havelose doet verhef van zijn leen wezende een rente van vijf schellingen en negen penningen par. De leenrente wordt jaarlijks geheven op tien bunders erfgrond in diverse percelen en plaatsen binnen Hamme in de velden van AERDOYENen HOUTACKER. De leenhouder heeft de helft van de tiende penning en van sterfkoop twaalf deniers par. per vaatzaad. Gillis Witloc heeft de wederhelft. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 3 juli 1430.
- 3747 Symoen van der Lijsen doet verhef van zijn leen van zeven bunders en half groot waaronder zijn hofstede en landen palende aan het hof van Daneel Huughe. Het leen is van ouds belast met twaalf ponden par. ervelijke rente. Gheert en Wouter van der Lijsen broers van de leenhouder hebben het wederdeel. Van het hoofdleen worden zeven manschepen gehouden te weten: Daneel Huughe zeven vaatzaad, de andere zeven vaatzaad houdt Christine van Kets zijn vrouw. De derde houdt Catelijne sBackers vier vaatzaad en half. De vierde houdt Daneel de Backer twee vaatzaad en een vierendeel. De vijfde houdt Marie Sturmans twee vaatzaad en een vierendeel. De zesde houdt Catheline Backer twee vaatzaad en half en de zevende houdt Beatrijce sBackers dochter van Katelijne twee vaatzaad en half. Tot het hoofdleen behoort een penningrente van drie penningen par. op een half bunder erfland dat Beatryce sBackers houdt in laatschap van de leenhouder. De leenhouder is een paardendienst geldende. Het rapport werd gezegeld door Janne van Leppevelde omdat de leenhouder geen zegel bezit op 3 juli 1430.
- 3749 Symoen Arends zoon van Pieter doet verhef van zijn leen van drie bunders winnende land genoemd DEECHOUTpalende aan Cornelis Roels. Tot het hoofdleen behoren twee volle manschepen en een heerlijke rente van jaarlijks drie schellingen en twee penningen par. die de leenhouder heft op vijf bunder en half land. Deze vijf bunders liggen in diverse plaatsen. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 3 juli 1430.
- 3750 Meeux van Bouchoute doet verhef van twee lenen waarvan het ene een half bunder meers groot is liggende in NUBROUC en paalt aan de meers van Jacop Mijs en aan Jan Smets meers. Het ander leen omvat een dagwand winnende land gelegen op DEN WESTACKER tussen het erfland van Daen Ackerman en Symoen Scepens. Het rapport werd gezegeld door Symoen Arends omdat de leenhouder geen zegel bezit op 3 juli 1430.
- 3751 Jooris van den Moere doet verhef van zijn leen van achtien bunders helftwinninge en elf bunders schoofland gelegen in Hamme en Zele. Tot het leen behoren nog renten te weten : in penningrente vier schellingen acht deniers obool par. drie en twintig vierdelen even en zes vierdelen haver. Nog behoort aan het hoofdleen vijftien mannen of laten. Het hoofdleen is onderworpen aan het geven van paar handschoenen. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 4 juli 1430.
- 3752 Lieven de Gruutere zoon van Ghiselbrecht doet verhef van zijn leen te weten : drie en veertig bunders schoofland en drie vaatzaad en vijftien roeden en ten derde acht bunder en drie vaatzaad en acht en zestig roeden zaailand. Dit alles gelegen in Hamme. Tot het leen behoort ook een ervelijke penningrente van vijftien schellingen twee deniers par. Nog behoort aan het leen drie mannen of laten. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 25 juli 1430.
- 3753 Pauweline Shersymoens weduwe van Jan Clocmans doet verhef van haar leen en manschap te weten : eerst een leen omvattende meers en winnende land van dertien bunders en een half in diverse percelen. Tot het leen heft de leenhoudster in jaarlijkse penningrenten het bedrag van vijf pond dertien schellingen par. die haar diverse personen gelden op ongeveer twee en twintig erfgrond. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 30 juli 1430.
- 3754 Gillis de Scoutheten doet verhef van zijn leen zijnde de vijftiende schoof van een vijfde schoof die de leenhouder heft op achtentwintig bunders land. De gronden zijn gelegen op WESTACKER, OOSTACKER, HOUDTACKER, LIPPEVELT.De jaarlijkse pachtwaarde van die vijftiende schoof wordt op veertig schellingen par. geschat en hiertoe behoren twee manschepen. Jan de Sticker houdt drie dagwand en Daneel van Paddenbrouc de andere van een bunder. Deze twee manschepen liggen in Moerzeke. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 2 juli 1430.
- 3755 Robin Andries doet verhef van zijn leen bestaande uit zijn hofstede en winnend eland van vier bunders groot genoemd TER LOO. Gheert van der Loo houdt het gehele leen in leen. Van het leen worden verscheidene partijen gehouden te weten Heinric van der Beque, zoon van Philips houdt een half bunder. Boudin Oste houdt vijf vaatzaad. Griele, de vrouw van Pieter Rams houdt twee vaatzaad. Cateline vrouw van Pieter Smeets houdt twee vaatzaad. Marie Garwinne en haar kinderen houden twaalf vaatzaad. Daneel Lauwers houdt zeven vaatzaad. Gillis de Brauwer houdt drie vaatzaad. Theeuse Huughe houdt vier vaatzaad. De erfgenamen van Ogier tsHule houden vier vaatzaad. Jan Trompaert houdt tien vaatzaad. Ghodin Olliviers bastaards zoon van der Dict houdt veertien vaatzaad. Jan Lauwereins en Pieter zijn zoon houden zestien vaatzaad. De erfgenamen van Gillis Laureins de jonghe houden twee vaatzaad. Jan Denootere houdt drie vaatzaad. Stevin Ghoris houdt een vaatzaad. Robin Lauwers houdt een vaatzaad. Jan Herman houdt twee vaatzaad. Jan Kets houdt drie vaatzaad. Jacop van den Gaver houdt vierentwintig vaatzaad. Merre Scepins houdt acht vaatzaad in twee percelen. Catheline Huughs en haar dochter houden [.] vaatzaad en Jacop van Kerkevelde hield eertijds vier vaatzaad nu toebehorende Lieven van den Acker. Op dit alles heft Robin Andries een heerlijke jaarlijkse rente van zeventien schellingen par. en twee hoenderen. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 2 juli 1430.
- 3756 Martin van Huvelde als voogd en dingelijke man over Christianne Gheerds zijn vrouw doet verhef van haar leen van vijf dagwand en half winnende land gelegen in twee percelen. De percelen liggen naast elkaar en palen aan Jan van Kets en aan de SCOUBROUCSTRAETE. Tot het leen behoren drie mannen te weten : Jan van der Houven die drie dagwand houdt. Het andere houdt Jan de Ram anderhalf dagwand en het derde houdt Daneel van Scaubrouc met anderhalf dagwand. Tot het hoofdleen behoort nog een heerlijke penningrente van jaarlijks vier penningen par. dat zij heft op anderhalf dagwand land DHELSKIN genoemd hetwelk Catheline van den Heede houdende is in laatschap. Het rapport werd gezegeld door Martin van Huvelde op 2 juli 1430.
