---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1679-1684
Datering: 1675 (eerste poging om de minderbroeders aan te trekken); 1679 (vestiging van de karmelieten); 13 juli 1684 (vertrek van de karmelieten); 1707 (komst van de minderbroeders); 1725 (opening van het college); 1796 (afschaffing van het klooster); 1797 (verkoop van de gebouwen en de inboedel).
Studentenaantallen: er zijn geen gegevens beschikbaar.
In 1675 werd een eerste poging ondernomen om de minderbroeders aan te trekken. De onderhandelingen wilden echter niet vlotten, waardoor graaf Frans Maximiliaan Gobert, heer van de vrije Rijksheerlijkheid Rekem, zich tot de karmelieten wendde. Ditmaal werd het voorstel positief onthaald. De orde vestigde zich in 1679 te Rekem. De paters dienden wel een aantal voorwaarden te onderschrijven: de graaf wenste dat hij en zijn opvolgers met de gepaste eerbied werden behandeld, als stichter werden erkend, en bijgevolg van de bijhorende rechten konden genieten; dat de karmelieten een Latijnse school zouden oprichten en dat de geestelijken zouden bidden voor zijn zielenheil en dat van zijn familieleden. Bovendien mochten de karmelieten het klooster niet verkopen of afstaan. In dat geval zou de graaf automatisch eigenaar worden
De karmelieten verkregen een weide en een hoekhuis in de Grote straat. In 1680 kochten de paters nog het aanpalende huis van Mathijs Booten. De relatie tussen de paters en de graaf bekoelde vrij snel. Te pas en te onpas werden goederen aangeslagen en verkocht, waarop de karmelieten reeds in 1684 besloten om Rekem te verlaten
Na hun vertrek ondernam de graaf een nieuwe poging met de minderbroeders. Het verzoekschrift werd op het provinciaal kapittel van 1706 voorgelezen en positief onthaald. De orde kon beschikken over de posterieweide, die langs drie zijden omgeven was door het water van de wallen en die op twee tuintjes na tot het domein van de graaf behoorde. Via een grondruil (20 december 1706) kwamen ook deze tuintjes in zijn bezit. In januari 1707 ondertekenden graaf Ferdinand Gobert en provinciaal Cornelius De Vroom een overeenkomst, gelijkaardig aan het akkoord dat de graaf voorheen met de karmelieten gesloten had. Op 6 maart deden de paters hun intrede en op 12 september werd de eerste steen van het klooster gelegd
Volgens artikel drie van de overeenkomst dienden de minderbroeders een college, met poësis en retorica, op te richten. Om onbekende redenen opende deze instelling pas in 1725 haar deuren
Volgens het reglement dienden er drie leraars te zijn, die elk twee klassen voor hun rekening zouden nemen, respectievelijk de kleine en de grote figuren, de grammatica en de syntaxis en de poësis en de retorica. Daarnaast werd ook de gebruikelijke aandacht aan het godsdienstonderricht besteed. Aanvankelijk behoorde de Latijnse catechismus van Canisius tot het programma. Later werd deze vervangen door de Nederlandstalige Mechelse catechismus. Op zon- en feestdagen dienden de scholieren onder leiding van de leraars de hoogmis en het lof bij te wonen. Ook de jaarlijkse processie behoorde tot het takenpakket, waarbij het collegevaandel beurtelings door de primussen van de retorica, poësis en syntaxis werd gedragen. De jaarlijkse toneelvoorstellingen werden wegens gebrek aan een lokaal in het kasteel opgevoerd
De lessen startten in de zomer om 8 uur en eindigden in de voormiddag om 10u 30. s Namiddags werd er van 2 tot 4 uur onderwezen. In de winter begon de les pas om 8u 30. De grote vakantie begon op 1 augustus en eindigde op 4 oktober. Rond Pasen en Kerstmis was er een korte vakantie voorzien. Op dinsdag- en donderdagnamiddag was het speeltijd, dit weliswaar onder toezicht van de leraars. Op de gebruikelijke feestdagen kregen de scholieren vrijaf. Zo was er op het patroonsfeest van de leraar slechts een halve dag les
Het schoolgeld was beperkt. Op de naamdag van de leraar en na nieuwjaar betaalden de studenten een kroon. Na de andere vakantieperiodes was het bedrag vastgesteld op vier gulden. Met uitzondering van eventuele andere geschenken, werden de leraars geacht het geld met elkaar te delen. Daarnaast waren er nog een aantal specifieke gelegenheden, waarbij de scholieren geld of goederen, zoals kaarsen, moesten meebrengen
Om de tucht te handhaven beschikten de paters over een hele resem straffen. Studenten die te laat aankwamen, moesten bijvoorbeeld verplicht de vroegmis bijwonen. Aan het op straat spelen werd dezelfde straf gekoppeld. Ongeoorloofd herbergbezoek werd met de roede bestraft. Ook het signum om de scholieren te dwingen Latijn te spreken was van toepassing. Bij ernstige feiten werd de schepenbank in de ordehandhaving betrokken. Een herbergier die een student drank schonk, kreeg bijvoorbeeld een boete van drie goudgulden
Het zelfstandige statuut van het graafschap Rekem had een belangrijke impact op de ontwikkeling van het onderwijs. Zo hadden de ordonnanties van bijvoorbeeld Jozef II weinig of geen invloed. In december 1792 trokken de eerste Franse troepen Rekem binnen. De wet van 1 oktober 1795 betekende het definitieve einde van het graafschap. Niet veel later onderging het minderbroedersklooster hetzelfde lot. De regeringscommissaris arriveerde op 4 oktober en verzegelde het klooster. In 1797 werden de gebouwen samen met de inboedel verkocht. Vanaf 1798 tot 1839 fungeerde het domein als landbouwbedrijf; het werd in 1840 aan de norbertijnen van Postel verkocht. Toen die in 1847 hun goederen in Postel opnieuw konden verwerven, kochten de minderbroeders het complex aan en richtten er een klooster in. Vandaag is de orde nog steeds te Rekem gevestigd.
