Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen. Banden en delen.
Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- Nadere toegang
- 274, Jan du Bois, herbergier te Kortrijk-Buiten, en Gillis Minnaert en Lambert Rogiers, herbergiers te Kuurne, hervat door hun respectieve erfgenamen Petrus, Joannes Josephus en Marie Thérèse du Bois en Philippe Rogiers, geïntimeerden. De burgemeester en schepenen van de stad Kortrijk, tussenkomend voor de ontvanger van de stad Kortrijk Pieter Eyckman, appellanten. Inv. nr. 976, f.498-515. 24 december 1767. Beroep uit Vlaanderen. Zijn de herbergiers van Kortrijk Buiten en Kuurne verplicht om de accijnzen op wijn en bier te betalen aan de stad of aan de kasselrij Kortrijk?. Op 7 maart 1766 verklaart de Raad van Vlaanderen dat de burgemeester en schepenen van de stad Kortrijk en de hoogpointers en schepenen van de kasselrij Kortrijk onderling in een rechtszaak moeten uitmaken wie het recht heeft om de accijnzen te heffen. De Raad van Vlaanderen veroordeelt de burgemeester en schepenen van Kortrijk tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en veroordeelt de geïntimeerden tot het betalen van de accijnzen aan de ontvanger van de stad Kortrijk, tot het vergoeden van de schade en tot het betalen van de proceskosten van beide instanties. De Grote Raad geeft de geïntimeerden het recht om in de zaak van de accijnzen van de kasselrij Kortrijk verder te procederen, zoals het hen goeddunkt.
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
I 547 -
274