---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1777-1793
Datering: 1777 (opening); 1790 (sluiting); 1791 (heroprichting); 1793 (definitieve sluiting).
Studentenaantallen: 102 (1778); 119 (1779); 94(1780); 77 (1781); 69 (1782); 75 (1783); 71 (1784); 64 (1785); 70 (1786); 67 (1787); 68 (1788); 60 (1789); gesloten (1790); 50 (1791); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B.
Historische notitie
Op 20 september 1773 werd de sluiting van het jezuïetencollege te Gent afgekondigd. In vergelijking met andere steden reageerde het stadsbestuur vrij gematigd op het verdict; er werden geen concrete stappen tegen de beslissing ondernomen. De aanwezigheid van een augustijnencollege bracht met zich dat er geen vervangend onderwijs werd ingericht. In de periode 1773-1777 stonden de oude gebouwen van de jezuïeten dan ook leeg. De Gentse bisschop had het idee opgevat om er priesters in te huisvesten. Ook de Engelse jezuïeten hadden hun oog laten vallen op de gebouwen na het gedwongen vertrek uit hun college te Brugge. De voorstellen van beide kandidaten werden echter afgewezen. Op 9 maart 1777 besloot Maria-Theresia dat er een Koninklijk college te Gent moest worden opgericht in het voormalige jezuïetencollege. Ook de Raad van Vlaanderen mocht zich op deze locatie vestigen
Bij de opening van het college in 1777 werd besloten dat de nieuwe instelling moest beschikken over een pensionaat. Dit zou het prestige van de school ten goede komen en de positie tegenover het concurrerende augustijnencollege verbeteren. In het Koninklijk college werd van bij de oprichting de volledige cyclus van zes leerjaren aangeboden. Tot 1780 waren er vijf leraren aanwezig vermits de laagste twee klassen door één persoon werden gedoceerd. Nadien werd er een extra leraar aangeworven om zo beter te kunnen concurreren met het augustijnencollege
In het college hebben een aantal bekende personen gewerkt. De meest invloedrijke was Jean-Baptiste Lesbroussart, leraar retorica in de jaren 1778-1783. Later was hij nog verbonden aan de colleges van Brussel en Aalst. Hij schreef o.a. het werk De léducation Belgique ou réflexions sur le plan détudes adopté par Sa Majesté pour les collèges des Pays-Bas Autrichiens, suivies du développement du même plan dont ces réflexions forment lapologie (zie Brussel, Theresiaans College-Pensionaat en Aalst, Koninklijk College). Zijn opvolger in de retorica was P. Botte, die tevoren reeds had les gegeven in de colleges van Bavay, Visé en Halle. Hij heeft tal van werken geschreven, waaronder Réflexions sur le plan actuel des études aux Pays Bas Autrichiens. M. de Bast, die er een jaar doceerde, schreef een aantal historische werken. Tot slot was er J. De Wolf, een surveillant van het college die bijna het gehele oeuvre van Ovidius in het Nederlands heeft vertaald en die de auteur is van het werk Den geest den reden, behelsende deftige aenvallen en overtuygingen tegen de onkundige leeraers. Van 1777 tot 1793 was het bestuur van de school in handen van kanunnik Van Beughem. Hij was een vurige voorstander van een opleiding voor leraren. Tevens wenste hij in het college te Gent een zedelijkheidsprijs in te richten. In 1778 schreef hij een werk aangaande de bedelarij Suppressio mendicitatis, sive specimen statutorum stimulorumque pro ea abolenda.