In het AMS te Sint-Truiden worden diverse bescheiden van/over de minderbroeders te Rekem bewaard (AMS, Rekem, Capsula I, Fasc. 1 en Sectio III. Archivum conventuale Reckhemiense; toegang: dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar).
RA Hasselt, Graafschap Rekem (toegang: J. GRAUWELS. Graafschap Rekem. Hasselt, 1968; dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar) bevat een samenraapsel van stukken met betrekking tot het territoriaal statuut, de organisatie en het beheer van het graafschap, de gemeenten, kerken en kloosters en het grafelijke huis. Deze inventaris werd ook opgenomen in het verzamelwerk van M. JORDENS. Inventaris van de archieven van het graafschap Reckheim. De familie Aspremont-Lynden (binnen- en buitenlandse-) en de gemeente Rekem. Rekem, 1991, p. 18-94. Dit werkstuk werd samengesteld op basis van bestaande inventarissen aangevuld met notities van de auteur.
RA Hasselt, Graafschap Rekem. Aanvulling Verbois (toegang: M. JORDENS. Inventaris van de archieven van het graafschap Reckheim. De familie Aspremont-Lynden (binnen- en buitenlandse-) en de gemeente Rekem. Rekem, 1991, p. 95-159). Dit bestand behelst de stukken die pater Raphaël Verbois (1885 1979) in de jaren 50 en 60 verzamelde. De documenten werden deels ingebonden in registers en in dossiers ondergebracht. In 1754 vermoordden studenten een zekere Houb Robijns. De processtukken (1754 1756) worden bewaard in Farde 7 (zie ook RA Hasselt, Graafschap Rekem, nr. 1019). Doos 7, VI, nrs. 1 en 2 betreffen een schrijven van municipaal Gerits over de school en een verordening over het onderwijs van de jeugd door religieuzen.
RA Hasselt, Graafschap Rekem, Frans Archief (1795-1815) (niet-geklasseerd, (toegang: M. JORDENS. Inventaris van de archieven van het graafschap Reckheim, de familie Aspremont-Lynden (binnen- en buitenlandse-) en de gemeente Rekem. Rekem, 1991 (dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar), p. 158-166) (zie nr. 3).
RA Hasselt, Administratie van de registratie en domeinen, Departement Nedermaas en provincie Limburg, Centrale directie (toegang: M. VAN DER EY-CKEN. Administratie van de registratie en domeinen, Departement Nedermaas en provincie Limburg, Centrale directie (1796-1839). Brussel, 2003, nrs. 588 en 655) (zie nr. 3).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Wat de stichting betreft, dient er een onderscheid te worden gemaakt, tussen het karmelieten- en het minderbroederscollege. De stichtingsbrief van 20 april 1679 (karmelieten) werd geregistreerd door de schepenbank (RA Hasselt, Graafschap Rekem, nr. 244, f° 181 e.v. (1671-1684)); uitgegeven door R. VERBOIS. Geschiedenis der kerken, kloosters en kapellen van Rekem. Rekem, 1965, p. 169.
