---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : G:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1614-1797
Datering: 1614 (komst van de augustijnen en opening van het college); 1712 (opening van het stadscollege ter vervanging van het augustijnencollege); 1774 (herstart van het augustijnencollege); 1796 (opheffing van klooster en college door de Fransen); 1797 (sluiting van het college).
Studentenaantallen: 198 (1625); 107 (1778); 86 (1779); 98 (1780); 103 (1781); 97 (1782); 90 (1783); 87 (1784); 84 (1785); 84 (1786); 115 (1787); gegevens uit: N. TEEUWEN. 'De provinciaal Georges Maigret en zijn verslag over de Vlaamse of Nederduitse Augustijnenprovincie in 1625'. Augustiniana, 1 (1951) p. 140-149; ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B en ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2372.
Historische notitie
De augustijnen worden te Diest in 1521 voor het eerst vermeld. In deze periode bezat het Hasseltse convent er een refugiehuis. In 1614 namen Hendrik Lancelot, prior van het augustijnenklooster van Gent, en Nicolaas Crusenius, prior te Brussel, het initiatief om in Diest een klooster op te richten. Het stadsbestuur reageerde aanvankelijk negatief. Het vreesde de financiële repercussies en de lokale clerus was vooral beducht voor concurrentie. De augustijnen zochten en vonden echter steun bij Filips-Willem van Nassau, heer van Diest. Onder zijn impuls keurde de stadsmagistraat in maart 1614 - weliswaar onder een aantal voorwaarden - de oprichting van een augustijnenklooster goed. Eén van deze voorwaarden was de overname van de Latijnse school. Op 17 april stelde het provinciaal kapittel Jan Van den Brande, voormalig prior van Maastricht, aan tot hoofd van het nieuwe convent
De nieuwe stichting werd door verscheidene rijkere augustijnenkloosters financieel ondersteund. De stad stelde de Sint-Barbarakapel ter beschikking en de goederen die de Hasseltse gemeenschap te Diest bezat, werden in het nieuwe klooster geïncorporeerd. Vrij snel na de vestiging kocht prior Van den Brande een aantal huizen aan. Het college werd voor korte tijd in één ervan, het huis Campo, ondergebracht. Nadien fungeerde het van de stad verworven Bushuys als collegegebouw
Ten laatste in mei 1614 stonden het Sint-Janskapittel en het Sint-Sulpitiuskapittel hun Latijnse scholen aan de augustijnen af. Op 4 juni besloot de stadsmagistraat om de orde voor één jaar de leiding van de school te geven. De paters kregen hiervoor een vaste jaarlijkse toelage, aangevuld met een subsidie naar aanleiding van de proclamatie. Het stadsbestuur behield echter het recht om de paters te controleren op de kwaliteit van het geboden onderwijs, terwijl de scholieren zoals vroeger de erediensten in beide kapittelkerken met hun gezang dienden op te luisteren. Bij het hervatten van de lessen in het schooljaar 1616-1617 slaagde de nieuwe prior Nevius erin om met de stad een nieuw akkoord af te sluiten, dat slechts om de drie jaar diende te worden hernieuwd
In 1712 ontstond een conflict tussen de stad, de kapittels en de augustijnen, waarna het stadsbestuur besloot het stadscollege opnieuw zelf in handen te nemen. Op 3 september 1712 werd het stadscollege geopend; het werd bemand door drie van stadswege aangestelde priesters. De lessen vonden voorlopig plaats in het stadhuis, terwijl het zogenaamde Kolonelshuis in de Demerstraat als schoolgebouw werd gereedgemaakt. Ten gevolge van interne en andere problemen in het stadscollege werd de leiding van de school op 18 oktober 1774 opnieuw aan de paters augustijnen toevertrouwd. In de overeenkomst met de paters lezen we dat ze steeds vier leerkrachten ter beschikking dienden te stellen. De minervalia werden vastgelegd op vier stuivers per maand voor een Diestenaar en op 28 stuivers per trimester voor iemand van buiten de stad. Op basis van de minste klacht kon de stad een leraar ontslaan
Op 3 september 1796 werd de afschaffing van de kloosters door de Franse overheid te Diest afgekondigd. De uitdrijving van de augustijnen gebeurde op 7 december 1796. Het stadsbestuur had nochtans in een schrijven aan de overheid van het departement van de Dijle gevraagd om de augustijnen te sparen omdat zij instonden voor het onderricht. De stad besloot hierop de paters, na het afleggen van hun geestelijke gewaden, opnieuw als leerkrachten in het stadscollege aan te stellen. Dit was slechts een tijdelijke maatregel; in 1797 moest de school bij gebrek aan leerkrachten sluiten
De gebouwen werden door M. Delander en advocaat T. Di Martinelli opgekocht. In 1845 kochten de kruisheren van Uden het complex aan. Deze orde zette de Latijnse school verder
In het bestand Diest van het ABA worden verscheidene stukken van/over het convent bewaard: ABA, Diest (toegang: er is een voorlopige inventaris ter plaatse beschikbaar). Voorlopig kan nog verwezen worden naar: A. KEELHOFF. Inventaris der archieven van verscheidene kloosters thans bewaard in het klooster der EE.PP. Eremijten-Augustijnen, vernieuwd in het jaar 1884 en bijgewerkt door A. VAN DEN BORN en N. TEEUWEN, dactylografische inventaris, ter plaatse raadpleegbaar, p. 108-113. Zie ook: M. SCHRAMA. 'The archives of the 'Provincia Belgica''. Analecta Augustiniana, 39 (1976) p. 368. Dit bestand is opgedeeld in de volgende rubrieken: 1. Handschriften betreffende de geschiedenis van het klooster; 2. Financiën en goederenbeheer; 3. Personalia; 4. Kerk; 5. Relaties met de overheid; 6. De vier bedelorden; 7. Conventualia; 8. Aflaten en privilegies; 9. College; 10. Varia en 11. Stukken zonder merkbaar verband. Vooral de nrs. 1, 2, 7, 9 en 10 zijn belangrijk voor dit onderzoek. In het handschrift N. DE TOMBEUR. Provinciae Belgicae (¼) descriptio wordt een kort hoofdstuk aan het Diesterse convent gewijd (dl. 5, p. 181-199). De archieven van de augustijnen die zich nog bij de kruisheren te Diest bevonden, werden inmiddels aan dit bestand toegevoegd.
