---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : Middeleeuwen-1798
Datering: 1401 (oudste gegevens over onderwijs te Geel); 1453 (aanstelling van twee ondermeesters); 1532 (duidelijk onderscheid tussen schola minor en schola maior); 1587 (hervorming van het onderwijs in contrareformatorische geest); 1612 (eerste primus lovaniensis en heropbloei van de school); 1677-1767 (de Geelse gouden eeuw met 22 primi lovanienses); 1732 (aanstelling van een derde Latijnse leerkracht); 1764 (aanstelling van een vierde Latijnse leerkracht); januari 1798 (voorlopig einde van de Latijnse school).
Studentenaantallen: ca. 100 (1668) (gegevens uit: Plantijn-Moretus Museum, Manuaaltjes, nr. 90/2); studenten van buiten de Vrijheid Geel: 115 (kwartaal april - juni 1715); 136 (1725); 168 (1730-1731); 107 (1734-1735); 178 (1744-1745); 131 (1754-1755); 213 (1763-1764); 83 (1778); 86 (1779); 86 (1780); 118 (1781); 108 (1782); 92 (1783); 67 l (1784); 72 (1786); 160 (oktober 1797); Bronnen: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B en P. JANS e.a. Sint-Aloysius Geel. Zes eeuwen collegegeschiedenis. Geel, 1991, p. 78-79.
Historische notitie
De oudste gegevens over het onderwijs te Geel gaan terug tot december 1401. Johannes Geerts, abt van Tongerlo, gaf toen een subsidie aan het reeds bestaande onderwijs. Dit werd gegeven door de pastoor van de Sint-Amandskerk en was vooral gericht op de opleiding van kerkzangers en van priesters
Het onderwijs kende succes en in 1453 vroeg en verkreeg pastoor Wyts van Jan van Bourgondië, bisschop van Kamerijk, de aanstelling van twee helpers, namelijk Jan Van Hechtel en Wouter Van Haecht. In de tweede helft van de 15de eeuw gaf de gemeente een subsidie aan deze parochieschool. De magistraat stelde tevens een klaslokaal ter beschikking in een gebouw dat toebehoorde aan de heilige-geesttafel en dat gelegen was ten noorden van de Sint-Amandskerk. Op de benedenverdieping van dit gebouw was de klas, de schola gevestigd; op de zolder lag het graan voor de behoeftigen opgeslagen. In dit gebouw bleef de Latijnse school en het daaruit gegroeide Sint-Aloysiuscollege tot 1884 gevestigd
In tweede helft van de 15de eeuw verruimden de doelstellingen van het onderwijs. Het werd niet alleen meer aanzien als een opleiding tot het priesterschap, maar ook als een voorbereiding tot hogere niet-kerkelijke functies of als een aanloop tot een carrière in de plaatselijke administratie. In deze periode voltrok zich te Geel tevens de overgang van parochieschool naar gemeentelijke school. In 1453 werd voor de aanstelling van Wouter van Haecht en Jan van Hechtel de goedkeuring van de bisschop van Kamerijk gevraagd. Dertig jaar later was het de heer van de Vrijheid en het Land van Geel die, na advies van de lokale magistraat, de aanstelling van de leerkracht goedkeurde
De school bloeide en in het eerste kwart van de 16de eeuw is er in de bronnen een duidelijk onderscheid tussen de Kleyne schole en de Latynsche schole. Bij de oprichting in 1532-1537 van het college van Tien Vicarissen aan de Sint-Dimpnakerk werd beslist dat de rector van de Latijnse school in de oprichtingsakte is er sprake van de schola maior deel zou uitmaken van dit college. In deze jaren kwam het onderwijs in humanistisch vaarwater. De vorming van een homo pius et eloquens, van een vroom man die zich vloeiend in klassiek Latijn kon uitdrukken, werd een bijkomende doelstelling van het onderwijs. De school kreeg in de tweede helft van de 16de eeuw echter zware klappen door de godsdiensttroebelen die het land teisterden. Gramaye sprak in 1607 bij de behandeling van het Baronatus et districtus Gelae over het Gymnasium Litterarium olim florentissimum unde viri lectissimi prodiere. Op dat moment was de heropbouw al bezig
