---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1519-1825
Datering: 1519 (oudste vermelding); 1612 (heropbouw van het schoollokaal); 1719 (verzoek van de Meerhoutse magistraat aan de bisschop van Antwerpen om de Latynsche en de nederduytsche school van elkaar te mogen scheiden); 1761 (lerarenkorps uitgebreid tot drie rectoren); 1767 (lerarenkorps uitgebreid tot vier rectoren); 1825 (definitief einde).
Studentenaantallen: 79 (1778); 78 (1779); 98 (1780); 103 (1781); 100 (1782); 82 (1783); 56 (1784); 57 (1786); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B.
Het ontstaan van de Latijnse school te Meerhout en haar geschiedenis vóór het midden van de 18de eeuw is een zo goed als onbeschreven blad. Met de branden van de Sint-Trudokerk in 1679 en van het gemeentehuis in 1911 ging belangrijk archiefmateriaal verloren
De oudste gekende vermelding betreffende het onderwijs te Meerhout dateert uit 1519. Jacobus We(y)ns stichtte een wekelijkse vrijdagmis aan het Heilig-Kruisaltaar in de Sint-Trudokerk, op te dragen door de bedienaar van dat altaar of door de rector van de scholen. In 1611 is er voor het eerst sprake van een onderschoolmeester. In 1612 vroegen pastoor, drossaard en schepenen van de vrijheid Meerhout, die als inrichtende macht optraden, aan de bisschop van Antwerpen de toelating om de sinds 1606 onbruikbare school van oudts gefondeert (¼) om de Jonckheyt in de Christelijke Leringhe, goede manieren en andere scientiën te instrueren weer op te bouwen. Het nieuwe gebouw, opgetrokken in baksteen en voorzien van een leien dak, herbergde zowel de duytsche als de Latynsche school
Uit het kerkarchief van Hulsen, dat burgerlijk onder Balen en kerkelijk onder Meerhout ressorteerde, blijkt dat de inwoners van dat kerkdorp sinds 1640 moesten instaan voor een zevende van het loon van de Latijnse en de Nederduitse meester. Hieruit blijkt dat Meerhout-centrum op dat ogenblik een onderwijsmonopolie bezat
Aan de mengvorm tussen Nederduitse en Latijnse school kwam vermoedelijk een einde in 1719, toen de schepenen aan de bisschop van Antwerpen de toelating vroegen om beide van elkaar te mogen scheiden
Toen Johannes Baptista Van de Goor uit Eindhout op 13 november 1735 te Leuven tot primus uitgeroepen werd, kwam de Latijnse school van Meerhout in het centrum van de belangstelling te staan. Op 22 november werd hij plechtig ingehaald te Meerhout. Hier had hij zijn kleyne scholen gevolgd en dan zijn dialectica geschreven onder leiding van rector Andreas Lemmens. Dit is de oudst gekende vermelding van het bestaan van een dialectica te Meerhout. Zoals te Geel nam deze dialectica geen volledig schooljaar in beslag. Begin maart werden de lessen in de retorica gestaakt en werd er overgeschakeld op de dialectica
Vreemde scholieren konden bij burgers inwonen. De prijs varieerde tussen 50 en 100 gulden. Het succes van Van de Goor in 1735 leidde tot een toename van vreemde scholieren in Meerhout. De burgers zagen daar brood in en verhoogden de verblijfskosten, die nu schommelden van 60 tot 120 gulden
Rector Andreas Lemmens stierf begin 1738 en werd opgevolgd door Marcellus van Turnhout die in maart 1738 de dialectica begon te doceren. In 1761 werd het lerarenkorps van twee naar drie uitgebreid. Mutsaert, die meer dan 30 jaar onderrector was geweest, stopte dan met lesgeven om sijnen ouderdom en ongepasselyckheyt. In zijn plaats stelde de gemeentelijke overheid twee nieuwe leerkrachten aan: de priesters Verbruggen en Van Dam(me). Verbruggen doceerde de figuren en de grammatica, Van Dam(me) de syntaxis en de poësis. E.H. Van Ouytsel, die reeds actief was te Meerhout, doceerde de retorica en de dialectica
Meerhout volgde de onderwijsvernieuwing die de centrale overheid op 24 september 1766 had uitgevaardigd. Op 5 december van dat jaar al maakte de magistraat via een advertentie in de Gazette van Antwerpen bekend dat, zoals de ordonnantie voorschreef, de lessen in de poësis en in de retorica voortaan door een afzonderlijke leraar zouden worden gegeven. Dit maakte een vierde leraar en een extra klaslokaal noodzakelijk. De magistraat richtte zich tot Maria-Theresia met het verzoek een huis gelegen nabij de kerk te Meerhout te mogen aankopen en in te richten als schepenkamer, als archief van de griffie en als Latijnse school. In februari 1768 werd het project goedgekeurd. In dit gebouw werd de lagere school en één Latijnse klas ondergebracht. De andere Latijnse klassen werden gegeven in de voorplaats van het toenmalig schepenhuis. Dit bleef zo tot aan de opheffing van de Meerhoutse Latijnse school in 1825
Ten gevolge van de ordonnantie van 1766 startte het schooljaar 1767-1768 met vier leerkrachten, allen priesters. Vanaf 1771 gaf J.B. Maricq, die de poësis doceerde, buiten de normale lesuren onderricht in de Franse taal. Het signum linguae dat de scholieren verplichtte in de school en op de speelplaats Latijn te spreken, werd versoepeld. Ze hadden nu de keuze tussen Frans en Latijn