- 3758 Daneel van Paddenbrouc doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijke rente van twintig schellingen par. op zekere huizen en erfgronden.Te weten op Gillis Scelfhouts hofstede acht schellingen par. Op de erfgenamen van Jan Ghouwens op twee hofsteden twaalf schellingen par. Deze onderpanden zijn gelegen aan de BROUCSTRAETE. Het rapport werd gezegeld door Daneel als vader over Daneel zijn zoon op 2 juli 1430.
- 3762 Adaem van der Linden doet verhef van zijn leen van vijf bunders genoemd DER LINDEN RODT palende aan Daneel Huughe, en Daneel Scuermans alias de Backer en nog aan de SPRENDELS STRAETKEN. Tot het leen behoren acht laten houdende vier bunders en half gelegen naast het hoofdleen. Nog doet Adaem verhef van een ander leen van een bunder gelegen naast de hofstede van Gillis Lippens en Daneel Froytiers. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder doch niet gedateerd.
- 3763 Diederic Pieters zoon van Jacob doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijke rente van zestien schellingen en halve penning par. dat de leenhouder heft op tweeentwintig erfgrond gelegen in diverse percelen. De gronden zijn gelegen in de nabijheid van de kerk en TOVERLOOPPE.Het hoofdleen is belast met een rente van vier schellingen par. aan de kerk van Hamme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 13 juli 1430.
- 3765 Johannes van den Heckene doet verhef van zijn leen van dertien dagwand gelegen in diverse percelen op WESTACKERE. Van dit leen worden zes bunders erfgrond gehouden geldende een heerlijke penningrente van zes schellingen par. Van deze zes bunders erfgrond bezit de leenhouder vier bunders de vijfde schoof. Nog heeft de leenhouder de vijfde schoof koren na het dorsen op anderhalf bunder van die het land bewerkt, verder nog acht schellingen par. en twee hoenderen. Loy van den Heckene doet verhef van drie dagwand land palende aan Symoen Arents in het MOLENBROEC VOIRE THECKEN.Nog doet Loy verhef van anderhalf dagwand op Westakker bij de kerk palende Gillis van de Velde en aan de RIJTGRACHT. Arent van den Heckene doet verhef van drie dagwand gelegen in Grembergen. Arent kocht het leen van Arent van Kets zoon van Pieter. Het rapport werd gezegeld door Arent van den Heckene. Op de keerzijde staat volgende notitie: Hamme/ Gremberghe quatre fiefs - le 1 consistant en 4 bonniers demy journel de terre - le 2 en trois journels, le 3° en un journel et demy - ces trois fiefs situez a Hamme. Le 4 en trois journels de terre a Grimberghe par Louis et Arent van den Heckene op 20 juli 1440.
- 3766 Juffr Marie van Elselaer doet verhef van een leen van twaalf bunders en half. Vijf bunders en half liggen binnen de vrijheid van Dendermonde. Verder houdt men in erfgrond zeven bunders geldende acht en twintig deniers par. Een tweede verhef van drie bunders gelegen in Hamme palende aan Pieter van der Varent genoemd DE DONCT. Van dit leen houdt men een half bunder leen gelegen nabij het vorige leen. Het rapport werd gezegeld door Jan van Pottelsberghe haar zoon omdat zij geen zegel bezit op 30 juli 1440.
- 3773 Gillis de Scoutheeten doet verhef van zijn leen wezende de vijftienden schoof van een vijfde schoof. Een ander deel houdt de weduwe van Jan Cammaerds en Gheerde van Fromondt. Eertijds behoorde deze vijftiende schoof toe aan Jacop Ruusch. Van het leen worden twee manschepen gehouden. Het éne is drie dagwand groot en was Jan Stickere en het andere een bunder toebehorende Daneel van Paddenbrouc. Deze twee manschepen liggen in Moerzeke. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 25 juli 1440.
- 3774 Joes de Keysere zoon van Joos doet verhef van een leen van vijf bunders en een dagwand genoemd DEN LINDENROOT. Van dit leen houdt men vier en half bunders erfland geldende een erfelijke rente van vijf deniers groot en twee penningen par. Nog doet Joes de Keysere verhef van een leen van zeventig roeden gelegen op het HOGHE MICHEILS VELT naast Willem van der Ertbrugghe aan de hoek naast de Heirstraat. Nog doet Joes de Keyser verhef van een leen van anderhalf dagwand gelegen in Opwijk op DOPPPILIER COUTEREnaast het goed van het klooster van Zwijveke en naast Janne van Assche. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 30 juli 1440.
- 3776 Arent van der Beke priester doet verhef van een leen wezende een heerlijke erfelijke rente van dertien mijten die hij op dertien vaatzaad erfland is heffende gelegen binnen het GULDE VAN SINT ANNEN. Van die dertien vaatzaad heeft de leenhouder bij verkoop dertien deniers en bij erfenis een groot penning rente. Dezelfde leenhouder doet nog verhef van een leen van een vaatzaad gelegen in OESTACKER. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 1 augustus 1440.
- 4435 Jan de Maerscalc doet verhef van zijn leen wezende een heerlijke rente van zes penningen en een hallink par. die de leenhouder jaarlijks heft op dertien vaatzaad erfgrond. Die percelen zijn naast elkaar gelegen binnen DER GHULDEN VAN SENT ANNENin het land van Dendermonde. Het rapport werd gezegeld door Janne metten Pennynghen op 27 juni 1430.
- 3777 Fragment van een denombrement van verscheidene lenen waarvan het eerste bestaat uit vijf dagwand gelegen in NOUBROUC tot welk leen vijf manschepen behoren in de SPORCT op zes bunders. en het tweede uit tien bunders. Het tweede leen doet Olivier van der Dict verhef van vijf dagwand gelegen bij de watermolen in COELPUTTEN BROUC. Olivier houdt hiervan drie dagwand en de twee dagwanden houden twee manschepen van hem. Het derde leen is tien bunder groot gelegen in diverse partijen gelegen bij de MOERHEYDENen wordt DLEENgenoemd en van deze tien houdt Olivier van der Dict de drie bunderen en de andere zeven bunders liggen in zestien manschepen. Nog behoort tot het leen een half bunder erfgrond. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 1 augustus 1440.
- 3778 Symoen Arens zoon van Pieter doet verhef van zijn leen van drie bunders genoemd DEECHOUT palende aan Cornelis Roels. Tot het leen behoren twee volle manschepen en een jaarlijkse penning rente van drie schellingen twee deniers par. die de leenhouder heft op vijf bunders en half erfgrond. Het rapport werd overgegeven aan Janne de Profst baljuw van het leenhof op Sint Pieters dag ingaende oegst is 1 augustus 1440.