Vanaf 1587 reorganiseerde pastoor Tsjongen van de Sint-Amandskerk het onderwijs. In de geest van de katholieke hervorming eiste hij een grotere inspraak van de Kerk. De aanwerving van leerkrachten moest voortaan opnieuw geschieden door de pastoor, de drossaard en de schepenen samen. De pastoor liet wel de mogelijkheid open dat de Heren van de Wet zijn voorstellen zouden wijzigen en/of aanvullen. Tsjongen nam maatregelen inzake het verloop van het schooljaar en in verband met de rechten en plichten van leraars en scholieren. Bepalingen aangaande het loon van de leraar en de ondermeester liet hij volledig aan de magistraat over
De reorganisatie die pastoor Tsongen doorvoerde en de vaste wil van de gemeentelijke overheid om het onderwijs op stevige basis in te richten, leidden bij de aanvang van de 17de eeuw tot een relatieve bloei van de school. In 1602 werd het onderwijs toevertrouwd aan Wouter Van Hout. Deze magister artium had gedurende korte tijd les gegeven aan de Latijnse school te Dessel, waar hij de latere historicus en bibliograaf Walter Dries, alias Valerius Andreas (1588-1655), onder zijn scholieren telde. Wouter Van Hout, leraar, musicus, rederijker en toneelregisseur, bleef met onderbrekingen zeker tot 1640 te Geel actief. Zijn onderwijs kende succes. In 1612 werd zijn oud-leerling Antonius Loverius te Leuven primus in de artes-faculteit. Loverius opende de rij van 23 Geelse oud-scholieren die in de verdere 17de en 18de eeuw te Leuven primus zouden worden. Rector Van Hout had nog andere roemrijke oud-studenten. Zo was er de Gelenaar Antonius Ooms, licentiaat in de beide rechten, die secretaris werd van de Gentse bisschop Antonius Triest (1622-1657). Ook de Sint-Dimpnabiograaf en geestelijk schrijver Ludolphus Van Craywinckel, afkomstig van Lier, die in de norbertijnenabdij te Tongerlo intrad, kreeg zijn humanioraopleiding bij Wouter Van Hout
Tijdens het rectoraat van Wouter Van Hout, of kort daarna, groeide er opnieuw een duidelijk onderscheid tussen de schola minor en de schola maior. Dit onderscheid dat te Geel in de eerste helft van de 16de eeuw had bestaan, was in de troebelen verloren gegaan. In het aannemingscontract van rector Johannes a Burgundia uit 1669 wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen kinderen en studenten
De uitbouw van de Latijnse school tot een zelfstandig geheel in het tweede en derde kwart van de 17de eeuw en het feit dat de gemeentelijke overheid uit haar soms karige middelen voldoende geld bleef vrijmaken om in Leuven gevormde leraars aan te trekken, lagen aan de basis van een ongekend succes. Inderdaad, vanaf het laatste kwart van de 17de eeuw, trad de Latijnse school van Geel naar voren. Ze groeide in de 18de eeuw uit, niet alleen tot de voornaamste Latijnse school in de Kempen, maar zelfs tot één van de meest succesrijke instellingen in de toenmalige Nederlandse gewesten. De uitmuntende resultaten die de Geelse oud-scholieren aan de Leuvense Alma Mater behaalden, bewijzen de degelijkheid van het onderwijs dat in de Kempische plattelandsgemeente werd verstrekt. In de periode 1677-1767 werden niet minder dan 22 oud-scholieren primus aan de artes-faculteit te Leuven. Geen enkele andere instelling in de Nederlanden kon een dergelijk resultaat voorleggen
Een eerste reeks successen werd geboekt in het laatste kwart van de 17de eeuw met primussen in 1677, 1680, 1688, 1696 en 1697. Dit succes resulteerde in een groeiend scholierenaantal, wat de Geelse magistraat dan weer dwong tot vergroting van het schoolgebouw en tot uitbreiding van het onderwijzend personeel. Zeker vanaf 1690 werd, naast hoofdrector Van Elswijck en de Duytsche meester, een tweede Latijnse leraar aangesteld