Het bestand Augustijnen Diest in het SA Diest bevat enkele stukken die voor dit onderzoek belangrijk zijn (20 nrs., toegang: R. VAN DE VEN. Inventaris van het archief der kerken, kloosters en kapellen in Diest. Diest, 1980), met aanvullingen; dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar). Nr. 14 bevat drie stukken in verband met het onderwijs (zie infra).
Het kapittelarchief van de Sint-Sulpitiuskerk van Diest bevat een bundel met stukken over het onderwijs (SA Diest, Archief van het kapittel der Sint-Sulpitiuskerk, nr. 263; toegang: R. VAN DE VEN. Beknopte inventaris van het archief der Sint-Sulpitiuskerk Diest. Diest, 1996; dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar).
Het oud archief van de stad Diest mag in dit onderzoek niet over het hoofd gezien worden. In onder andere de besluiten van de stadsmagistraat en de stadsrekeningen komt het onderwijs aan bod (SA Diest, Oud archief van de stad Diest; toegang: C. STALLAERT. Inventaire des archives anciennes de la ville de Diest; handschriftelijke inventaris ter plaatse raadpleegbaar).
Het bestand RA Leuven, Archief der Heren en van het Stadsarchief van Diest (toegang: J. VERBEEMEN. Inventaris van het Archief der Heren en van het Stadsarchief van Diest. Brussel, 1961) bevat enkele bescheiden met betrekking tot de augustijnen. Voor dit onderzoek zijn vooral de nrs. 2915 (zie infra, nr. 1) en 3100 van belang. Voorlopig wordt dit bestand nog in RA Beveren bewaard.
De bescheiden in RA Leuven, Kerkelijk archief Brabant, nrs. 13.538-13.596 (toegang: A. DHOOP. Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant. Dl. 4. Brussel, 1929, p. 175-180) komen - op een aantal stukken over verkoop of aankoop van goederen - na verder aan bod. Zie o.a. de nrs. 13.556 en 13.572.
De toestand van het onderwijs wordt in het algemeen beschreven in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 38A (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991). In het register is een overzicht opgenomen van de bestaande colleges, met gegevens i.v.m. de scholierenaantallen, de leraars, het aantal beschikbare middelen en de staat van de gebouwen.
Wat de ARA, Koninklijke Commissie der Studiën betreft kan verwezen worden naar de algemene nummers (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]). In de doos met nr. 40A bevinden zich enkele stukken over een conflict waarbij de stad met de invoering van de minervalia het overeengekomen schoolgeld niet meer wil betalen. Lijsten met scholierenaantallen en de begeleidende brieven zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Het verzoekschrift met apostille van de augustijnen aan Filips-Willem van Oranje voor de oprichting van een klooster en college en het positieve antwoord van de stadsmagistraat worden door F. RAYMAEKERS. Het Kerkelijk en liefdadig Diest. Leuven, 1870, p. 319-320 (anastatische herdruk: Brussel, 1994) geciteerd; zo ook de beslissing van de magistraat om de leiding van de school voor één jaar aan de augustijnen toe te vertrouwen (p. 322 en 323). In het SA Diest wordt de overeenkomst tussen het Sint-Sulpitiuskapittel en de augustijnen, bewaard (Kerkarchief Diest, nr. 263; 1614). Pas in 1616-1617 volgde er een definitief akkoord met de stad. Dit akkoord werd telkens voor 3 jaar vernieuwd (F. RAYMAEKERS, Het Kerkelijk en liefdadig Diest. Leuven, 1870, p. 320-321; SA Diest, Augustijnen Diest, nr. 14). De stad en de augustijnen sloten in 1618 een akkoord over de voorwaarden waarop deze orde definitief in Diest mocht blijven (RA Leuven, Archief der Heren en van het Stadsarchief van Diest, nr. 2915); (SA Diest, Augustijnen Diest, nr. 3) Vermoedelijk haalde Raymaekers een deel van zijn informatie in het manuaal van inkomsten van de Sint-Barbarakapel (1555-1614) (ABA, Diest, nr. 2.48, f° 159 tot 171) (zie nr. 2.).
2. Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
In het manuaal van inkomsten van de Sint-Barbarakapel (1556-1614) bevindt zich een tekst van de hand van Rumoldus Croon, prior van 1631 tot 1632, met de titel: Tumultuaria descriptio fundationis familiae huius Disthemiensis (ABA, Diest, nr. 2.48, f° 150 v°-155). Op het einde van de 17de eeuw werd dit relaas in het Nederlands opgesteld (ABA, Diest, nr. 7.1). Het 6-delige handschrift van N. DE TOMBEUR, Provinciae Belgicae (¼) descriptio. Dl. 5, p. 181-199 bevat een kort hoofdstuk over het Diestse convent (ABA, Provincialia).
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
In het Kerkelijk archief Brabant bevindt zich een besluit van de stadsmagistraat waarmee hij de augustijnen de leiding over de Latijnse school ontneemt en een oproep doet om nieuwe leraars te zoeken (RA Leuven, Kerkelijk archief Brabant, nr. 13.544; SA Diest, Oud Archief van de stad Diest, nr. 8 (3 september 1712); AAM, Augustijnen (eremieten) Diest, nr. 52. Op 10 oktober 1799 werd het tweede en derde lot van het convent verkocht (SA Diest, Augustijnen Diest, nr. 19; zie nr. 4).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
Een ingekleurde handschriftelijke kaart van het augustijnencomplex door J. Lambert werd opgemaakt naar aanleiding van de verkoop in de Franse tijd (ARA, Kaarten en plattegronden, inventaris in handschrift, nr. 257). Zie ook: ABA, Diest, nr. 10.5. Op bladzijde 1 van F. FRANCISCUS LYFTOCHT. Het Tweede Deel van den Voor-Winckel van Patientie. Keulen, 1681 staat een afbeelding van het augustijnencomplex.
5.Schoolreglementen
In het SA Diest, Fonds openbaar onderwijs, bevindt zich een stuk (zonder nummer) waarin de dagindeling van de Grootschool met die van het augustijnencollege wordt vergeleken.
10.Schoolschriften
Hoewel het Notitieboek van pater Josephus Heylen (1785-1788) niet echt tot de categorie schoolschriften behoort, is het toch het vermelden waard (ABA, Diest, nr. 7.12)
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Het bestand Diest in het ABA (nr. 7.3) bevat een niet gedateerd fragment van een toneelstuk met de titel La Reyna de les Flores van Jornada Primera. Of dit stuk ooit in het college opgevoerd is, is niet zeker.
17.Attesten/diplomas en briefwisseling van scholieren
In 1738 schreef rector J. De Pauw een getuigschrift van goed gedrag en zeden voor een zekere Michael Tulens (ABA, Diest, nr. 9.2).
18.Inspectieverslagen
In ABA, Diest, nr. 7.4 wordt het resolutieboek van het convent (1643-1792) bewaard. In dit register zijn ook visitatieverslagen opgenomen. Uit een extract uit de protocollen van de Koninklijke Commissie der Studiën (27 mei 1780; ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33A) blijkt dat Des Roches de opdracht kreeg om het augustijnencollege te Diest te visiteren. Op basis van de compositiones, de programmas en de programmas van de publieke oefeningen beoordeelde de Koninklijke Commissie der Studiën de kwaliteit van het onderwijs. De verslagen en de brieven die naar de colleges werden verstuurd, zijn in doos nr. 27A bewaard (1781 e.v.).
Er zijn enkele publicaties aan het augustijnencollege van Diest gewijd. De monografie van F. RAYMAEKERS. Het Kerkelijk en liefdadig Diest. Leuven, 1870, p. 317-352 (anastatische herdruk: Brussel, 1994) vormt de basis voor verder onderzoek. De auteur citeert grote stukken uit de door hem geraadpleegde bronnen. Een deel van de door F. RAYMAEKERS gebruikte stukken zijn verloren. J. MYS gebruikte de voornoemde monografie als vertrekpunt voor zijn artikel: 'Het onderwijs onder de eerw. paters augustijnen'. Jaarboek van de Diestersche Kunstkring, 9 (1937-1938) p. 59-69. Het augustijnenonderwijs werd eveneens behandeld in: M. VAN DER EYCKEN. De Geschiedenis van Diest. Diest, 1980. Zie ook: D. LEYDER. 'Diest'. Monasticon Augustinianum Belgicum. Brussel, 1998, p. 199-215 en T. MORREN. Het onderwijs in het decenaat Diest tijdens de 17de eeuw. Leuven, 1981.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117837_DUT