De meerderheid van de scholieren van het Koninklijk college te Gent was afkomstig uit de onmiddellijke omgeving van de stad. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Theresiaans college te Brussel waar de jongeren vooral uit andere steden afkomstig waren. Bij de opening van het Gentse college waren er 102 scholieren, waarvan er 17 in het pensionaat verbleven. Een jaar later bestond de schoolpopulatie uit 119 jongeren. Vanaf 1780 begon het aantal geleidelijk te dalen, tot er in 1791 nog maar 50 scholieren overbleven. Het Koninklijk college van Gent heeft nooit een echte bloei gekend. Reden hiervoor was onder andere de aanwezigheid van het augustijnencollege, dat kon rekenen op een grote populariteit. Het is ook niet ondenkbaar dat vele burgers voor hun kinderen een andere, meer op de praktijk gerichte vorm van onderwijs wensten. In 1781 werd in Gent de Académie de Commerce opgericht. Volgens de toenmalige principaal van het Koninklijk college, Van Beughem, was het lage aantal scholieren dan weer te wijten aan de gedaalde status van het priesterschap. Dit zette naar verluidt veel boeren en ambachtslui ertoe aan hun kinderen niet meer naar het college te sturen
Een ander probleem voor het Koninklijk college was het grote verloop van het personeel. Vooral het pensionaat had hiermee te kampen. Op 10 jaar tijd telde men er 11 verschillende surveillanten. Het personeelsprobleem bereikte zijn hoogtepunt in het crisisjaar 1787-1788, toen drie van de zes lerarenambten niet werden opgevuld. Vanaf dit jaar kende het college ook op andere vlakken problemen. Zo had men steeds meer moeilijkheden om de scholieren in de hand te houden. In 1789 had het college dan weer te lijden onder het onstabiele politieke klimaat als gevolg van de Brabantse Omwenteling. Een jaar later werd de school, in navolging van de colleges te Nijvel, Ieper en Roermond, gesloten. Bij de heropening in 1791 was het scholierenaantal nog verder gedaald, vermits veel ouders voor hun kinderen toevlucht hadden gezocht in privé-onderwijs. In 1793 werd het Koninklijk college definitief gesloten. Vanaf 1816 werd de rechtsfaculteit van de Gentse Rijksuniversiteit in de oude gebouwen van het Koninklijk college ondergebracht
Het Koninklijk college te Gent stond onder het beheer van de Koninklijke Commissie der Studiën, de opvolger van het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde. In het archief van dit bestuursorgaan vindt men dan ook het belangrijkste archiefmateriaal over het college. Naast briefwisseling zijn er rapporten over de leraren en het onderwijs, reglementen en stukken betreffende het pensionaat bewaard. Een beknopte inventaris is beschikbaar: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Études. Brussel, [1906]. Vooral de nrs. 30A, 30B, 33A, 33B, 50A en 51A hebben betrekking op het Koninklijk college-pensionaat van Gent.
In het RA Gent, Sint-Baafs en Bisdom Gent, nr. 37.474 is er materiaal aanwezig over de oprichting van het college en de aanstelling van het personeel (toegang: M. GYSSELING en M. CARNIER. Inventaris van het Archief van Sint-Baafs en Bisdom Gent tot eind 1801. Dl. 8. Gent, 2005).
Vanaf 1785 nam het Département scolastique het beheer van het Koninklijk college van Gent op zich. Dit archief, ontsloten door P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil du Gouvernement Général. Brussel, 1927, is in grote mate vergelijkbaar met het archief van de Koninklijke Commissie der Studiën. Voor het college-pensionaat van Gent zijn hoofdzakelijk de nrs. 1653-1656, 2383, 2426 en 2436 interessant. Verder kan ook verwezen worden naar het archief van de Secretarie van Staat en Oorlog, waar de nrs. 2128, 2129 en 2130 interessante informatie kunnen bieden over de algemene werking van het college (toegang: A. GAILLARD en E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives de la Secrétairerie dEtat et de Guerre. Brussel, 1991).
De jaarrekeningen van principaal Van Beughem zijn voor de periode 1777-1789 bewaard in ARA, Archief van de Rekenkamer, nrs. 28.516-28.527 (toegang : A. PINCHART, Inventaire des archives des chambres des comptes, 4. Brussel, 1865). Men vindt eveneens in de reeks Onderwijs (nr. 200/8) van het Oud Archief van de stad Gent rekeningen van het college-pensionaat voor de jaren 1777-1784 (toegang: J. DECAVELE en J. VAN NIEUWENHUYSE. Archiefgids. Dl. 1: Oud archief. Gent, 1983).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Zie Gent, Jezuïetencollege.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
RA Gent, Fonds Scheldedepartement, nr. (169) 3824/6 bevat een brief van de burgemeester van Gent aan de prefect van het Scheldedepartement met de historiek van het Koninklijk college.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
Gegevens over de opheffing van het Koninklijk college-pensionaat van Gent vindt men in de nrs. 154, 156-157, 159, 169 en 338 van het Archief van het Scheldedepartement, bewaard in het Rijksarchief Gent; toegang: M. NUYTTENS en K. VANDERMEERSCH. Inventaris van het archiefbestand genaamd Fonds Scheldedepartement. Deelinventaris J: Onderwijs, wetenschappen, kunst en cultuur, pers. Gent, 1999.