In de 18de eeuw zette het Geelse succes zich door. Rector Petrus Vennekens, die in de jaren 1706-1732 leraar van onder meer de dialectica was, zag zeven oud-scholieren te Leuven tot primus promoveren (1710, 1712, 1723, 1726, 1727, 1730 en 1731). Het is dan ook te begrijpen dat zijn naam en die van de Geelse Latijnse school in professoren- en studentenmilieus bekendheid verwierven. Een groot aantal scholieren van buiten de Vrijheid Geel kwamen naar Geel afgezakt, vooral om de dialectica te volgen die zeker vanaf 1669 werd ingericht. Tijdens het laatste kwartaal van het schooljaar 1712-1713 waren er 146 niet-Gelenaars ingeschreven. Tijdens het schooljaar 1730-1731 waren er gemiddeld 168 buiten-studenten per kwartaal. Dit grote aantal resulteerde andermaal in de vergroting van het schoolgebouw en in de uitbreiding van het lerarenkorps. In 1732 werd, tot assistentie van rector Vennekens, een vierde leraar aangenomen. Een Duijtsche Meester en drie Latijnse leraars bedienden voortaan de school. In de loop van de 18de eeuw nam de inspraak van de lokale geestelijkheid in het onderwijs af. De aannemingscontracten van 1705 van de leraars Praets, Wilborts en Van Iersel zijn de laatste waarbij de pastoor betrokken werd. Vanaf de aanwerving van rector Vennekens in 1706 was de aanstelling van een nieuwe leerkracht de uitsluitende bevoegdheid van drossaard en schepenen. Wel bleven ze eisen dat de leerkrachten priester waren of zouden worden
Op 2 januari 1734 werd de Mechelaar Joannes Albertus Coorens aangenomen als opvolger van rector Vennekens, voor wie de onderwijsopdracht te zwaar was geworden. Tijdens het rectoraat van Coorens (1734-1777) bereikte de Geelse Latijnse school haar absolute hoogtepunt. De scholieren die hij vormde, zetten te Leuven de traditie van primus verder. Naast 30 scholieren onder de eerste vijf en talrijke andere eervolle vermeldingen, behaalden tien Geelse afgestudeerden de eerste plaats in de artes-faculteit (1739, 1740, 1743, 1746, 1756, 1759, 1761, 1764, 1766, 1767). Al deze primussen werden in Leuven, in hun geboorteplaats en te Geel uitbundig gevierd. Uit de bewaarde Geelse rekeningen blijkt dat het echte Bruegelfestijnen waren. Scholieren uit alle delen van de Oostenrijkse Nederlanden en zelfs uit de Republiek kwamen naar Geel afgezakt om met Coorens lessen in de dialectica hun humaniorastudies af te sluiten. Er waren zelfs jongemannen die de jezuïetencolleges van Brussel en Antwerpen verlieten en hun laatste jaar te Geel kwamen doen om aldus een degelijke springplank te hebben voor hun universitaire studies
Geleidelijk aan echter ging de Geelse instelling achteruit. Met de afschaffing van de dialectica, die na 1764 te Geel niet meer werd gedoceerd, verloor de school datgene wat juist haar aantrekkingskracht was geweest. Dit vormde, samen met de gevorderde leeftijd van rector Coorens, de voornaamste reden van de achteruitgang. Andere Kempische instellingen, in casu de Latijnse scholen van Turnhout en van Mol, namen de Geelse fakkel over
De tweede helft van de 18de eeuw is ook gekenmerkt door een toenemende interventie van de centrale overheid in het onderwijs. Van de nieuwe leerkrachten die te Geel werden aangeworven, werd geëist dat ze zouden doceren in conformiteijdt van de instructien ende ordonantien. Maar tussen verordeningen en realiteit gaapte een grote kloof. Het waren te veel hervormingen op korte tijd en ze kostten bovendien veel te veel geld. Het onderwijs stagneerde. Door de afschaffing van de kans op gratis onderwijs, door de invoering van een hoog minerval en van nieuwe dure handboeken werd aan menige jongeman de kans op onderricht ontnomen. Deze en vele andere maatregelen van Maria-Theresia en vooral van haar zoon Jozef II zorgden voor een groeiende ontevredenheid en leidden tot de Brabantse Omwenteling van 1789. Hierin speelden enkele Geelse oud-scholieren een vooraanstaande rol. Zo Jan Frans Vonck (dialectica 1762) en de Antwerpse kanunnik P.S. Van Eupen (dialectica 1761), die de eigenlijke regeringsleider werd van de Verenigde Nederlandse Staten. Een aantal Kempische en Brabantse prelaten schaarden zich achter Van der Noot: Petrus Franciscus Hermans, onder de naam Godfried abt van Tongerlo (dialectica 1741), Jacobus Augustinus Verboven, abt van Averbode (dialectica 1752), Petrus Franciscus Van den Bruel, abt van Vlierbeek (dialectica 1754), Cornelis Benedictus Neefs, abt van Sint-Bernards (dialectica 1758) waren allen oud-scholieren van rector Coorens. Andere belangwekkende figuren die te Geel afstudeerden, waren J.F. Van de Velde (dialectica 1761), de laatste rector van de Leuvense Alma Mater, J.P. Minckelers (dialectica 1764) professor te Leuven en uitvinder van het lichtgas en P.J. Triest (retorica 1780), stichter van de Broeders van Liefde