- 3779 Jonkvrouw Juete Rijms in de naam en als voogd van Daneele den Grutere zoon van Ghiselbrechts haar zoon die ze bij de voornoemde wijlen Ghiselbrecht had, doet verhef van een leen. Het leen bestaat uit drieënveertig bunders schoofland, drie vaatzaad en vijftien roeden en acht bunders drie vaatzaad en achten zestig roeden cijnsland. Tot het leen behoren nog jaarlijkse inkomende heerlijke renten van vijftien schellingen twee penningen par. Nog behoort tot het leen drie mannen of laten. Het rapport werd gezegeld door de leenhoudster op 3 augustus 1440.
- 3783 Noel van Paddenbrouc zoon van Daneel doet verhef van zijn leenrente van twintig deniers groot in erfelijke rente gelegen in Hamme. Volgende personen houden erfland van het hoofdleen: Eerst Jan Muelen op zijn huis geldt tien deniers groot. Gillis van der Loe op zijn hofstede gelegen voor Jan Muelens geldt acht deniers groot. Gillis de Hortere op zijn huis en hof naast het goed van Jan Muelens geldt twee deniers groot. Het rapport werd gezegeld maar niet gedateerd.
- 3788 Margriete sRuysschers weduwe van Jan Cammaerds doet verhef van twee lenen. Het ene is een vijfde schoof van een vijfde schoof die zij heft op diverse percelen van erflanden gelegen op de kouters van OOSTACKER WESTACKERE LEPPEVELT. Het ander leen is een bunder groot palende aan het leen van Gillis Scelfhouts. Het rapport werd gezegeld door Andries Cammaerdt in de naam van Margriete zijn moeder op 28 juli 1440.
- 3789 Daneel van der Loe als voogd over Hannekinne Coelman zoon van Daneel doet verhef van een leen dat Hanneken is houdende in manschap van een dagwand en half groot gelegen op Westakker. Het leen paalt aan Jan Smets en aan Pieter Jans. Het rapport werd gezegeld door de voogd op Sint Jacobs en Sint Christoffels dag is 25 juli 1440.
- 3790 Pauwels de Caluwe doet verhef van zijn leen van twee bunders gelegen aan de Meerstraat en paalt aan het leen van Joorijnen van den Meerssche dat drie bunders groot is. Het leen moet met een de leenheer helpen met een paardendienstsamen met Joorijnen van den Meerssche wanneer er gemene uitvaarden komen. Het rapport werd gezegeld door Jan de Kimpe op vraag van de leenhouder die geen zegel bezit op 18 juli 1513.
- 3791 Bertelmeeus van Ackere zoon van Jan doet verhef van zijn leen van vijf vaatzaad meers liggende in COOLPUTTE aan de MUELENSTRATE. Het leen paalt aan het leen van Kateline van der Dict en aan het leen van de kinderen van Erke, noord aan de dijk van COOLPUTTE.De geschatte jaarlijkse waarde van het leen is acht schellingen groot. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 20 februari 1514 n.s.
- 3792 Martin Stevens doet verhef van zijn leen genoemd DE LANGHEMATE van een half bunder palende aan het land van de zoon van meester Jan Symoens zoon land, en aan het land van Pauwels Caluwen en aan meester Lievens Heynderijcx. De jaarlijkse waarde of opbrengst van het leen wordt op vier schellingen zes deniers groot geschat. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 22 februari 1514 n.s.
- 3793 Pauwels de Caluwe als kerkelijk voogd over Katheline sKimpe dochter van Jan doet verhef van een leen genoemd DEECHOUT van twaalf vaatzaad groot. het leen paalt aan Joozijnken Impens dochter van Joos. Men houdt van het hoofdleen vier achterlenen en nog tussen de zeven à acht bunders erflanden. Van het hoofdleen heeft de leenhouder een half relief en Joozijnken Ympens de wederhelft. Het rapport werd gezegeld door Jan de Kimpe op verzoek van Pauwels de Caluwe op 24 februari 1514 n.s.
- 3794 Lauwereins van den Mersche zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een half bunder groot gelegen bij DEN FELLEN OORD palende aan het hof van Jan de Jonghe. Van het hoofdleen worden zes achterlenen gehouden te weten : Pieter Osten houdt drie dagwand, Andries Huyghe houdt drie dagwand en half, Jan de Jonghe alias Smet houdt twee dagwand palende aan het leen van Jan de Jonghe en aan Pieter Osten. Uit dit achterleen houdt Jan de Jonghe jaarlijks een zak rogge. Jan van der Hoeven houdt twee dagwand palende aan het leen van Andries Huughe uit welk leen de H Geest heft jaarlijks een zak rogge. Jan de Jonghe houdt een dagwand waar dezelfde Jan woont palende aan het leen van Dezelfde Jan de Jonghe en aan de erfgenamen van Daniel van der Beeke. Nog Jan de Jonghe houdt twee dagwand leen palende aan Jan van der Hoeven en aan Andries Huughs hofstede. Deze acht achterlenen staan de leenhouder ten relieve. Het rapport werd gezegeld door Romain Spaenhove zwager van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 27 februari 1514 n.s.
- 3795 Gillis Oste als vader en voogd over Pieter Oste zijn zoon doet verhef van leen van zeven vaatzaad palende aan het hof van Gillis Oste, aan het leen van Mergriete Boenaerts. Het leen geldt jaarlijks acht schellingen groot. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Moortele op verzoek van de leenhouder op 1 maart 1514 n.s.
- 3796 Pieter van Mylbeke als kerkdelijk voogd en in huwelijk met Katelyne Ysewinne doet verhef van een leen van drie bunders en een vaatzaad palende aan de bansloot. De jaarlijkse waarde wordt achtien schellingen groot geschat. van het hoofdleen worden zes bunders in achterleen gehouden te weten Jan van der Hoeven dertien vaatzaad en zijn twee lenen. Men houdt van Jan van der Hoeven ten gevolge vier lenen te weten : Philips van der Beke zoon van Daneel twee bunders, Gillis de kympe en Kathelynen tsCousmakers zijn vrouw vijf vaatzaad. Philips van [...] zoon van Philips houdt vijf vaatzaad. Pieter de Bosscher houdt vier vaatzaad en is de leenhouder ten gevolge. De zes bunders achterleen worden jaarlijks op ongeveer zes en dertig schellingen par. geschat. De leenhouder is een paardendienst verschuldigd in gemene uitreisen met twee strunghen gerekend aan twee schellingen groot per dag. Het rapport werd gezegeld door Jan de Keyzere als volmachtdrager van Pieter van Milbeke op 1 maart 1514 n.s.
- 3797 Philips Pieters zoon van meester Jan doet verhef van een leen wezende jaarlijkse erfelijke heerlijke penning rente van zestien schellingen en een hallinc par. Deze rente wordt geheven op twee en twintig bunder erfgrond gelegen in diverse plaatsen en percelen o.a. nabij de kerk, op OVERLOOPE. Het hoofdleen is belast met een jaarlijkse erfelijke rente van vier schellingen par. aan de kerk van Hamme. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 1 maart 1514 n.s.