5.Schoolreglementen
Voor alle Koninklijke colleges, uitgezonderd de instelling te Brussel, was er een uniform reglement voor de pensionaten van toepassing: Direction et Police des Pensionnats hors de Bruxelles, tant pour les préposés, que pour les pensionnaires en Points arrêtés pour la formation des collèges-pensionnats, léconomie, la régie, la comptabilité et ladministration générale de chacun de ces établissements. Deze richtlijnen werden op 22 september 1777 officieel gepubliceerd (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 1 en 2) (uitgegeven in Recueil des ordonnances des Pays-Bas autrichiens. Dl. 11, Brussel, 1905, p. 202-213); in 1778 werden deze aangevuld met aparte regels voor de scholieren die halftijds op het pensionaat verbleven (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 50A).
6.Leerplannen en leerboeken
Alle koninklijke colleges waren onderworpen aan één uniform leerplan: Plan provisionnel détudes ou instructions pour les professeurs des classes respectives dans les pensionnats, collèges ou écoles publiques aux Pays-Bas, 1777 (uitgegeven in . Recueil des Ordonnances des Pays-Bas Autrichiens. Dl. 11, Brussel, 1905, p. 203-211). In oktober 1777 gaf de Koninklijke Commissie der Studiën extra richtlijnen i.v.m de toepassing van dit algemene leerplan (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 50A).
7.Scholierenlijsten
Er is een lijst van primussen bewaard daterend van 20 augustus 1793 (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 28A).
9.Palmaressen
Er is een gedrukt palmares bewaard van 27 augustus 1785, waarin de rangschikking van de scholieren per klas wordt weergegeven (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 30A).
10.Schoolschriften
In het archief van de Koninklijke Commissie der Studiën bevinden zich themata van de scholieren uit het jaar 1780 (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 50A en 51A). Daarnaast is er een gedrukte Latijnse scholierenspiegel bewaard (ongedateerd). Die werd later op vraag van de principaal in het Frans vertaald onder de titel Portrait dun Ecolier vertueux. Deze laatste tekst werd uitgegeven door F. CHANTERIE. De Koninklijke Colleges voor Humaniora-onderwijs voor Jongens in de Oostenrijkse Nederlanden, 1773-1794. Leuven, 1971 (onuitgeven licentiaatsverhandeling). Bij de Latijnse scholierenspiegel bevindt zich tevens een boekje waarin de belangrijkste gebeden worden vermeld (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 50A).
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Specifieke personeelslijsten voor het Koninklijk college te Gent werden niet gevonden. Er zijn echter wel twee lijsten bewaard waarin alle personeelsleden van de Koninklijke colleges in de Zuidelijke Nederlanden zijn opgenomen. Eén hiervan is opgesteld in 1788, het andere is ongedateerd (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 26 en ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2426). In het archief van de Koninklijke Commissie der Studiën bevinden zich tevens aanstellingsbrieven, témoignages en brieven aangaande de bezoldiging en vervanging van leerkrachten of principalen (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 50A en 50B). D. LEYDER. 'Eendere hoofden onder eendere pruiken! Het Latijns onderwijs te Gent en op het omliggende platteland rond het einde van het ancien régime'. Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Nieuwe Reeks, 56 (2002) p. 185-249 geeft voor de periode 1777-1789 een lijst van de leraren van het college.
12.Bibliotheekcatalogi
Er is een lijst bewaard van boeken die van het oude jezuïetencollege werden overgedragen aan het Koninklijk college (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 32A).
