---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1623-1773
Datering: 1 oktober 1623 (opening college (drie lagere klassen)); 1624 (opening van de poësis); 1626 (opening van de retorica); 20 september 1773 (sluiting van het college).
Studentenaantallen: 67 (1639); 72 (1640); 80 (1643); 120 (1644); 174 (1645); 152 (1649); 100 (1654); 95 (1655); 110 (1657); 69 (1663); 88 (1665); 83 (1666); 84 (1667); 49 (1669); 80 (1672); 80 (1675); 60 (1681); 46 (1754); gegevens uit: G. RENSON. 'Het jezuïetencollege te Halle'. Eigen Schoon en de Brabander, 43 (1960) p. 135; aangevuld en verbeterd met gegevens uit: RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1656-1657 en 2359.
Historische notitie
In 1565 werden - zonder veel succes - voorzichtige stappen ondernomen om een college te stichten in Halle. Pater Thomas Sailly, de grote bezieler van dit project, richtte in 1600 een nieuw verzoek in die zin tot de generaal van de orde. De paters zouden er de verwaarloosde O.-L.-Vrouwedevotie nieuw leven inblazen. Het verzoek werd niet ingewilligd en pas toen Sailly rector van het college van Brussel en vervolgens procurator van de Vlaamse jezuïetenprovincie te Rome werd, slaagde hij erin de nodige fondsen te verzamelen voor de aankoop van een huis in Halle. Hierbij kreeg hij de steun van Hendrik-Frans Van der Burch, aartsbisschop van Kamerijk, die bij de aartshertogen bemiddelde. Ondanks protest van de magistraat van Halle konden de jezuïeten uiteindelijk in 1621 hun intrede doen. Na drie jaren arbeid was de houding van de lokale overheid ten aanzien van de paters volledig omgeslagen. De magistraat verzocht in 1623 uit eigen beweging aan de provinciaal de vestiging van een college. Aanvankelijk kon daar volgens de provinciaal geen sprake van zijn, omdat Halle te klein was en omdat de colleges van Brussel en Nijvel te nabij waren. Uiteindelijk zou men op 1 oktober 1623 toch van start gaan met het onderwijs in de drie lagere klassen, in 1624 en 1626 vervolledigd met de hoogste twee
Het eerste onderkomen vonden de jezuïeten in het huis van de arme scholieren en in De Gulden Schaal in de Hunderstraat, de huidige Dekenstraat. Vervolgens werden van de magistraat van Halle drie huizen in de Kasteelstraat verkregen. Deze eigendommen werden later uitgebreid met de pastorie van de O.-L.-Vrouwekerk. Vanaf 1630 begon de verwerving van eigendommen in en rond de Sollenbeemd. In 1647 legde men er de eerste steen van de nieuwbouw van het college, die vermoedelijk in 1653 voltooid werd
Omdat Halle te klein was om voldoende scholieren te kunnen rekruteren, verbonden de paters een internaat aan het college. De internen zouden bij verscheidene particulieren in de stad verblijven. In tegenstelling tot het onderwijs in het college was het verblijf er niet kosteloos. De scholieren waren voornamelijk afkomstig uit de gegoede burgerij en de adel van het omliggende platteland. Hun aantal schommelde tussen de 46 (1754) en 174 (1645). De aantallen in G. RENSON. 'Het Jezuïetencollege te Halle'. Eigen Schoon en de Brabander, 43 (1960) p. 135, zijn niet altijd correct omdat de auteur in de catalogi functionum ook het aantal klassen als scholieren meetelde. De scholieren waren verspreid over vier klassen. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw nam het aantal scholieren onder meer door de oorlogsomstandigheden gevoelig af. In 1663 werd het convict noodgedwongen gesloten (en niet het college zoals soms beweerd wordt). In 1669 werd het plan opgevat het college te sluiten en het tertiaat uit Lier naar Halle over te brengen. Dit stuitte op hevig verzet van de Hallenaren, waardoor het college behouden bleef. Het tertiaat zou tot 1675 in Halle blijven, waarna het terugkeerde naar Lier. Daarna werd de interne juvenistenopleiding (juvenaat), voorheen te Kortrijk gevestigd, tijdelijk aan het college verbonden. De bevolking van het college schommelde in de 17de eeuw tussen de 15 en 26 jezuïeten, waarvan twee tot vier leraren. (gegevens van G. RENSON. 'Het Jezuïetencollege te Halle'. Eigen Schoon en de Brabander, 43 (1960) p. 134; de gegevens voor 1639 (zes leraren) en 1685 (één leraar) zijn twijfelachtig). In een klein college als dat van Halle werden meestal verscheidene klassen samengevoegd, waardoor een leraar meerdere leergangen op zich kon nemen. Onder de 18de-eeuwse scholieren vinden we onder meer de bollandist Jacobus De Bue terug, naast Willem Van Cutsem en baron Des Ecus, primussen aan de Leuvense universiteit in respectievelijk 1770 en 1778. De latere missionaris Joannes De Visscher gaf enige tijd les aan het college
In 1773 werd de jezuïetenorde in de Nederlanden afgeschaft. Op 20 september verzegelden de koninklijke commissarissen de collegegebouwen. Het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde was in de daaropvolgende jaren verantwoordelijk voor de liquidatie van de goederen. Enkele Leuvense priesters vervingen de jezuïetenleraren en het onderwijs werd voortgezet. Van 1777 tot 1794 was een Koninklijk college in de gebouwen ingericht. In de 19de eeuw was er een burgerlijk hospitaal gevestigd. In de 20ste eeuw werd het gebouw aangekocht door de stad Halle. In 1981 werd in het gerestaureerde college het Zuidwest-Brabants museum geopend.