- 3798 Jacob Heyndericx fs. Joos doet verhef van zijn leen van drie bunders CRAEYLOE genoemd en heeft een jaarlijkse geschatte waarde van zestien schellingen groot. Nog houdt men van het hoofdleen twee dagwand erfgrond. De leenhouder moet een paardendienst in gemene huutreisen verrichten met twee strunghen gerekend aan twee schellingen groot per dag. Jan de Keysere als gevolmachtigde over Jacop Hendericx heeft het rapport gezegeld op 1 maart 1514 n.s.
- 3799 Jan Souys priester doet verhef van zijn leen van drie bunders palende an Gillys [.] en aan Paesschier van Houke en Merten Stevens. Tot het leen behoren nog drie perceeltjes daarvan dat men van het hoofdleen houdt. Bovendien nog 72 roeden leen ook gelegen in Hamme daarvan Jan Boele bezitter is geweest. Het leen wordt op een jaarlijkse waarde van twaalf schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder doch niet gedateerd.
- 3800 Symoen Scoutheeten zoon van Gillis doet verhef van zijn leen gelegen in de schoof van Jacop Malaert daarin de leenhouder het vijftiende deel heeft in de gehele schoof. De waarde van het leen wordt jaarlijks op tien vaten rogge geschat. Tot het leen behoren twee mannen te weten Hannen van Paddenbrouc zoon van Daneels houdt in Moerzeke zeven vaatzaad in twee percelen het éne perceel een half bunder groot genoemd DEN WALACKER palende noord aan de HOYE BOSCH. Het ander perceel is drie vaatzaad groot en wordt TCRUYS VELT genoemd. Het tweede wordt gehouden door Lieven van den Ackere zoon van Jans in leen op Moerzeke op DE HULST IN DEN HOVEdrie dagwand groot liggende tegen TDAELGOET OVERE. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 8 maart 1514 n.s.
- 3802 Jan van Ecke als voogd over Margriete Lauwereyns dochter van Daniel doet verhef van haar leen van twee bunder palende oost aan het leen van Jan van Ecke en aan het land van Amelberga van der Beke vrouw van Jan Scheerers en noord aan Katelijne van der Dict vrouw van meester Heine Heindrics. Het rapport werd gezegeld door de voogd Jan van Ecke op 16 maart 1514 n.s.
- 3803 Joorijs de Smet doet verhef van zijn leen van een half bunder. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op vijf schellingen groot geschat. Het leen paalt aan het goed van Joorijs Smets en aan het goed van de Kapelrij van Sint Pieters, en aan Philips Roelants en aan HET SCHUTTERS HOF. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 18 maart 1514 n.s.
- 3804 Lieven Heyndricx over en in de naam van Catharina van der Dict dochter van Jan zijn vrouw doet verhef van een leen gelegen in DONDERBROUC van acht vaatzaad groot, met een geschatte jaarlijkse waarde van zeven schellingen zes deniers groot. Van dit leen bezit de leenhouder slechts twee vaatzaad en Pieter Goessins over Jheanne sVos zijn vrouw twee vaatzaad en Joozijne Goesins fa. Willem de andere vier vaatzaad welke zes vaatzaad staan de leenhouder ten gevolge. Deze acht vaatzaden palen aan Goelis Wemaes, aan het goed van de erfgenamen van Willem van Cleemputte en aan Pieter van Moortere zoon van Gillis. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 25 maart 1514 n.s.
- 3805 Lievin Heyndricx in de naam van Catharina van der Dict zijn vrouw dochter van Jan doet verhef van een leen gelegen in CLEEN COOLPUTTE. Het leen heeft een grootte van zes vaatzaad palende aan Bertelmeeus van Acker, de meers van Adaem van der Beke en aan de dijk van COELPUTTE. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op twaalf schellingen groot geschat. Van het leen houdt men nog vijf vaatzaad land in leen in twee percelen of lenen waarvan de leenhouder zijn rechten heft namelijk van Catharina van der Hofstede vrouw van Gillis van den Moortere die twee vaatzaad in CLEEN COELPUTTE houdt meteen jaarlijks geschatte waarde van zes schellingen groot. Het andere houdt Jan van Lippevelde zoon van Adriaen ook in het CLEEN COELPUT BROECK gelegen met ook zes schellingen groot als jaarlijks geschatte waarde. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 25 maart 1514 n.s.
- 3806 Joes van Heckene zoon van Joes doet verhef van zijn leen van anderhalf bunder liggende aan DE RIJBEKE en aan het goed van de kerk van Hamme. De jaarlijks geschatte opbrengst bedraagt vier schellingen groot. Nog doet hij verhef van een leen zijnde een vijfschoof op anderhalf dagwand land in WESTACKER gelegen in twee percelen en aan dit leen behoren zes bunderen erflanden. Het rapport werd gezegeld door Fransoys van Hofstede als voogd en op verzoek van de genoemde Joes op 31 maart 1514 n.s.
- 3808 Laureins van der Merssche zoon van Jan doet verhef van een half bunder gelegen bij de FELLEN OORDE palende aan de hofstede van Jan de Jonghe. Aan het hoofdleen zijn zes achterlenen verbonden en twee lenen van jaarlijks elk een zak rogge. Pieter Osten houdt drie dagwand. Andries Huyghe houdt drie dagwand en half. Jan de Jonghe alias Smet houdt twee dagwand palende aan Pieter Oste uit welk leen Jan de Jonghe houdt een zak rogge. Jan van der Hoefven houdt twee dagwand palende aan Andries Huyghe uit welk leen de H Geest van Hamme heft jaarlijks een zak rogge. Jan de Jonghe houdt een dagwand palende aan zich zelf en aan het goed van de erfgenamen van Daneel van der Beke. De zelve Jan de Jonghe houdt nog twee dagwand leen palende aan Jan van Hoefven en het aan het hof van Andries Huyghe. Het rapport werd gezegeld door Romain Spaenhoven zwager van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 23 juni 1513.
- 3809 Joos Impens als vader over Jozijnken Impens en als voogd over het zelfde Jozijnken doet verhef van een leen genoemd TEECHAUT van twaalf vaatzaad groot. Van het hoofdleen worden vier achterlenen gehouden en daarboven nog eens tussen de zeven à acht bunders erflanden. Joos Impens heeft het half verhef en Pauwels de Cale de andere helft. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 1 december 1513.
- 3810 Lieven Heyndricx over en in de naam van Chatarina van der Dict dochter van Jan, zijn vrouw doet verhef van een leen van twintig schellingen par. jaarlijks erfelijk. Die heerlijke rente wordt geheven op verscheidene erfgronden gelegen aan de beide kanten van de BROUCSTRATE waarvan Joos van der Dict vier schellingen par. geldt. De erfgenamen van Pieter van der Dendre ook vier schellingen par. en de erfgenamen van Steven de Smet twaalf schellingen par. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 25 juni 1513.
