---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1758-1798
Datering: 2 juli 1754 (begin onderhandelingen met de provinciaal van de minderbroeders); 22 juni 1758 (officieel fiat van de regering); 1 oktober 1758 (opening college in de Zuydstraete); 1798 (sluiting).
Studentenaantallen: 22 (1778); 23 (1779); 18 (1780); 20 (1781); 15 (1783); 12 (1784); 10 (1785); 11 (1786); 10 (1794); 12 (1796); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A-B; RA Brugge, Leiedepartement, nr. 95 en A. DE SCHREVEL. Histoire du petit séminaire de Roulers, précédée dune introduction ou coup doeil sur létat de lenseignement moyen dans la région correspondant à la Flandre occidentale actuelle. Roeselare, 1906, p. 38.
Historische notitie
Na de sluiting van het norbertijnencollege in juni 1753 knoopte de Diksmuidse magistraat op 2 juli van het daaropvolgende jaar onderhandelingen aan met de provinciaal van de franciscanen om tot een vergelijk te komen betreffende de inschakeling van de plaatselijke minderbroeders in het stedelijke middelbaar onderwijs
De minderbroeders-observanten waren reeds sinds 1453 te Diksmuide gevestigd. Tot 1578 beschikten zij over een vrij omvangrijk kloostergebouw extra muros, waar een 30-tal kloosterlingen verbleven. Na de vernieling van hun convent door de geuzen trokken de paters zich binnen de stadsmuren terug. In 1584 namen zij hun intrek in het Nazareth-klooster, een vroegere verblijfplaats van broeders van de Derde Orde. Onder de eerste gardiaan, pater Joannes Gray, werd het nieuwe klooster aan de H. Laurentius toegewijd. In 1609 sloten de Diksmuidse minderbroeders zich aan bij de recollectie-hervorming. Vanaf 1629 maakten zij deel uit van de nieuw opgerichte Sint-Jozefsprovincie. Tussen 1683 en 1686 werd het klooster een tijdlang bestuurd door Franse minderbroeders. De oude bouwvallige kerk werd in 1753 vervangen
Na lange onderhandelingen waarin leden van het stadsbestuur onder meer een poging ondernamen om de minderbroeders kosteloos onderwijs te verschaffen gaf de regering uiteindelijk op 22 juni 1758 haar fiat voor de oprichting van het nieuwe college. Het akkoord met de magistraat werd op 5 juli vastgelegd. Het stadsbestuur verbond zich ertoe twee pater-leraars en een prefect jaarlijks een wedde van 30 pond groot uit te betalen. Het oude vervallen schoolgebouw van de norbertijnen vermoedelijk nog het originele onderkomen van de oude stadsschool op het Sint-Niklaaskerkhof diende te worden vervangen door een meer geschikte infrastructuur, die bovendien in de buurt van het convent gelegen was. De kosten van het schoolgerief en de jaarlijkse prijsuitdelingen bleven voor rekening van de paters. Op 1 oktober 1758 opende het college in de Zuydstraete plechtig zijn deuren
Qua leerprogramma en studiecyclus volgde ook het Diksmuidse college aanvankelijk hetzelfde stramien als de overige minderbroedersscholen: drie cycli (rudimenta, grammatica en humanitates-eloquentia) verdeeld over acht klassen). Volgens Naessen werden in 1758 echter slechts vijf klassen opgestart, de rudimenta (secundo en primo ordine) en grammatica (infima, media en suprema). De afwezigheid van de rudimenta tertio ordine is vergelijkbaar met de opstart van het college van Eeklo. In Tielt was deze klas reeds in 1761 afgeschaft. Om in navolging van het keizerlijk decreet van 1766 de humanioracyclus te vervolledigen, verzocht de magistraat in 1767 om een derde en vierde leraar, respectievelijk voor de poësis (humanitates) en de retorica (eloquentia). Het ontbreekt aan de nodige bronnen om samen met Naessen te beweren dat de vooropgestelde uitbreiding van het lerarenkorps reeds in oktober van het daaropvolgende jaar volledig werd doorgevoerd. Ook voor de colleges te Eeklo en Poperinge weigerde provinciaal De Grave de aanstelling van een vierde leraar. Aldus werden te Diksmuide de facto slechts zes klassen ingericht
