---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : Middeleeuwen-1797
Datering: 1700 (hervorming van het college); 1797 (staking van de lessen).
Studentenaantallen: ongeveer 50 scholieren bij de afschaffing.
Historische notitie
De Latijnse school van Beringen is ontstaan uit de oude parochieschool. Op basis van een namenlijst van beroemde Beringenaren situeerde H. Hamoir het ontstaan van het college ten laatste in de 14de eeuw. Het is echter niet zeker of deze personen effectief in Beringen school hebben gelopen. W. Schouteden plaatst het ontstaan van deze school omstreeks 1250, maar dit wordt evenmin bewezen
.
Over de organisatie van de school tot 1700 is weinig geweten. In de 17de eeuw werd de bestuurder door de pastoor, de meier en de twee burgemeesters aangeduid. De stad, de kerkfabriek en de armentafel zorgden samen voor de noodzakelijke financiële middelen, aangevuld met het schoolgeld dat door de ouders van rijke kinderen werd betaald. In sommige periodes was er ook sprake van een hulponderwijzer
Op basis van de immatriculatielijsten van de Leuvense universiteit blijkt dat er in deze periode opvallend veel Beringenaars ingeschreven waren. Of deze in de Latijnse school hun vooropleiding hadden genoten, is niet na te gaan. Gezien het beperkte belang van de stad Beringen en het groot aantal studenten aan de universiteit kunnen we toch, zeker vanaf de 17de eeuw, enig verband vermoeden. Voorbeelden van deze studenten zijn: Lodewijk Heyligen (Ludovicus Sanctus), Hendrik Caelen (Calenus) en Jan Opstraet. Lodewijk Heyligen, geboren te Beringen in 1304 en muziekmeester van de pausen van Avignon, was bevriend met Petrarca. Hij zou hem op zijn reis naar Keulen over Vlaanderen hebben vergezeld. Hendrik Caelen werd geboren te Beringen en promoveerde tot licentiaat in de godgeleerdheid. Hij doorliep een schitterende kerkelijke carrière als pastoor van de Sint-Kathelijneparochie te Brussel, aartspriester van Aalst en Brussel, kanunnik, aartsdiaken en vicaris-generaal van het aartsbisdom Mechelen. Hij was tevens leerling en secretaris van Jansenius. Jan Opstraet, geboren te Beringen in 1651, werd licentiaat in de godgeleerdheid te Leuven en gaf les aan het seminarie van Mechelen. In 1690 diende hij dit ambt omwille van zijn jansenistische sympathieën neer te leggen. Verbannen in 1704 kon hij reeds na twee jaar terugkeren, nadat hij de stellingen van Jansenius had afgezworen. Na zijn terugkeer werd hij president van het college De Valk te Leuven
Door een tekort aan financiële middelen en de slechte kwaliteit van het onderwijs drongen er zich hervormingen op. Dankzij de inspanningen van kanunnik Willem Pelsers, Johannes Opstraet en Paulus Jans onderging de school in het begin van de 18de eeuw een metamorfose. 1700 wordt in de historiografie dan ook als een breuk ervaren en aangeduid als de tweede stichtingsdatum van het college. Naast de hervorming van het studieprogramma werd er via rentestichtingen voor nieuwe financiële middelen gezorgd. In 1711 kreeg de school ook een nieuw reglement. Voortaan zou het college onder het toezicht van vier door de stad aangestelde provisoren staan. Ondanks deze ingrijpende maatregelen kan er toch van een zekere continuïteit worden gesproken. Het gaat zeker niet om de oprichting van een nieuw college
Ook aan de huisvesting besteedde men aandacht. Van 1700 tot 1706 gaf men nog in twee gewone burgerhuizen les. De rector onderwees in het huis van een zekere Huybrecht Jacobs en de onderrector in het huis van Jan Neven. De huur werd door de stad betaald. Dankzij de schenking van een huis door Willem Pelsers beschikte men vanaf 1706 over een eigen gebouw. Het werd van twee leslokalen voorzien, bood plaats aan zes inwonende scholieren en zou eveneens als woning van de rector fungeren
Het college ontsnapte niet aan de Franse Revolutie. Met de wet van 25 november 1797 werden alle seculiere kapittels, seminaries en colleges afgeschaft. Op 2 december 1797 staakte men de lessen. Op dat ogenblik stelde de school twee leraars te werk en bestond het curriculum uit aritmetica, Frans en Latijn
Pas na het verdrijven van de Fransen konden de lessen worden hervat (oktober 1815). De onderwijshervormingen van Willem I, meer bepaald de wet van 14 juni 1825 waarmee alle vrije colleges werden afgeschaft, luidden opnieuw de sluiting van de school in. In 1830 besloot het stadbestuur om het college opnieuw in te richten. Op 10 januari 1831 volgde de plechtige opening. Het bestaat vandaag nog als het Sint-Jozefscollege
Het archief van het college van Beringen is grotendeels verloren gegaan. Het hoofdgebouw van het college werd in 1909 door een brand volledig verwoest. Wellicht is het archief mee in vlammen opgegaan. Het nog bewaarde archief bevindt zich in RA Hasselt, Fonds J. Vrancken Heeren. Dit bestand, dat door oud-burgemeester Vrancken van Beringen werd verzameld, bevat een bundel met archief van/over de Latijnse school (er is geen toegang beschikbaar).