Na het herstel van het Oostenrijkse gezag in december 1790 bleef het onrustig in onze gewesten. De Franse inval (1792), het herstel van het Oostenrijks regime (1793) en de terugkeer van de Franse revolutionairen in de zomer van 1794 verergerden de wanorde. In Geel gaven vier geestelijken zo goed en zo kwaad als het ging verder onderricht. Op 4 oktober 1797 startten zij nog de lessen met 160 scholieren. In deze periode zette de kerkvervolging zich door. De scholieren verlieten Geel en midden januari 1798 staakten de leraars de lessen en doken onder. In 1802, toen de vervolging van de geestelijkheid werd gestaakt, hernam rector Budts, één van de geestelijke leerkrachten die was ondergedoken, het onderwijs waaruit het Sint-Aloysiuscollege zou ontstaan. Door een fusie met het Sint-Dimpnalyceum die in mei 1999 in werking trad, werd deze eeuwenoude instelling opgedoekt en omgevormd tot het Sint-Dimpnacollege
Daar in het ancien régime de Geelse gemeentelijke overheid optrad als inrichtende macht van de school is het Oud Gemeentearchief van de stad Geel zeer belangwekkend. Een uitgebreide inventaris is beschikbaar: Inventaris van het Fonds Geel in het Rijksarchief te Antwerpen, 2 dln. S.l., s.d., p. 85 en 98. Dit archief werd in 1991 vanuit het Rijksarchief te Antwerpen overgebracht naar het Stadsarchief te Geel. Bij het raadplegen van dit archief en van de vermelde studie van P. JANS e.a. Sint-Aloysius Geel. Zes eeuwen collegegeschiedenis. Geel, 1991 dient men met deze gewijzigde bewaarplaats rekening te houden.
Twee andere belangrijke bestanden zijn het Dekanaal archief van het district Geel en parochiearchief van de Geelse Sint-Amandskerk (zie onder nr. 18). In het parochiearchief van de Sint-Amandskerk zijn o.a. tien aannemingscontracten uit de periode 1564-1753 zeer interessant (Parochiearchief Sint-Amands, bundel VIII, nr. 14). De inventaris van beide archieven, die in het Stadsarchief te Geel bewaard worden, vindt men in: M. KOYEN, 'Inventaris van het Dekanaal archief van het distrikt Geel en van het parochiearchief van Sint-Amands te Geel'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 2 (1963) p. 7- 42.
Het archief dat in de school zelf werd bewaard, is geïnventariseerd door M. KOYEN en P. JANS. 'Inventaris van het archief van de Latijnse school en het Sint-Aloysiuscollege te Geel'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 18 (1981) p. 53-72. De afdeling ancien régime beperkt zich tot de 18de eeuw en omvat 28 nrs. Een reglement uit 1777, scholierenlijsten en palmaressen uit de jaren 1735-1783 aangelegd door de rectoren Coorens en Verherstraeten (zie nr. 7), de programmas van de Exercitatio litteraria (1782-1789) en het huishoudboek van rector Coorens zijn de meest belangwekkende bronnen uit dit fonds. Dit schoolarchief werd in 2004 overgebracht naar het Stadsarchief van Geel.
De toenemende interventie van de centrale overheid in het laatste kwart van de 18de eeuw vindt men voornamelijk terug in het ARA, Koninklijke Commissie der Studiën , nrs. 25, 27A, 31A, 31B, 33A, 33B, 40A, 40B, 60A en 62A. Wat de Algemene Regeringsraad (ARA) betreft (toegang : P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil du Gouvernement Général. Brussel, 1927), kan verwezen worden naar de nrs. 2376 en 2429. De stukken worden verder in detail besproken.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
Het primitieve kadaster van Geel dat in het derde kwart van de 18de eeuw opgesteld werd door landmeter J.B. Berghmans, geeft een rudimentaire schets van het schoolgebouw aan de Havermarkt ten noorden van de Sint-Amandskerk Dit gebouw werd sinds de tweede helft van de 15de eeuw als klaslokaal gebruikt. Na de Franse Revolutie vond het college er onderdak tot 1884 (zie P. JANS. Van de Havermarkt naar de Doelen. Vijf eeuwen bouwgeschiedenis van de Latijnse school en het Sint-Aloysiuscollege te Geel. Geel, 1987).