Over het aantal scholieren en het rekruteringsgebied valt bij gebrek aan bronnenmateriaal geen uitspraak te doen. Volgens Naessen kende de school een zeker succes en trok ze zelfs buitenlandse studenten aan. De cijfers van de Koninklijke Commissie der Studiën wijzen evenwel op een gestage afname vanaf 1778. Door dit nijpend gebrek aan scholieren werden ook niet alle klassen meer ingericht. Zo waren er in 1778 geen scholieren voor het eerste en tweede jaar (poësis en suprema classis grammatica). In 1779 zat nog steeds niemand in de poësis. Tijdens zijn inspectieronde langsheen de Vlaamse colleges vermeldt Beaurepaire datzelfde jaar te Diksmuide slechts een 20-tal scholieren. Net als in de overige minderbroedersscholen werd het onderricht er op dat moment verstrekt door een drietal leraars onder leiding van een prefect-gardiaan. In 1780 werden slechts vier klassen (rudimenta en grammatica) ingericht. Vanaf 1781 komt de poësis opnieuw in de lijsten voor. Met uitzondering van het jaar 1783, slaagde men er tot 1786 niet meer in om meer dan vier klassen in te richten. In 1796 werden nog een 12-tal scholieren geteld. De retorica werd nooit gedoceerd. Tot aan de invoering van de verplichte schoolgelden of minervalia (22 september 1777) werd aan het Diksmuidse college kosteloos onderwijs verstrekt. Aan de school was geen pensionaat verbonden
Het halsstarrige weigeren van de paters recolletten om na de Franse annexatie (1795) op bevel van de revolutionaire overheid de republikeinse catechismus te onderwijzen, leidde uiteindelijk tot de opheffing van hun convent op 16 augustus 1797. De 21 kloosterlingen (18 priesters en drie lekenbroeders) werden verdreven en de kloostergebouwen verkocht. Het jaar daarop werd ook de Latijnse school gesloten. Ondanks aanwijzingen over het bestaan van een niet-confessioneel pensionaat het zogenaamde Pensionnat Morel-Danheel tijdens de Nederlandse periode, kan men stellen dat de draad van het middelbaar onderwijs te Diksmuide pas in 1841 opnieuw werd opgenomen. In september van dat jaar werd de Diksmuidse deken Carolus Ludovicus Baert benoemd tot directeur van het zogenaamde Pensionnaet Sint-Aloysius de Gonzaga, gevestigd op de Wilgendijk. Het onderricht bleef er op expliciet aandringen van Monseigneur Bousen aanvankelijk slechts beperkt tot het lager onderwijs. Pas vanaf 1859 slaagde directeur Baert erin een middelbare afdeling van vier klassen in te richten. Sinds 1871 werd de school onder leiding van een principaal als bisschoppelijk college erkend. Het bisschoppelijk Sint-Aloysiuscollege blijft tot op vandaag actief.
Het voornaamste archiefmateriaal van het Diksmuidse minderbroederscollege annex klooster is te vinden in:
AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nrs. 1-5 (geen toegang). Het conventsarchief bestaat uit vijf klemmappen. Naast een oude inventaris (Elenchus) van het kloosterarchief, de stichtingsbullen en stukken betreffende de vestiging van het klooster, documenten in verband met de stationes, de verbouwingen aan het klooster en een aantal oude inventarissen (17de-18de eeuw), werden in de eerste map ook een aantal stukken over het Latijnse school (briefwisseling, schoolreglement, programmas van publieke oefeningen) gebundeld (bundel Gymnasium Dixmudense). Een gedeeltelijke inventaris van deze laatste bundel is in briefvorm te vinden in het provinciaal archief (zie infra). De tweede map bevat voornamelijk documenten betreffende privileges en exempties (1541-1763), schenkingen (1630-1692), testamenten en stichtingen (1663-1746), relaties met andere Diksmuidse kloosters en allerhande briefwisseling (1636-1754). Losse stukken in verband met het vrij omvangrijke proces tegen de Brugse raadspensionaris Hiëronymus van Biesbroek werden gebundeld in map drie (1739-1740). Map vier bevat briefwisseling en andere stukken betreffende de bouw van de nieuwe kerk (1750-1753). Naast een aantal stukken geklasseerd als varia en documenten met betrekking tot de periode na de Franse annexatie (1795-1853) bevat de vijfde map tenslotte een mooie reeks kaarten en plans.