- 3811 Jan Herman als man en kerkelijk voogd van Maria Smeets dochter van meester Michiel doet verhef van haar leen van een half bunder meers in NUBROUC palende aan Gillis sKimpen, aan Rooms van Gheeme en aan Jan van der Hoeven. De jaarlijkse waarde wordt op drie schellingen groot geschat. Het rapport werd gezegeld door Goossen Spaenhove omdat de leenhouder geen zegel bezit op 31 januari 1515 n.s.
- 3812 Jan van Hiele zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een gemet groot liggende op Westakker en paalt aan Gillis Kimpen en aan het land van Philips van der Couwerborch. De jaarlijkse pachtprijs wordt op twee schellingen zes deniers groot geschat. Het leen ligt aan de weg van DE GHEEM naar de kerk. Het rapport werd gezegeld door Jan van Hiele op 26 februari 1514 n.s.
- 3813 Willem de Clerc zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een bunder genoemd RAECHTINC palende aan Cornelys Heermans en aan Liven van Oudenaerde. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op zeven schellingen groot geschat. Van het hoofdleen worden twaalf lenen gehouden door verscheiden personen gehouden waarvan twee lenen verdonkerd zijn. Nog wordt van het hoofdleen diverse percelen van erfgrond gehouden geldende jaarlijks in heerlijke renten vijf schellingen par. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 2 mei 1514.
- 3816 Willem Beys als kerkelijk voogd en man van jonkvrouw Livinen van den Driessche doet verhef van een leen in Hamme zijnde een leenrol. Onder deze rol vallen vier bunders en zeven vaatzaad land gelegen op Oostakker. De leenhouder heft over zijn vrouw jaarlijks de tweeëntwintigste schoof op het veld welk jaarlijks vijf vaten koren bedraagt, met een geschatte waarde op twintig groot het vat. Aan het leen behoren nog eens twaalf viertelzaad land ook gelegen op Oostakker waarvan de leenhouder jaarlijks van elk viertelzaad zes penningen par. heerlijke penningrenten heft makende totaal zes schellingen par. Nog zijn aan de rol twaalf vaatzaden land verbonden liggende in de CAMERHUUC die ook diverse personen houden die een vat evene moeten per vaatzaad makende twaalf vaten Dendermondse maat. De evene wordt ook op twintig groot per vat geschat. Het rapport werd gezegeld door Jan de Kimpe op verzoek van Willem Beys en juffr. Livine van den Driessche omdat zij geen zegel bezitten op 20 mei 1514.
- 3821 Pieter van den Moorter zoon van Gillis doet verhef van zijn leen genoemd DER LINDEN RODTen zijn vijf bochten palende oost DE VLIET BEKE noord aan Jan van der Wulghen en zuid aan de grens tussen Hamme en Grembergen. De jaarlijkse waarde van het leen wordt op twee pond tien schellingen groot geschat. Tot het leen behoren nog vier bunders en half erfgrond die diverse personen zijn houdende die jaarlijks in penningrente negen schellingen par. gelden. Het rapport werd gezegeld door Gillis van den Moortere vader van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 31 augustus 1514.
- 3823 Lauwereys van den Meerssche zoon van Jan doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen bij DEN FELLEN OORDE geldende jaarlijks tien schellingen groot. het leen paalt aan het hof van Jan de Jonghe. Er zijn nog zes achterlenen en bovendien nog twee lenen geldende ieder jaarlijks een zak rogge. De achterlenen worden gehouden door Pieter Oste drie dagwand, Andries Hughe drie dagwand en een half, Jan de Jonghe alias Smet twee dagwand uit welke lenen Jan de Jonghe bezit een leen geldende een zak rogge. Jan van der Hoeven houdt een leen van twee dagwand palende aan Andries Huyghe op welk leen de H Geest van Hamme heeft een leen waarbij zij jaarlijks een zak rogge heft. Jan de Jonghe houdt nog een leen van een dagwand palende aan zich zelf en aan Daneel van der Beke. Nog de zelve Jan de Jonghe houdt nog twee dagwand in leen palende aan Jan van de Hoeven en Daneel Huyghe. Het rapport werd gezegeld door Romain Spanhoghen omdat de leenhouder geen zegel bezit op 1 augustus 1515.
- 3824 Olivier Roels zoon van Paul doet verhef van zijn heerlijk leen hem gesuccedeerd door het overlijden van Pauwels Roels waarvan men zeker ander leen houdt gelegen in Hamme en in Grembergen namelijk : Margriete Boonaerens houdt een leen in Hamme. Gillis Meertens houdt zeven vaatzaad in Hamme. In Grembergen houdt Simoen Coene vijf vaatzaad, Lisen Verbeke dochter van Philips houdt een bunder. Kateline Goessens houdt een half bunder, Olivier Roels zoon van Jan houdt drie vaatzaad. Joos Roels zoon van Jan houdt drie vaatzaad en Lieven Doeghe houdt vijf vaatzaad. Pieter van der Meere houdt een dagwand en Merc Hyvaert houdt een half vaatzaad en nog eens drie vaatzaad. Jan Goessens houdt een vaatzaad, Pieter van den Moertere houdt vijf vaatzaad. Tot het heerlijk leen behoren nog elf bunder en half ook gelegen in Grembergen in diverse percelen waarop de leenhouder jaarlijks acht deniers par. heft op elk bunder. Het rapport werd gezegeld zonder datering.
- 3825 Pieter de Ruwe als man en kerkelijk voogd over Lysbette sBrune dochter van Jan doet verhef van een leen toebehourende aan zijn vrouw. Het leen is een bunder groot gelegen aan de Damstraat, aan Pauwels de Caluwe. De jaarlijkse pachtprijs van het leen wordt op twaalf schellingen groot geschat. Van het hoofdleen worden elf achterlenen gehouden namelijk: Eerst Marie Smaders dochter van Heindricx houdt een leen van vier vaatzaad op WESTACKER gelegen geldende een heerlijke rente van vier schellingen groot. Jan van der Hoeven houdt vier vaatzaad ook op Westakker met een jaarlijkse geschatte waarde van vijf schellingen groot. De zelve Jan houdt nog een leen op Westakker geldende jaarlijks drie schellingen groot. Jaecques van der Loe houdt twee lenen samen zeven vaatzaad genoemd DE DULLAERT staande ten relieve als boven. Heindric van der Straten houdt een leen van een half bunder en heeft een jaarlijkse geschatte waarde van drie schellingen groot. Kateline sKimpen houdt ook een half bunder op Oostakker gelegen met een jaarlijks geschatte waarde als voren. Kateline van Cleemputte houdt een leen van een half bunder op Oostakker met een jaarlijks geschatte waarde van drie schellingen groot. De zelve houdt nog een half bunder op Oostakker met een jaarlijks geschatte opbrengst van drie schellingen groot. Jan Andries houdt een leen van anderhalf vaatzaad op Westakker gelegen met een jaarlijks geschatte waarde van vierentwintig groten. Pierinken voor de helft en de andere helft behoort toe aan Lysbetten van Lippevelde die ook een perceel houden. Nog houdt men een half bunder toebehorende de erfgenamen van Pierinen sBrunen leen gelegen op Westacker daarop de voornoemde sBrunen jaarlijks vijf deniers par. heft. Het rapport werd gezegeld door Pieter de Ruwe op 12.......