Een aaneengesloten archiefbestand van het college van Halle bevindt zich in RA Leuven. De oude toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Compagnie de Jésus. Brussel, 1907, p. 47-48, werd in 2004 vervangen door een analytische inventaris: J. VANHOUTTE. Inventaris van het archief van het jezuïetencollege te Halle. Brussel, 2004. Dit is het archief dat na de opheffing van het college in handen kwam van de commissaris belast met de liquidatie van de goederen. Het bevat dan ook bijna uitsluitend stukken betreffende het goederenbeheer. Het Fonds Père Alfred Poncelet, bewaard in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel, bevat enkele stukken van boekhoudkundige aard (1717-1767): doos 6, doc. 10, nr. 4 (toegang: inventaris in typoscript).
Archief over het college te Halle is in de eerste plaats te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, 99 nrs. (1605-1772): nrs. 18, 174, 609-628, 1001, 1114, 1125-1126, 1214-1216, 1532-1542, 2310-2366, 2534 en 3009 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen, (1388) 1564-1773. Brussel, 2006). De stukken zijn van uiteenlopende aard en betreffen zowel apostolaat, onderwijs als goederenbeheer. Het Kerkelijk archief Brabant, bewaard in RA Leuven, bevat voornamelijk archivalia betreffende geschillen over het pastoraat en het personaat van de O.-L.-Vrouwekerk, nrs. 6780, 11.292, 11.614, 33.141 en 33.225 (toegangen: A. DHOOP. Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant, 6 dln. Brussel-Tongeren, 1905-1932; L. VAN MEERBEECK, E. PERSOONS en P. MURET. Beknopte inventarissen van archieven door kerkfabrieken aan het algemeen rijksarchief in bewaring gegeven. Kerkelijk archief Brabant. Supplement. Brussel, 1995). De vervreemdingsakte van het college uit 1778 wordt bewaard in: SA Halle, nr. D 10 (toegang: D. PASTELEURS. Inventaris van het oude (OSA) (1589-1783) en het moderne (MSA) (1799 tot ca. 1950) stadsarchief van Halle. Dl. 1. S.l., 1991; gedigitaliseerd).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 2310-2312 en 2321, hebben betrekking op de oprichting van het college. Nr. 2312 bevat een nota over de stichting met een afschrift van de vermoedelijke stichtingsakte. In nr. 2321 bevindt zich een vidimus van de akte waarin de Raad van State de stichting van het college goedkeurt.
ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1184 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991) bevat een dossier over de oprichting van het college en de relaties met de Geheime Raad (1620-1691).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 18 (1620-1680) en AVJ te Heverlee, nr. 12/3B (1693 en 1730). Een kroniek van het college (1621-1675) en een uittreksel uit een collegegeschiedenis uit 1621 worden bewaard in RA Leuven, Jezuïetencollege Halle, nrs. 2 en 63.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken betreffende de opheffing van de jezuïetenorde te Halle zijn uiteraard door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde zelf bijgehouden: ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 32 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991). Andere archivalia over de liquidatie van de goederen van het afgeschafte college zijn te vinden in: ARA, Raad van Financiën, nrs. 7683-7686, 7713, 7785, 7839-7844 en 7899 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938); ARA, Rekenkamer, nrs. 12.411-12.415 (toegang: L. GACHARD. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions. Dl. 2. Brussel, 1845).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
RA Leuven, Jezuïetencollege Halle, nrs. 163 en 171 bevatten kaarten van de ligging van het college en de naburige gebouwen en constructies op de Sollembeemd, 1648 en s.d. In RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 2320, wordt een kaart uit 1671 van het college en omgeving bewaard. Een plattegrond van het college uit 1777 bevindt zich in ARA, Kaarten en plattegronden in handschrift. Tweede Reeks, nr. 153. Het Promptuarium pictorum, een verzameling tekeningen en plattegronden van jezuïetencolleges en -kerken in 1747 samengesteld door pater Petrus Dolmans, bevat enkele afbeeldingen van het interieur van de collegekerk: nrs. 13 en 69. Het wordt samen met een inventaris in typoscript bewaard in AVJ te Heverlee.
5.Schoolreglementen en 6. Leerplannen en leerboeken
Naast de Ratio studiorum kan hier verwezen worden naar de specifieke regelgeving voor de colleges van de Nederduitse provincie. Het belangrijke reglement van 1625 en de herziening ervan uit 1647 werden gepubliceerd door Ch. VAN DE VORST. 'Instructions pédagogiques en 1625 et 1647 pour les collèges de la province Flandro-Belge'. Archivum Historicum Societatis Jesu, 19 (1950) p. 181-236. De archiefbescheiden in kwestie worden, samen met enkele andere normatieve bronnen met betrekking tot leerplan en onderwijs in het algemeen, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1760-1784.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
kunnen samengesteld worden aan de hand van de catalogi personarum in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55 en in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel: personarum catalogi et similia, vol. 9-19 (1693-1720) en Fonds Père Alfred Poncelet, doos 6, doc. 8, nr. 1 (1693-1720). De ontbrekende 18de-eeuwse catalogi zijn gedrukt. Exemplaren bevinden zich o.a. in de bibliotheken van de jezuïeten te Heverlee, van het Ruusbroecgenootschap (UA), van het ARA, in het fonds Goethals-Vercruysse van de SB Kortrijk en in de KB.
12.Bibliotheekcatalogi
Wegens de geringe omvang en waarde van het boekenbezit werd, in tegenstelling tot de meeste colleges, geen catalogus gedrukt van de bibliotheek: J. MACHIELS. Van religieuze naar openbare bibliotheek. Brussel, 2000, p. 12-32.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Diverse theaterprogrammas bleven bewaard. Zie: L. VAN DEN BOOGERD. Het jezuïetendrama in de Nederlanden. Groningen, 1961, p. 241-242; C. SOMMERVOGEL. Bibliothèque de la Compagnie de Jésus. Dl. 4. Brussel-Heverlee, 1960, p. 30-32; J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98; G. PROOT. 'Toneelprogrammas in het jezuïetenhuis te Heverlee'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 68 (1997) p. 313-355; G. PROOT. 'Contribution au théâtre des jésuites flamands. Les pièces perdues, les titres retrouvés'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 69 (1998) p. 111-171.
Voor een geactualiseerd overzicht, zie G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica (in voorbereiding), H 1 - H 31.
De enige studie over de geschiedenis van het college is G. RENSON. 'Het Jezuïetencollege te Halle'. Eigen Schoon en de Brabander, 43 (1960) p. 126-152. De cijfergegevens in dit artikel zijn in bepaalde gevallen onbetrouwbaar. De geschiedenis van het Halse college wordt ook behandeld in A. PONCELET. Histoire de la Compagnie de Jésus dans les aniens Pays-Bas: établissement de la Compagnie de Jésus en Belgique et ses développements jusquà la fin du règne dAlbert et dIsabelle. 2 dln. (Académie royale de Belgique. Classe des lettres et des sciences morales et politiques. Mémoires. Collection in-8°. 2e série 21). Brussel, 1927-1928
Bijkomende inlichtingen en verwijzingen naar meer algemene werken over de geschiedenis van Halle zijn te vinden in de inleiding van J. VANHOUTTE. Inventaris van het archief van het jezuïetencollege te Halle. Brussel, 2004, p. 9-12. Nader onderzoek is gewenst, onder meer over de tijdelijke aanwezigheid van het tertiaat (1670-1675) en het juvenaat (vanaf 1675) te Halle.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117847_DUT