Archiefmateriaal dat door andere archiefvormers over het Diksmuidse minderbroederscollege annex klooster werd verzameld is te vinden in:
AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc. Dixmud. nrs. 1-5 (geen toegang). Het provinciale archief van de minderbroeders te Sint-Truiden bewaart in een aantal handschriftenkasten de voornaamste registers van de onderscheiden Belgische kloosters. Voor de geschiedenis van het Diksmuidse minderbroedersklooster zijn vooral de conventsregisters (1730-1968) van belang (zie nr. 2). Daarnaast treft men er ook een vrij omvangrijk register aan met ingebonden stukken betreffende het proces tegen van Biesbroek (zie supra) en een register van inkomsten en uitgaven voor de bouw van de nieuwe kerk (1751-1754). Een bijgevoegde grijze enveloppe (niet genummerd) bevat een gedeeltelijke oude inventaris (Elenchus) van het kloosterarchief, twee bibliotheekcatalogi (zie infra, nr. 12), wat 20ste-eeuwse documentatie en een brief met een gedeeltelijke inventaris van de bundel Gymnasium Dixmudense in AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 1.
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A, 31B en 33A (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]) (zie infra, nrs. 7 en 18).; ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2382 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil du Gouvernement Général. Brussel, 1927).
Voor meer informatie betreffende het onderwijs te Diksmuide tijdens de Franse periode kan tenslotte worden verwezen naar de briefwisseling en de enquêtes in RA Brugge, Leiedepartement, nrs. 95, 2923, 2926 en 2931 (toegang: J. DE SMET. Inventaris van het Archief van de Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, 1794-1814. 1° Arrondissement de la Flandre Occidentale. 2° Administration centrale du Département de la Lys. 3° Préfecture de la Lys. Brussel, 1951).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Briefwisseling en andere stukken met betrekking tot de stichting van het klooster en de overname van het Diksmuidse college in AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 1. De voornaamste akten hieruit werden eveneens gekopieerd in de conventsregisters (zie nr. 2). Een gedeelte van de briefwisseling tussen de stadsmagistraat en de provinciaal werd uitgegeven in P. NAESSEN. De Minderbroeders-Recollecten te Dixmude. Antwerpen, 1892, p. 120-132.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Chronologisch geordende historische gegevens in kroniekvorm (Origo et progressus conventus Dixmudensis ordinis B. Patris Francisci descipta ex registro 1739) zijn te vinden in beide conventsregisters AMS, Archivum Provinciae Belgicae, Mc Dixmud. nrs. 2 (1730) en 3 (s.d.). Laatstgenoemd stuk is een moderne kopie van het Registrum Fratrum Minorum Recollectorum Conventus Dixmudensis collectum partim ex chronicis ordinis, aliisque historiographis, partim ex archivis Provinciae et conventus hujus, aliisque memorialibus et annotationibus praecedentium Guardianorum concinnatum anno 1680 in duas partes divisum et distributam.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
zijn terug te in AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 5 (1795-1798). Stukken betreffende vaststelling van het aantal religieuzen en de inventarisatie van de goederen van de afgeschafte minderbroeders te Diksmuide, bleven onder meer bewaard in RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nr. 1808.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 5 bevat een grondplan van het Diksmuidse klooster met legende (s.d.), alsook een caerte figuratieve met overzicht van de kloostergebouwen bedoeld als bewijsstuk in het proces tegen van Biesbroek (2 exemplaren, één met en één zonder legende, 1740). Daarnaast ook nog twee gedrukte reconstructies van plattegronden van het minderbroedersklooster in 1661 en 1753 (na de bouw van de nieuwe kerk). Het klooster van de minderbroeders wordt met de letter 'a' aangeduid op het stadsplan van Diksmuide door Vedastus de Plouich in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 2. Keulen, 1641, p. 642-643 en Dl. 3. Brussel, 1735, p. 346-347.
5.Schoolreglementen
AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 1: Regulae Studiosorum Collegii Dixmudensis / Regulae Scholasticae Gymnasii Dixmudensis (s.d.). Vertaald uit het Latijn in P. NAESSEN. De Minderbroeders-Recollecten te Dixmude. Antwerpen, 1892, p. 132-139. Eveneens uitgegeven in H. CALLEWAERT e.a. Bijdrage tot de geschiedenis van het Sint-Aloysiuscollege en het onderwijs in Diksmuide. Diksmuide, 1985, p. 110-115. Volgens deze auteur dateert het stuk uit 1784.