De stichtingsakte van 1707 bevindt zich in AMS, Sectio III. Archivum Conventuale Reckhemiense, z. nr.: Copia Fundatie Conventus Reckheimiensis Fratrum Minorum Recollectorum. (Pertinentia ad chronologiam Prov. Germ. Inf. ab anno 1680 usque 1741, f° 32-f°34. (Zie ook: AMS, Kloosterarchief Rekem, caps. I fasc. nrs. 1 b, c en d). Zie ook: KB te Brussel, Handschriften, nr. 16496: Anni fundationis, erectionis, destructionis et restitutionis conventuum Ordinis Seraphici Prov. Germ. Inf., anno 1723; uitgegeven door A. VAN LOMMEL. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht (Bijdragen), 2 (1875) p. 31-61 (Latijn) en 62-68 (Nederlands). Een kopie van de teksten over Rekem bevindt zich in AMS, G, i 5 f° 24 (Latijn) en f° 76 (Nederlands). Zie ook RA Hasselt, Kerkarchief Sint-Truiden, caps. 1, fasc. 1 nr. 12.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
De gebeurtenissen tijdens de Franse Revolutie werden door koster Jan Vanderhaegen beschreven (RA Hasselt, Rekem, Kerkarchief, aanvulling nrs. 1 en 6).
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
Naar aanleiding van het vertrek van de karmelieten uit Rekem schreef pater Celestinus een bedankbrief aan de graaf (RA Hasselt, Graafschap Rekem, nr. 244, f° 181 e.v.).
Voor de minderbroeders dient te worden verwezen naar RA Hasselt, Graafschap Rekem, Frans Archief (1795-1815) (niet-geklasseerd), doos 5, IV, 6. Zie ook doos 7, X, 1, c. In doos 7, VI bevinden zich nog enkele stukken over het onderwijs van de minderbroeders te Rekem (nrs. 1 en 2, jaar V). Nr. 3 handelt over de oprichting van een lagere school (jaar VI). Ook in het RA Hasselt, Archief van de Administratie van de registratie en domeinen bevinden zich enkele bescheiden over de bezittingen van de minderbroeders (nr. 588) en het uitdelen van de bons de retraite (nr. 655). De door commissaris Sirejean opgemaakte inventaris van de kloostergoederen bevindt zich in RA Maastricht, Frans Archief, nr. 1212. Een beschrijving van de gebouwen is te vinden onder het nr. 1263. Dit bestand is op microfilm in RA Hasselt raadpleegbaar.
5.Schoolreglementen
AMS, Sectio III. Archivum Conventuale Reckhemiense, z. nr.: Statuta Studii sive Gymnasii Rekheimnensis anno 1775. Een kopie hiervan bevindt zich bij de Museumvrienden van Rekem.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Via de Tabulae Capitulares, 1641-1796 zijn een deel van de leraars gekend (AMS, nr. M. G. i. 11).
12.Bibliotheekcatalogi
Gardiaan Simon Gilkens stelde op 24 november 1795 een lijst op van de boeken die zich in het klooster bevonden: RA Maastricht, nr. 2467, f° 15 (kopie: AMS, caps. I, fasc. 1, nr. 1).
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
AMS, Rekem, caps. I, fasc. 1, nr. 1: SARDANAPALUS, babyloniorum et assyriorum rex, praedicante Jona Propheta, cum universo populo magnae Civitatis Ninive à peccatis ad Deum conversus; Tragoedia, excellentissimo ac illustrissimo domino D. Joanni Goberto, Comiti ab Aspremont
. Reckhemii, 10, 11 et 12 septembris R.R. P.P. Min. Recoll. (1775; gedrukt te Maastricht bij Jacobus Lekens).
18.Inspectieverslagen
In 1775 werd de school in opdracht van de raad gevisiteerd (RA Hasselt, Graafschap Rekem, nr. 104, f° 66). De visitatie gebeurde naar aanleiding van verbouwingswerken.
De aartsdiakonale visitatieverslagen vermelden in 1694 een school o.l.v. Johannes Meex en Gerard Stregen en in 1711 o.l.v. Paul Potmans. Waarschijnlijk betreft het een lagere school (J. GRAUWELS. 'De aartsdiakonale visitaties van het dekenaat Maaseik (1646-1727)'. Het Oude Land van Loon, 28 (1983) p. 186-190.
Deze notitie is vooral gebaseerd op het artikel van P. COENEN. 'Minderbroederkloosters in de Zuidelijke Nederlanden. Kloosterlexicon 53. Rekem (1707-1992)'. Franciscana, 48 (1993) p. 2776, de Geschiedenis van het klooster en het college der Minderbroeders te Reckheim. S.l., s.d. die T. COENEGRACHT in het begin van de 20ste eeuw schreef en het kortere overzicht van R. VERBOIS in zijn Geschiedenis der kerken, kloosters en kapellen van Rekem. Rekem, 1965, p. 171-181.
Over de afschaffing verschenen de volgende artikels: A. REMANS en R. VERBOIS. 'Rekem tijdens de Franse Revolutie'. Het Oude Land van Loon, 13 (1958) p. 55-70; P. KORTLEVEN. 'Onteigening en herstel van het minderbroedersklooster te Rekkem'. Bijdragen tot de geschiedenis van de provincie der minderbroeders in de Nederlanden, 7 (1951) p. 39-72.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117885_DUT