5.Schoolreglementen
De Leges servandi in scholis publicis Municipii Gelensis uit 1777 is het enige schoolreglement uit het ancien régime dat voor Geel bewaard is. Het werd uitgegeven door J. VAN BRABANT. 'Tucht en wet in de oude Latijnse School van Geel'. Miscellanea Gessleriana. Antwerpen, 1948, p. 215-224. Het reglement dat op oudere gewoonten teruggaat, behandelt de godsdienstige plichten en oefeningen, de les- en studietijd, de schooltucht, de vicus-regeling, de vakantieperioden, het signum en zijn menigvuldige toepassingen en het betalen van het schoolgeld.
7.Scholierenlijsten
J. Coorens, rector van 1734 tot 1777, legde van bij de aanvang van zijn activiteit aan de Geelse Latijnse school lijsten aan van de scholieren (klassen) die hij onder zijn hoede kreeg. Deze lijsten werden uitgegeven door K. VAN DEN BERGH. 'Een Geels palmares uit de 18de eeuw'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 1 (1962) p. 123-154; 2 (1963) p. 117-164; 3 (1964) p. 7-100. De titel palmares is misleidend. Slechts een klein deel van de lijsten geeft de uitslagen, namelijk de plaats die de scholieren behaalden. Zo zijn er de promoties van de dialectica van 1735 tot 1764 en van de retorica van 1766 tot 1777. De vermelde retoricas werden door Coorens gedoceerd, maar de lijsten werden later ingeschreven door J. Budts, Coorens oud-leerling en latere rector van de school (1781-1820). Het grootste deel van de lijsten zijn echter klaslijsten met aanduidingen van de betaalde minervalia. Het betreft lijsten van de dialectica (1734-1764), van de retorica (1735-1777) en van de poësis (1735-1753). De commentaar die de auteur bij de uitgaven geeft, is verouderd en bevat verkeerde conclusies. Bij het gebruik van deze uitgaven raadplege men ook P. JANS. 'Joannes Albertus Coorens. Rector van de Latijnse school te Geel (1734-1777), kostschoolhouder en hereboer'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 25 (1988) p. 89-190. De bronnenbespreking die deze biografie voorafgaat, ruimt heel wat misverstanden op.
De klaslijsten van de lagere jaren van de humaniora werden bijgehouden door J. Verherstraeten, leraar van 1759 tot 1798. Het betreft lijsten van de kleine figuur (1758-1759 t.e.m. 1766-1767), de grote figuur (idem), de grammatica (1758-1759 t.e.m. 1779-1780) en van de syntaxis (1767-1768 t.e.m. 1779-1780). Voor de jaren tachtig konden de lijsten van de zes studiejaren van de humaniora gedeeltelijk worden gereconstrueerd aan de hand van de programmas van de Exercitatio Litteraria, de letterkundige oefeningen die op het einde van het schooljaar werden gehouden. Twee proclamatielijsten van de schooljaren 1786-1787 en 1787-1788 die aan de Koninklijke Commissie voor de Studiën werden toegezonden vullen het geheel aan. Al deze lijsten werden uitgegeven: P. JANS. 'Achttiende-eeuwse leerlingenlijsten van de Geelse Latijnse school'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 29 (1992) p. 5-129. De lijsten van Coorens en Verherstraeten behoren tot het schoolarchief, dat nu bewaard wordt in het Geelse Stadsarchief.
ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2376 bevat ook nog een niet gedateerde scholierenlijst met de volgende titel: In Scholis publicis Municipii Gelensis praemiis Donati sunt.
9.Palmaressen
Zie nr. 7.
10.Schoolschriften
Het archief van de Brusselse adellijke familie De Goës bevat veertien collegedictaten van Charles (Carolus) de Goës. De figuren, de eerste twee jaar van de humaniora, deed hij te Mol (1779-1781). Van zijn Molse studietijd werden vier schriftjes bewaard. De grammatica (1781-1782), de syntaxis (1782-1783), de poësis (1783-1784) en de retorica (1784-1785) volgde hij te Geel. Tien schriften met onder meer Latijnse grammaticale oefeningen, themas, Latijnse opstellen en een Elementa geographiae astronomicae werden bewaard. Ze kunnen geraadpleegd worden in het ARA, Archief van de familie de Goës, nrs. 1 en 2 (toegang: LEJOUR E. [Inventaire des archives de la] famille de Goës, in Archives de famille. Inventaires. I. Brussel, 1990, p. 5-9). Ook de SB van Antwerpen bewaart dialecticanota's, meer bepaald uit 1738 (cod. 90).