6.Leerplannen en leerboeken
AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 1 bevat briefwisseling over de onderwijshervormingen (1773-1779), onder meer met de Koninklijke Commissie der Studiën. Een algemeen leerplan voor de colleges van Diksmuide, Tielt, Poperinge en Eeklo aangepast aan de Theresiaanse onderwijsinstructies bevindt zich in: AMS, Archivum Conventuale Thiletanum, nr. 1: Ordinata circa collegia studiosae juventutis, quae subsunt moderamine FF. Minorum in oppidis Dixmudensi, Thiletano, Poperingano et Ecloniano (1777). Dit bevat tevens een exemplaar van de Regulae pro magistris collegiorum van pater Adrianus Van den Berghe (s.d.) en het Beworp der studien van de Schietere de Caprijcke (1777).
9.Palmaressen
P. NAESSEN. De Minderbroeders-Recollecten te Dixmude. Antwerpen, 1892, p. 132 maakt melding van een in 1892 bestaand boek der prijsdeelingen. Wij konden dit archiefstuk echter nergens terugvinden.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Lijsten van gardianen zijn te vinden in de conventsregisters (zie nr. 2).
12.Bibliotheekcatalogi
AMS, Archivum Provinciae Belgicae, niet genummerd: Catalogus librorum deportatorum ex conventu Dixmudensi ad conventum Casletensem (1635) en Dixmudense. Inventarium librorum conventus (s.d.). Zie ook H. OOMS. 'De bibliotheek van het oud-minderbroedersklooster te Diksmuide'. V.R.B.-Informatie, 21 (1991) p. 3-11.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
De bewaarde Elenchus (AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, niet genummerd) maakt geen melding van titels van opgevoerde toneelstukken. Het Generale Repertorium van de Vlaamse minderbroedersprovincie door pater VAN ABEELE (AMS, Archivum Provinciae Belgicae, nr. Rz51) geeft op p. 229-230 (Gymnasium Dixmudense) slechts een algemene beschrijving: Actiones et comaedia successivo exhibitae ut sequitur. Programmas van publieke oefeningen: AMS, Archivum Conventuale Dixmudense, nr. 1 (mei-augustus 1778). ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2382 (1787); Oratio exercitationis Dixmudis habitae 12 mayi 1778 qua rhetor condiscipulos adhortatur etc (1778).
KB Brussel, Handschriftenverzameling, nr. II 4871: Théatre déducation. Receuil de pièces latines représentées dans les collèges des capucins de Poperinghe et de Dixmude (1764-1769), bevat een aantal programmas van toneelstukken opgevoerd aan de colleges van de minderbroeders te Poperinge en Diksmuide. De plaats van opvoering staat niet altijd even duidelijk vermeld. Zie hieromtrent ook F. DENYS en H. VANDENBERGHE. Voorgeschiedenis van het College te Poperinge. Het Recolettenklooster 1628-1796, het Latijns Recolettencollege 1657-1796 en het Stadscollege 1809-1812 en 1814-1825 te Poperinge. Uitgave Archief College Poperinge III. Roesbrugge, 2007, p. 52.
18.Inspectieverslagen
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33A: Inspectierapport Beaurepaire (30 oktober 1779). Gegevens met betrekking tot het onderzoek van de Koninklijke Commissie der Studiën naar de kwaliteit van het onderwijs in de Zuid-Nederlandse colleges (1780-1783) is te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 27-28. Ook het onderricht verstrekt aan het college van de minderbroeders te Diksmuide werd doorgelicht, onder meer aan de hand van de eerste trimestriële rapporten van de principaal, programmas van publieke oefeningen, themata, schoolschriftjes, compositiones enz.
Zie Norbertijnencollege Diksmuide. Eveneens interessant in verband met de geschiedenis van de minderbroedersorde te Diksmuide zijn de studies van P. NAESSEN. De Minderbroeders-Recollecten te Dixmude. Antwerpen, 1892 en A. VERSCHUERE. Geschiedenis van het minderbroederklooster te Diksmuide. Mechelen, 1953. De inhoud van de oorspronkelijke bibliotheek van de Diksmuidse recolletten werd grondig onder de loep genomen door H. OOMS. 'De bibliotheek van het oud-minderbroedersklooster te Diksmuide'. V.R.B.-Informatie, 21 (1991) p. 3-11. Voor verdere bibliografische gegevens verwijzen wij naar het Lexikon van de Belgische Minderbroederskloosters, 2 dln. Brussel, 2002 en naar M. NUYTTENS. Repertorium van kloosters en abdijen in West-Vlaanderen (Bibliografische inleiding tot de Belgische kloostergeschiedenis vóór 1796, dl. 11). Brussel, 1997.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117839_DUT