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Bij de oprichting van de Koninklijke colleges werd het schooltheater in deze scholen afgeschaft en vervangen door publieke oefeningen. Hiervan zijn exemplaren bewaard voor de jaren 1788 (publieke oefening Senatui populoque Gandavensi de interdicta mendicitate gratulatio, uitgesproken door L.J.E. De Pape, poësisstudent in het Koninklijk college te Gent), 1779, 1787, 1788 en 1793 (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 28A, 33A, 33B en 50A en ARA, Algemene Regeringsraad, nrs. 1653 en 2436). Daarbij zijn er ook vijf kleine aankondigingen van de publieke oefeningen uit het jaar 1784 beschikbaar. Deze kaartjes, die vermoedelijk later als speelkaarten werden gebruikt, zijn bevestigd aan een halfjaarlijks verslag van de principaal, daterend van 30 juli 1784. Ook zijn er gegevens te vinden i.v.m de voorbereiding van de publieke oefening van het jaar 1792 en de uitreiking van medailles (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 50B). In het archief van de Koninklijke Commissie der Studiën bevinden zich ook algemene dossiers met betrekking tot de publieke oefeningen en uitdeling van medailles in de Koninklijke colleges (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 29A, 29B, 30A en 30B). Tot slot zijn er ook twee gedichten bewaard: Poème latin prononcé au jubilé dun curé dans le pays de Waes, daterend van 10 september 1778, werd voorgedragen aan de bisschop van Namen; het andere gedicht, In felicissimum pacis reditum, Carmen werd door de leraar retorica, J.B. Lesbroussart, opgesteld (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 33A en 33B).
14.Examens en stukken met betrekking tot evaluatie van studenten
Er zijn examens uit de poësis bewaard voor het jaar 1780. Zowel de vragen van de leraar als de antwoorden van de scholieren zijn aanwezig (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 50A en 51A).
18.Inspectieverslagen
De halfjaarlijkse verslagen van de principaal vormen een interessante bron van informatie over het dagelijkse leven op school. Zo worden o.a. de leerkrachten, de toestand van het pensionaat, het schoolleven en het programma besproken. Tevens gaf de principaal in deze verslagen zijn persoonlijke pedagogische ideeën weer. Deze rapporten zijn voor de periode 1778-1786 bewaard (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 50A en 50B). In 1789 stelde de procureur van Vlaanderen een rapport op over de geschillen die zich voordeden in het Koninklijk college (ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2436).
Er is weinig literatuur over het Koninklijk college van Gent verschenen. Een interessant artikel is dat van D. LEYDER. 'Eendere hoofden onder eendere pruiken! Het Latijns onderwijs te Gent en op het omliggende platteland rond het einde van het ancien régime'. Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Nieuwe Reeks, 56 (2002) p. 185-249. Naast een algemeen overzicht van de ontwikkelingen in het onderwijs op het einde van de 18de eeuw, wordt het Koninklijk college te Gent besproken. De sluiting van het Gentse jezuïetencollege en de opvolging van het onderwijs komen aan bod in L. BROUWERS. De Jezuïeten te Gent, 1585-1173. 1823-heden. Gent, 1980. Ook interessant zijn de onuitgegeven licentiaatsverhandeling van C. DE MUYNCK. De Centrale School te Gent, 1797-1804. Leuven, 1969 en C. EVERAERT en G. FABRE-MEEUS. Liber Magistrorum 1797-1997. Van Ecole Centrale du Département de lEscaut tot Koninklijk Atheneum te Gent. Gentbrugge, 1997
Voor de ontwikkeling van het Oostenrijkse onderwijssysteem in het algemeen verwijzen wij tevens naar de studies van E. HUBERT. 'Les réformes de Marie-Thérèse dans lenseignement moyen aux Pays-Bas'. Revue de linstruction publique (supérieure et moyenne) en Belgique, 26 (1883) 3-4, p. 1-33; M. VANHAMME. 'Contribution à la réforme de lenseignement secondaire sous le régime autrichien'. Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 24 (1945) p. 109-137; F. CHANTERIE. De Koninklijke Colleges voor Humaniora-onderwijs voor Jongens in de Oostenrijkse Nederlanden, 1773-1794. Een aspect van de cultuurpolitiek van de Oostenrijkse regering. Leuven, 1971 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling); D. LEYDER. De Staat en het Latijns onderwijs in de Oostenrijkse Nederlanden (1773-1777-1789). Achtergronden, mechanismen en impact van de staatsinterventie in de vorming van de maatschappelijke elite. Gent, 2005 (onuitgegeven doctoraatsproefschrift).
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117844_DUT