Het onderwijs van het Latijn te Meerhout werd anno 1782 door de Koninklijke Commissie der Studiën voldoende bevonden. Maar het Grieks, dat enkel in de poësis en retorica werd gegeven, liet naar verluidt te wensen over. Een vergelijking tussen het officieel programma en de schriften van de scholieren leerde dat er in de lessen minder werd gezien dan officieel voorgeschreven was
Op 17 augustus 1797, op een ogenblik dat het Franse bewind drukkend werd en de misnoegdheid bij de bevolking groeide, kende Meerhout voor een tweede maal succes aan de Leuvense universiteit. Joannes Franciscus Van Roy, geboren te Vorst, primus perpetuus aan de Latijnse school te Meerhout, werd te Leuven tot primus in de artes uitgeroepen. Hij werd de laatste primus van de eeuwenoude Alma Mater, die door het decreet van 25 oktober 1797 werd afgeschaft
De verdere historiek van de Latijnse school te Meerhout tijdens het Frans bewind werd nog niet bestudeerd. Maar de instelling blijkt zonder noemenswaardige onderbrekingen te hebben voortbestaan. Op 25 september 1825 echter werd ze door Willem I opgeheven. Pogingen om het college weer op te richten, waarvan de laatste dateert van 1842, mislukten
Zoals voor de meeste Latijnse scholen in de Kempen is er voor Meerhout geen schoolarchief bewaard. Daar de gemeentelijke overheid als inrichtende macht optrad, gebeurde de aanneming en betaling van leerkrachten door de magistraat. Een groot deel van het gemeentearchief ging echter verloren in de brand van het gemeentehuis in 1911. Wat rest, bevindt zich in het RA te Antwerpen en omvat 273 nrs. Er is een dactylografische inventaris beschikbaar: Inventaris van het oud gemeentearchief van Meerhout (1500-1813). Het raadplegen van de nrs. 29 t.e.m. 143 (schepenakten, wettelijke akten, verkopingen en mombersrekeningen) wordt vergemakkelijkt door de samenvattingen van L. HANNES. Wettelijke akten Meerhout, 5 dln. Meerhout, 1991-1992. Indices op persoonsnamen, plaatsnamen en realia maken van het geheel een zeer bruikbaar werkinstrument. Voor de Franse periode raadplege men ook het hedendaags archief in het Rijksarchief te Antwerpen: A. BOUSSE. Inventaris van het hedendaags archief van de gemeente Meerhout (1794-1930). Brussel, 1973. Het archief van de Sint-Trudokerk wordt deels bewaard in het Rijksarchief te Antwerpen en deels op de pastorie te Meerhout. Van de stukken die bewaard worden in het Rijksarchief bestaat een gedactylografeerde inventaris: Archief van de Sint-Trudokerk te Meerhout, 15 p. Wat zich te Meerhout bevindt, is geïnventariseerd door P. DE MEYER, Archief van de Pastorij van Meerhout. S.l., s.d., 4 p.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
Een afbeelding van de Latijnse school van ca. 1740 is afgedrukt in I. EYKENS-DIERICKX. 'De Latijnse school, parel aan de Meerhoutse cultuurkroon'. Heemkundige Kring, Meerhouts patrimonium, 77 (2002) p. 17 en 78 (2002) p. 15. De kaart wordt bewaard in de verzameling van de Meerhoutse Heemkundige Kring.
5.Schoolreglementen
Een schoolreglement met plichten en taken van de leerkracht en de scholieren en elementen aangaande de concrete organisatie van de school is opgenomen in het aannemingscontract van W. Cuijpers in 1766 en werd gepubliceerd door I. EYKENS-DIRICKX. 'De Latijnse school, parel aan de Meerhoutse cultuurkroon'. Heemkundige Kring, Meerhouts patrimonium, 78 (2002) p. 23-24. Het niet uitgegeven aannemingscontract van W. Van Breda in 1784, waarin elementen over de organisatie van het onderwijs zijn opgenomen, bevindt zich in RA Antwerpen, Oud gemeentearchief Meerhout, nr. 89.
18.Inspectieverslagen
Op basis van de toegestuurde compositiones en programmas beoordeelde de Koninklijke Commissie de verschillende colleges. De verslagen zijn te vinden onder ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 27A.
De eerste bouwstenen voor de geschiedenis van de Latijnse school te Meerhout werden aangebracht door J. JONGENELEN in zijn Bouwstoffen voor de geschiedenis van Meerhout. Meerhout-Turnhout, [1900] p. 412-430. In 1934 schreef L. GRIETENS een artikel over 'Joannes Franciscus Van Roy, laatste Primus der Hoogeschool van Leuven (1797)'. De Zuiderkempen, 2 (1934), nrs. 1 en 3. In-teressante gegevens voor het tweede en derde kwartaal van de 18de eeuw vindt men in de advertenties die Latijnse scholen plaatsten in de Gazette van Antwerpen. Deze advertenties werden besproken en uitgegeven door P. JANS. 'De Latijnse scholen in de Zuiderkempen in de 18de-eeuwse Gazette van Antwerpen'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 20 (1983) p. 213-252. Belangwekkende informatie voor de late 18de eeuw vindt men bij P. JANS. 'De Latijnse scholen in de Kempen bij de overgang van het Oud naar het Nieuw Regiem'. Brabants Heem, 41 (1989) 2, p. 70-86. In 2002 maakte I. EYKENS-DIERICKX aan de hand van de vermelde teksten een algemene synthese onder de titel: 'De Latijnse school, parel aan de Meerhoutse cultuurkroon'. Heemkundige Kring, Meerhouts patrimonium, 77 (2002) p. 15-27; 78 (2002) p. 15-24 en 79 (2002) p. 16-28.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117871_DUT