- 3827 Joachim van Berchem zoon van Jan doet verhef van zijn leen gelegen in Hamme en Zele. Dit leen bestaat uit achttien bunder land zijnde helftwinninge en elf bunder land zijnde vijfschoof in diverse percelen. Het leen geldt een heerlijke rente van zeventien Dendermondse zakken en negen vaten en half rogge. Op diverse percelen heft de leenhouder dertien vaten haver en nog drie Dendermonds zakken vier vaten en drie vierlingen evene. Daarboven nog in penningrente heft hij vier schellingen acht deniers en half par. Op diverse erfgronden en helftwinninge van de braakliggende gronden heeft hij tien pond tien schellingen par. Tot de leengronden en de erflanden behoren honderd laten die deze gronden in eigendom bezitten. Voorts behoort tot het hoofdleen vijftien manschepen. Willem van den Oeyen heeft als leenman van het hof van Dendermonde dit rapport gezegeld op 25 oktober 1540.
- 3828 Jan Scauteeten zoon van Symoens doet verhef van zijn leen gelegen in DEN SCHOOF VAN VROMONDEdaarin dat de leenhouder het vijftiende deel heeft in de gehele schoof. Tot het leen behoren twee mannen in Moerzeke waarvan Mayken van Payenbrouc een is en houdt van Jan Scauteeten een leen van zeven vaatzaad in Moerzeke gelegen. Vier vaatzaad van deze zeven worden DEN WALACKERE genoemd en paalt aan de bossen van Daneel van Payenbrouc en aan het goed van de erfgenamen van Jan de Hont. De andere drie vaatzaad worden TCRUYSVELT genoemd en paalt aan de STEENZELE toebehorende Jan Dregghe. Het ander leen wordt gehouden door jonkvrouw Clara van Ackere dochter van Jan ook gelegen in Moerzeke op DEN HULST en is drie dagwand groot. Het rapport werd gezegeld door Heyndryc van den Wyngaerde op verzoek van de leenhouder op 22 december 1541.
- 3829 Jan de Kimpe zoon van Jooris doet verhef van het leen zijnde een leenrol. Die leenrol slaan op vier bunders en zeven vaatzaad land gelegen op OOSTACKER. Deze landen worden door verscheidene personen gehouden waarop de leenhouder de twee en twintintigste schoof op het veld is eisende. De schoof bestaat jaarlijks uit vijf vaten koren die jaarlijks op een waarde van twintig groot worden geschat. Ook behoort nog tot de leenrol twaalf viertelzaad land gelegen op OOSTACKERE. Deze landen worden ook door diverse personen gehouden waarvan de leenhouder van elk viertelzaad de zes penningen par. heerlijke renten heeft, samen zes schellingen par. Tot de leenrol behoren nog eens twaalf vaatzaden land liggende in NUBROUCK die ook diverse personen houden geldende elk vaatzaad jaarlijks een vat evene makende samen twaalf vaten evene Dendermondse maat. Het vat evene wordt ook op twintig groten geschat. Het rapport werd gezegeld door Gillis de Kimpe, oom van de leenhouder omdat deze laatste geen zegel bezit op 15 mei 1543.
- 3830 Pieter Cortewille als kerkelijk voogd en man van jonkvrouw Katerijne de Grutere dochter van mher Ghyselbrecht doet verhef van een leen drie en vijftig bunders drie vaatzaad en vijftien roeden schoofland groot. Hiervan heeft de leenhouder de vijfde schoof van elke mand van vijftien schoven de drie. Verder nog acht bunders drie vaatzaad achtenzestig roeden waarvan het derde gedeelte tiendeland is daarop de leenhouder van de mandelen van vijftien schoven de twee heeft de tiende en de SICKELTHIENDE voren afgetrokken. Verder heeft de leenhouder nog een inkomende penningrente van vijftien schellingen twee deniers par. De houders van de schooflanden en de cijnslanden moeten hun percelen degelijk bezaaien en onderhouden. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 8 juli 1546.
- 3831 Gillis Ijsewijn zoon van Daniel doet verhef van zijn leen van een gemet gelegen op WEST ACKERE palende aan Jan van Hiele, Gheeraerts Van Couwenborch RIJDT ACKERE en aan Jan Baten de jonge. Het rapport werd door Joorijs den Smet gezegeld op verzoek van de leenhouder die geen zegel bezit op 3 januari 1550 n.s.
- 3832 Jan de Jonghe zoon van Mathijs doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen aan DEN NOORT palende aan het goed van de erfgenamen van Marie Smaders, aan Jan de Jonghe zijn hofstede. Van het hoofdleen worden zes achterlenen gehouden waarvan de drie zijn in handen van Jan de Jonghe. Deze drie zijn respectievelijk een viertelzaad groot en is zijn hofstede de andere twee elk een half bunder naast elkaar gelegen palende aan de erfgenamen van Jan van Houcke. De erfgenamen van Jan van Houcke bezitten ook twee lenen waarvan het ene een half bunder groot is en het ander leen is de hofstede met drie stukjes daarnaast gelegen samen zeven vaatzaad groot. Die palen aan de erfgenamen van Jan van Houcke, aan Pieter Ost en het zesde leen is zes vaatzaad groot en behoort toe aan Pieter Oste gelegen in twee percelen. Dit leen paalt de erfgenamen van Marie Smaders, aan Pieter Ost zijn hofstede gelegen IN DE WOESTYNE en noord aan de erfgenamen van Jan Houcx. Deze zes lenen worden jaarlijks op twee pond acht schellingen par. geschat voor opbrengst. Het rapport werd gezegeld door Philips de Bruyne leenman op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 3 januari 1550 n.s.
- 3833 Jooris de Smet zoon van Godefroets doet verhef van zijn leen van een half bunder gelegen op WESTACKER palende aan de kapelrie van Sint Pieters, aan Stevens Bruyne leen het welk hij kocht van Gillis Cruijman, west het SCHUTTERS HOF en noord de straat van DEN NOORD naar de kerk. Jan en Pieter de Smet broers van de leenhouder staan de leenhouder ten gevolge voor respectievelijk beiden hun derde deel. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 4 jan. 1550 n.s.
- 3836 Fransse Kaervelt als voogd over Goorijs en Hanneken Maghermans doet verhef van twee lenen van een half bunder gelegen in NUBROUCK palende aan Jan van Driessche, aan Jan Baten, aan Symoen Schelfout en noord aan DE ZANTACKERS. Het tweede leen is een vaatzaad gelegen in de hofstede van de wezen palende aan het goed van de erfgenamen van heer Pieter Mys. Het gedeelte van het leen van Pieter Mijs staat de wezen ten gevolge. Het rapport werd door Jan Baten gezegeld op 5 januari 1550 n.s.