De Geelse Latijnse school had, zeker van in het midden van de 18de eeuw, een eigen gedrukte grammatica: Aenleydinge tot de Latynsche taele tot meerder gemack van de eerst beginnende jonckheyt in de Latynsche Scholen der Vryheyt Geel, gedrukt te Leuven by Martinus van Overbeke by de Academie. Leuven, 1750, 110 p.
12.Bibliotheekcatalogi
Er zijn ca. 175 werken uit het ancien régime bewaard (klassieke auteurs, Griekse en Latijnse woordenboeken, godsdienstige werken, atlassen). Ze werden anno 2004 overgebracht van het schoolarchief naar het Geelse Stadsarchief. Een catalogus is in voorbereiding. Het ontstaan van deze bibliotheek is onduidelijk. In Coorens testament staat dat de boeken die eventueel na zijn dood bij hem gevonden worden en die het inschrift sum rectoris dragen, eigendom zijn van de school. Het gaat dus om boeken van een vroegere rector - mogelijk Vennekens - die Coorens uit de schoolbibliotheek mee naar huis had genomen. Op het einde van de 19de eeuw nam de Oud-studentenbond van het college het op zich om een klassieke bibliotheek uit te bouwen. Heel wat Geelse prominenten en andere oud-scholieren schonken boeken.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Het archief van de Algemene Regeringsraad (ARA) bevat twee programmas van publieke oefeningen in respectievelijk de nrs. 2376 (d. d. 1787 en 1788) en 2429. Het programma in het nr. 2429 ontbreekt echter. In het schoolarchief bevinden zich de programmas van de publieke oefeningen uit de jaren 1783, 1784, 1785 en 1789. Cfr. M. KOYEN en P. JANS. 'Inventaris van het archief van de Latijnse school en het Sint-Aloysiuscollege te Geel'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 18, 1981, p. 58, nrs. 17-20.
17.Attesten/diplomas en briefwisseling van scholieren
In privé-archieven werden enkele getuigschriften/attesten gevonden. Zo een door rector Petrus Vennekens aan Ignatius Van Cauwegom (leerling syntaxis, 30 oktober 1707) uitgereikt getuigschrift (ARA, Fonds Menten De Horne, nr. 542). Van J.F. Van de Velde die te Geel de poësis, de retorica en de dialecta (1761) volgde, werden een getuigschrift en erediploma bewaard (Gent, Archief van het Bisschoppelijk seminarie, Fonds Van de Velde, niet geklasseerde stukken, nrs. 1 en 2). Vermelden we ten slotte het humanioragetuigschrift dat rector J. Budts op 22 augustus 1796 uitreikte aan Karel Theodoor Le Bon, later lid van het Nationaal Congres en de eerste Geelse burgemeester na 1830 (SA Turnhout, doos Le Bon).
18.Inspectieverslagen
In de visitatieverslagen door de deken van de Sint-Amandskerk kwam meestal ook de Latijnse school aan bod (Dekanaal archief Geel, bundel II, C a: visitaties 1711-1793). Zie M. KOYEN. 'Inventaris van het dekenaal archief van het district Geel en van de parochiearchieven van Sint-Amands te Geel'. Jaarboek van de Vrijheid en het Land van Geel, 2 (1963) p. 7- 42.
Op basis van compositiones en programmas van publieke oefeningen controleerde de Koninklijke Commissie der Studiën de colleges. Verslagen hiervan en de briefwisseling dienaangaande zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 27A en 40A.
Het basiswerk over de Latijnse school en het daaruit gegroeide college is P. JANS e.a. Sint-Aloysius Geel. Zes eeuwen collegegeschiedenis. Geel, 1991. Alle aspecten van het schoolleven vanaf 1401 komen aan bod. Een historiografisch overzicht behandelt de oudere studies over deze school (p. 3-6). Achteraan is een ruim overzicht van de archieven in verband met de Geelse Latijnse school en het daaruit gegroeide college opgenomen (p. 535-537). Tevens vindt men er een uitgebreide bibliografie over de Latijnse scholen en colleges in de Zuiderkempen in het algemeen en over de Geelse Latijnse school en het Sint-Aloysiuscollege in het bijzonder (p. 539-547).
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117841_DUT