(De naam wijzigt. Aanvankelijk is er enkel sprake van de Gemene Weide. Vanaf het einde van de 17de eeuw worden de goederen algemeen omschreven als de "goederen van de gemene armen". Ontvangers: Jan vande Kerckhoeven (1585-1588), Guilliame Moerman (1588-1591), Mathys Drubble (1591-1594), Rogier du Gardin (1594-1597), Joos Bonte (1597-1600), Franchois Drubbele (1600-1603), Pieter Outers (1608-1611), Jacques Pauwels (1611-1614), Franchois vander Venne (1614-1617), Guillame Braije (1617-1620), Jan de Muelenaere (1621-1624), Jacques Boone (1624-1627), Joos de Ryckere (1627-1630), Robert de Clerck (1630-1633), Michiel de Hane (1639-1642), Pieter Wouters (1641/1642-1645), Marij de Clerck, weduwe van Carel Noppe (1644-1646), Jan Wullart (1650- 1651), Raphael van Tomme (1651-1654), Adriaen Simoens (1655-1658), Jean Baptiste du Toict (1658-1661), Jacques Surmont (1661-1664), Robert vande Kerckhove (1664-1667), Adriaen Simoens (1667-1670), Raphael de le Tombe (1670-1674), Joos vander Kindert (1673-1676), Philips Lammertijn, de oude (1679-1682 en 1693-1698), Robert Planson (1682-1685), Gillis Verloinge (1685-1688), Simon Juweel (1688-1691), Jan de Pape (1692-1694), Jan Vlieghe (1694-1697), Augustinus Lammerteyn (1697-1699), Jan Labens (1699-1702), Arnould Lagaijse (1706-1715), Rochus de Coninck (1715-1729), Joannes van Tieghem (1729-1732), Jaecques Kint (1732-1736), Pieter Nicolais de Wulf (1735-1749), Guillielmus vande Maele (1749), Felix Vercruijsse (1749-ca. 1762). De (Gemene) Weide wordt al vermeld in 1346. Het was een openbaar domein buiten de Rijselpoort met diverse functies. Er werd veemarkt gehouden, het was een stapelplaats voor kalk en zavel, er stond een steenoven, en de slagers gebruikten de wei als slachtplaats (de zogenaamde "bloedput"). In 1569-1572 stond er een galg. In de 16de en de 17de eeuw werden er hutten gebouwd voor pestlijders. De handboogschutters (Sint-Sebastiaansgilde) hadden er een gildehof met schietpers. Na verloop van tijd kreeg het gebruik van de weide een meer liefdadig karakter. Enkel arme personen mochten er hun vee nog laten grazen. Pas in 1774, met de oprichting van de Armenkamer, zou de weide toegewezen zijn aan de dis. In 1865-1870 werd de weide verkocht en verkaveld. Op de plaats kwam een goederenstation. Zie hierover: T. SEVENS, "De Gemeene Weide", in Bulletijn van de Geschied- en Oudheidkundigen Kring te Kortrijk, VIII, 1910-1911, p. 89-110; P. DESPRIET, 2000 jaar Kortrijk, Kortrijk, 1990, p. 318-319; F. DEBRABANDERE, "Kortrijkse plaatsnamen tot in de 15e eeuw", in De Leiegouw, 41, 1999, p. 195.)
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Rijksarchief te Kortrijk -
101/3 -
3649
Vorige (nr 3648)
|
Volgende (nr 3650)