- 3839 Andries de Clercq doet verhef van zijn leen van een half vaatzaad gelegen nabij de kerk palende aan Jan van den Steene, aan het straatje van Jooris Smeets naar heer Pieter Hofstede, en de kerkweg van de CAELDRIESCH naar de kerk. Het rapport werd door Jan Baten op verzoek van de leenhouder gezegeld op 9 januari 1550 n.s.
- 3840 Gillis van Wesepoele zoon van Pieter als kerkelijk voogd en man van Amelberghe Coolmans dochter van Jan doet verhef van een leen van vijfenzeventig roeden palende aan Joorijs van Overwaele, aan het goed van de kinderen van Ackere. Het leen werd als bruidschat gegeven door Jan Coolman. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 11 januari 1550 n.s.
- 3841 Jan Baert zoon van Heindricx als kerkelijk voogd en man van Katelijne sKimpen doet verhef van een leen van drie bunders gelegen op WESTACKER genoemd HET EECKHOUT.Adriaen van Damme bezit de helft palende aan jonkvrouw Tanne van Ghissele, Katelyne sKimpen en Adriaen van Damme met het wederdeel dat de leenhouder staat ten gevolge. Van het leen worden drie achterlenen gehouden namelijk Jan van der Hoeven zoon van Jan houdt er twee en ieder perceel is een bunder groot gelegen in NUBROUCQ TE BOUWENS VAN HEEDE beiden liggende naast elkaar. Het ander leen houdt Pieter de Bosschere en is een half bunder groot ook in NUBROUCQ aan DEN VELDAM gelegen. Bovendien worden van het hoofdleen nog eens vijf bunders en een dagwand erfgrond gehouden geldende twee schellingen negen deniers par. in penning renten. Het rapport werd door de leenhouder gezegeld op 11 januari 1550 n.s.
- 3842 Willem Gheerolfs als kerklijk voogd en gehuwd met Lysbetten Heyndricx dochter van Jacob doet verhef van een leen genoemd EVERDEYS LEEN of het LEEN TER LYSENSgelegen in NUBROUCK bestaande uit drie bunders en een vaatzaad waaronder winnende land. Het leen paalt aan Tanneken Pauwels gehuwd met Jan Smet, aan het goed van de wezen van Pieter Spaenove en aan de wezen van Jan van Hyele en aan Pieter Pauwels hofstede, en aan het goed van jonkvrouw Tanne van Gissele, vrouw van jonker Joos van sCeyen. Tot het hoofdleen behoren nog vier achterlenen namelijk : eerst Pieter van der Hoeven zoon van Pieter houdt twee lenen op het SWAERVELT samen zes bunders groot en Jan Claeus zoon van Jacop houdt vier vaatzaad en half gelegen op Westacker. Hanneken Verscelden zoon van Mathijs houdt twee vaatzaad. Het rapport werd door Joos Heyndricx zoon van Jacob en broer van Lysbetten gezegeld op 11 januari 1550 n.s.
- 3843 Symoen Schelfoudt doet verhef van zijn leen van zes vaatzaad gelegen op OOST ACKERE.Het leen paalt noord aan HET DYCKERS HOFSTEDE, aan het goed van de erfgenamen van Pieter van der Hoeven en aan Adriaen van Leppevelde. Van het leen heeft Romeyn Smet het derde deel dat de leenhouder ten gevolge staat. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 10 januari 1550 n.s.
- 3844 Joos Voolman zoon van Gillis doet verhef van een leen zijnde een rente van twee schellingen vijf penningen obool par. geheven op zes bunder en half en vijfenzestig roeden land. De gronden zijn gelegen op Sint Annen. Het rapport werd door Jan Baten gezegeld op verzoek van de leenhouder omdat die geen zegel bezit op 26 januari 1550 n.s.
- 3845 Michiel Arent zoon van Hughes als kerkelijk voogd over jonkvrouw Johanna van Heckene zijn vrouw doet verhef van haar leen van drie vaatzaad in twee percelen gelegen. Namelijk een vaatzaad en half gelegen op WESTACKERE bij de GEEM palende aan de erfgenamen van Jooris van Overwale, aan Cateline Huughe en aan Cornelis sRuen. En nog een vaatzaad en half palende aan de Damstraat, aan Lysbette van Lippenvelt en aan Bauwens Verbeke. Van het hoofdleen worden zes bunder en drie vaatzaad erfgrond gehouden geldende een heerlijke penningrente voor sommige percelen en voor andere een vat koren per vaatzaad. Het rapport werd gezegeld door Hughe Arents op verzoek van de leenhouder die geen zegel bezit op 3 maart 1550 n.s.
- 3848 Adriaen van Hiele zoon van Pieter doet verhef van zijn leen van drie vaatzaad gelegen op WEST ACKERE palende aan het goed van de kinderen van Hulse, aan Philips Bruynlandt, aan Jooris Smets. Het leen staat Joorken, broer van de leenhouder, voor het derde deel ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door Jan Baten op 20 december 1549.
- 3849 Philips Pieters doet verhef van zijn leen zijnde een heerlijke penning rente van zestien schellingen penningen halling par. heffende op twee en twintig bunderen erfgronden in diverse percelen. Deze gronden zijn gelegen in de nabijheid van de kerk en op OVERLOOPE. De erfgronden zijn belast met een kerkelijke rente van vier schellingen par. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 20 december 1549.
- 3851 Katerine tsHertoghe dochter van Pieter doet verhef van haar leen in het CLEIJN COELPUTTE van een half bunder palende aan de watermolen straat, en aan Pieter sHertoghe hofstede. Magdalene tsHertoghen haar zuster staat voor de helft ten gervolge. Het rapport werd gezegeld door Pieter de Hertoghe als leenman op 20 december 1549.
- 3852 Pieter de Hertoghe kerkelijk voogd en gehuwd met Margriete Lauwereys dochter van Daneel doet verhef van een leen van twee bunder gelegen in het CLEEN COELPUTTE. Het leen paalt aan de meers van Adriaen van Caelendriesch, aan Pieter tsHertoghen hofstede en aan het BALLINC STRAETKEN.Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 20 december 1549.
- 3856 Philips de Bruyne zoon van Philips doet verhef van zijn leen gelegen in Noubrouck drie bunders en een vaatzaad groot, palende aan jonkvrouw Tanne van Ghissele, Pieter Pauwels. Bovendien is het leen nog onderhevig aan een paardendienst. Tot het hoofdleen behoren nog vier achterlenen. Philips de Bruyne bezit slechts het achste deel. Het resterende deel houden Pieter de Bruyne, Theenen de Bruyne, Johannes van Havere, Romeyn de Smet, Margriete Smeedts en Pieter de Cueninck die de leenhouder staan ten gevolge.Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 13 april 1554.
- 3857 Francois van Havre voogd over de wezen van Gillis de Clercq doet verhef van een leen gelegen op de Donk een half bunder groot palende Jan Spetal, Philips van Nyvel, Gillis Muys en Merten Smet Buellens. Dit leen werd gekocht door dekreet uit het sterfhuis van Gillis Stevens zoon van Daniel. Het rapport werd door van Havre ondertekend en gezegeld op 20 december 1600.