Het gemeentearchief is zeer beperkt (RA Hasselt, Gemeente Beringen, 10 nrs.; 4 oorkonden (toegang: er is een dactylografische inventaris in de leeszaal). Naast een privilegieboek (nr. 1) bevat het voor het ancien régime vooral stukken betreffende belastingen en rekeningen. Deze rekeningen (nrs. 3 (1636-1796) en 5 (1703) geven bijkomende inlichtingen over de school. De stadsrekeningen, die betrekking hebben op de school, werden voor een groot deel door Hamoir geciteerd.
Buiten een stuk met betrekking tot de benoeming van een schoolmeester in 1702 bevat het kerkarchief van Beringen vooral stukken die onrechtstreeks op de school betrekking hebben (RA Hasselt, Kerkarchief Beringen, 267 nrs. (toegang: er is een dactylografische inventaris in de leeszaal)).
Het archief van het departement van de Nedermaas in het Rijksarchief Limburg te Maastricht bevat niet alleen stukken over de afschaffing van de colleges, maar geeft ook informatie over deze colleges tijdens de laatste jaren van hun bestaan (nrs. 2449 tot 2466; RA Maastricht, Archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (toegang: H. HARDENBERG. Inventaris der archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814). Den Haag, 1946)). Het bestand is voor een groot deel verfilmd. RA Hasselt beschikt over dubbels van deze filmen.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Zoals voor de meeste stadsscholen zijn er geen stukken met betrekking tot de stichting bewaard. De bestaande literatuur stelt de hervormingen van 1700 voor als de oprichting van een college. De oudste stukken uit de bundel over het onderwijs uit het fonds: RA Hasselt, Fonds J. Vrancken Heeren stammen uit deze periode. Ze geven een beeld van de voornoemde hervormingen.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken met betrekking tot de afschaffing van het college bevinden zich in het RA Maastricht in het archief van het departement van de Nedermaas. In het kader van de verbetering van het openbaar onderwijs stelde de minister van Binnenlandse Zaken op 16 maart 1801 een onderzoek in naar de toestand van het onderwijs vóór de revolutie. Deze enquête bevindt zich in de nrs. 2449-2466 van de Archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas te Maastricht.
5.Schoolreglementen
In 1711 stelde Jan Opstraet een schoolreglement op. Het werd uitgegeven door H. HAMOIR. Geschiedkundige aanteekeningen over de Latijnsche school en het College van Beringen. Hasselt, 1900, p. 28-35 en door P. LAUWERS. 'Wetten der scolen van Beringen'. Limburg, 61 (1982) p. 13-22. In het Fonds J. Vrancken Heeren bevinden zich ook fragmenten van reglementen. Bij de aanstelling van een rector door de stadsmagistraat werden meestal stukken van het reglement in de besluiten opgenomen.
18.Inspectieverslagen
De dekenale visitatieverslagen van 1646, 1654, 1671, 1699, 1711 en 1726 zijn bewaard. Het onderwijs komt hierin echter niet aan bod. In het parochiearchief van Beringen, waarin ook het archief van het dekenaat opgenomen is, bevinden zich eveneens verscheidene visitatieverslagen (nrs. 18-21).
In de vorige eeuw zijn er verscheidene jubileumboeken over het college van Beringen verschenen. Het meest recente van Y. BORMANS en J. DEFERME. Het Sint-Jozefscollege van Beringen. 1700-2000 werd gepubliceerd naar aanleiding van het '300-jarig bestaan' van het college. Zoals uit de inleiding blijkt, is de school veel ouder. Dit werk werd vooraf gegaan door: J. DEFERME. 275 jaar St.-Jozefscollege van Beringen. Peer, 1975; J. ROOSEN. Het Sint-Jozefscollege van Beringen, 1700-1950. Beringen, 1950 en H. HAMOIR. Geschiedkundige aanteekeningen over de Latijnsche school en het College van Beringen. Hasselt, 1900. De publicatie van Hamoir is vooral interessant omwille van de letterlijke citaten uit het archief. Zijn publicatie diende dan ook als basis voor de meer recentere werken. Voor dit onderzoek zijn nog de onuitgegeven studie van M. MEEUWS. De Latijnse school en het Sint-Jozefscollege van Beringen. S.l. 1995, het artikel over het onderwijs in het boek van W. SCHOUTEDEN. Beringen vroeger en nu. Beringen, s.d., p. 22-29 en de tekst van C. BROCKMANS. Beringen stad en buitingen. S.l., s.d., p. 251-283 relevant. Het in 1711 opgestelde schoolreglement werd uitgegeven door P. LAUWERS. 'Wetten der scolen van Beringen'. Limburg, 61 (1982) p. 13-22. Naar aanleiding van de viering van 300 jaar Sint-Jozefscollege werd er een CD-ROM met fotos en een digitale versie van eerdere publicaties over het college uitgebracht. Elk jaar wordt deze geactualiseerd.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117825_DUT