- 3858 Cathelijne van Waesberghe fa. Lievens vrouw van Jan Kethele te voren weduwe van meester Joos van Hoorenbeke doet verhef van haar leen zijnde een brief of leenrol waaraf 18 bunders drie vaatzaad onderworpen zijn aan de betaling van de tiende penning en een erfelijke cijns van twee schellingen zes groot, twee hoenderen. Aan de leenrol is een achterleen verbonden van vier bunders groot. Sterfman is Jan Kethele fs Arents. Het rapport werd gedateerd op 31 januari 1601.
- 3859 Jan Odemaar bij machtiging over Marcq de Clercq als oudste mannelijke erfgenaam en Catharina de Clercq gehuwd met jonker Fransoys van Humbloit zijn zuster doen verhef van een leen van een bunder groot palende aan Merten Stevens, en Gillis Kimpen. Het leen toekommende bij erfenis van Cathelyne Verhoeven hun grootmoeder. Het leen is genoemd DEN ESCHACKERE. Van het leen wordt nog een half bunder erfgrond gehouden. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 18 maart 1602.
- 3860 Lieven van Vossole fs Jans doet verhef van zijn leen groot twee vaatzaad en half zijnde de helft van vijf vaatzaad waarvan de rest Mayken Suys dochter van Simoens toebehoort gelegen in het CLEEN COLPUT.Het leen paalt aan de water molen, aan de weduwe Simoen Seuy, Frans de Bruyne en noord aan de Dorme. Het rapport werd ondertekend met het handteken en huismerk van de leenhouder en gezegeld door Charles de Bocq, leenman van het leenhof, omdat de leenhouder geen zegel bezit. Ondertekend en gemerkt door de leenhouder op 21 april 1603.
- 3861 Mher. Ghyselbrecht de Courtewille, ridder doet verhef van een leen en manschepen van 53 bunderen, drie vaatzaad en vijftien roeden schoofland geledende de vijfde schoof van elke mandele van 15 schoven de drie en acht bunders drie vaatzaad en 68 roeden waarvan het derde cijnsland gelede de 15 schoven de twee de tiende en de SICKELTHIENDEafgetrokken. In binnenkomende jaarlijkse penning renten 17 s. par. 1 obool. Leen gelegen op het LIPPEVELT OVERLOOPE DONCT en andere kwartieren en gewesten. Van het hoofdleen worden drie achterlenen gehouden te volle relieve - achterlenen: Eerst twee lenen het ene groot anderhalf bunder en een gemet meers op Sint-Annen nabij Gillis Mette Penninghen stede, en het hof van de kinderen van den Moortele het ander leen vier bunders en half waaronder land en meers ook op Sint-Annen. het derde leen vier bunderen en half liggende TEN ROODENaan DEN DRIESCH.Hierna volgen de erfgronden in de wijk van DEN SCHRIECK aan de straat van HARDOYE:
- 3863 Frans Vernimmen zoon van Daneel doet verhef van zijn leen dat hij gekocht heeft van Gillis van Ooste staande in het leenboek onder Pieter Boel en is anderhalf vaatzaad groot. Het leen ligt op Oostakker aan DE TWEE BRUGGHEN en aan de weg van de kerk TEN DRYE GOTENtoe, en aan Ghyselbrecht de Keysere zijn goed. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 1 maart 1604.
- 3864 Jan Serarens zoon van Pieter doet verhef van zijn leen een vaatzaad groot gekomen van Gooris Magherman en is nu zijn hofstede. Het leen paalt aan Frans de Bruyne, aan DE RIJTBEKE, en aan Joos de Maerschalck fs Jans zijn boomgaard. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder met een merk op 24 januari 1605.
- 3865 Jan Broquet [Boucquet], zoon van Jan, pastoor van Hamme doet verhef van een leen van een beschuurde hofstede met stallen en boomgaard een gemet groot palende aan Joos Audenrogghe en aan het goed van de wezen van Gillis de Clercq. De leenhouder kocht het goed van Daneel Vernimmen en Anthonette Canin zijn vrouw. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder en gezegeld door meester Joos Audenrogghe op 21 april 1605.
- 3866 Gillis de Crakere zoon van Jan doet verhef van zijn leen gelegen op Westakker een half vaatzaad groot palende aan Adriaen van Guchte te voren Jacob Goossens, aan het hof van Charles de Bocq te voren van Jan Smet. Het hoofdleen is gekocht van Daneel Philips te voren bezeten door Pieter van der Roest gehuwd met Maria sBocx oudste dochter van Baudewijn. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder omdat hij geen zegel bezit op 8 oktober 1605.
- 3868 Daneel Vernimmen zoon van Daniel doet verhef van een leen dat hij gekocht heeft van Michiel van Hiele zoon van Steven een gemet groot. Het leen ligt op WESTACKER en paalt aan het goed van de wezen van Pieter van Mossevelde, aan het goed van mijnheer van Mariekerke. Het rapport werd ondertekend met een handteken en huismerk van de leenhouder omdat hij geen zegel bezit op 30 maart 1609.
- 3870 Franchois Goossens zoon van Jan doet verhef van een leen van een vaatzaad groot gelegen in de Biesstraat palende aan Michiel de Clercq, aan het goed van de erfgenamen van Frans Claus, het goed van de erfgenamen van Cornelis Stevens. Het rapport werd ondertekend door de leenhouder met zijn merk omdat hij geen zegel bezit op 21 december 1609.
- 3871 Hans Oste zoon van Adriaens doet verhef van een leen gelegen in twee percelen naast elkaar zeven vaatzaad groot palende aan Pieter van der Vaet, aan Willem van den Brande, aan het goed van de broers en zusters van Hans Oste, en ook aan Pieter Oste fs Pieters die de wederhelft bezit en staat de leenhouder ten gevolge. Het rapport werd gezegeld door de leenhouder op 6 november 1610.
- 3873 Lieven van Vossele zoon van Jan doet verhef van zijn leen hem toekomende van wegen zijn vrouw Catheline Verbeke dochter van Paul en is 75 roeden groot. Het leen paalt aan Jan van Geertruyen of de erfgenamen van Merten Vergeertruyen, de heer van Coorenhuyse Als sterfman werd Joos van Vossele zoon van Lieven aangesteld. Het rapport werd ondertekend door Lieven omdat hij geen zegel bezit op 16 mei 1611.
- 3874 Simoen Oste fs Pieters doet verhef van zijn leen gelegen in Hamme DE DRY STRAETKENSgeneomd tussen Grembergen en Hamme waarvan de twee straatjes liggen op Grembergen aan de Heirweg naar Waasmunster en ander op Hamme aan het einde van de straat genoemd DE LANGHEMATE.Het rapport werd ondertekend mits de leenhouder geen zegel bezit op 11 april 1616.
Vaste URL: https://search.arch.be/ead/BE-A0510_000800_006875_DUT
Bookmark url: https://search.arch.be/ead/BE-A0510_000800_006875_DUT