Sint-Jacobskerk (Brugge). Oorkonden
Het oud archief van de kerkfabriek van Sint-Jacob te Brugge (XIIIde-XIXde eeuw). Deel II: Regesten / W. Rombauts.
- DEEL II : REGESTEN
- 1034, 1711 maart 23: Schepenen in Brugge oorkonden dat Pieter de Clercq f. Niclaijs, kerken dismeester, en Constance vande Walle, zijn echtgenote, reeds gedurende meer dan vijftien jaar zes oude vrouwtjes onderhouden in zes woonsten, gelegen in de straat vroeger genaamd Rijckendaele en nu Rozendal, en dat de comparanten bovengenoemd wensen deze stichting op meer duurzame wijze te funderen en dat zij daartoe aan de dis schenken verscheidene renten, samen 64 lb. gr. jaarlijks, nl. een leenrente van 8 lb. gr. ten laste van de stad Brugge en vermeld in een akte van 14 april 1693 (zie reg. nr. 1011), en twee renten, elk van 28 lb. gr. ten laste van de heerlijkheid van het Proosse. Deze 64 lb. gr. jaarlijks zullen moeten worden verdeeld als volgt, elk vrouwtje zal ontvangen 4 gulden per maand, d.w.z. voor de zes vrouwtjes samen 48 lb. gr. jaarlijks, de ontvanger van de dis 3 lb. gr., 2 lb. gr. voor de toezieners op de fundatie, voor de pastoor en de boekhouder van de dis, waarvan zij een jaarlijkse recreatie van 12 s. gr. moeten betalen voor de vrouwtjes, 20 s. gr. Te betalen aan de portierster voor de aankoop van kaarsen voor de bidplaats van het godshuis, 3 lb. 8 s. gr. voor de herstellingen aan het godshuis, de rest van het bedrag mag worden besteed aan de armen van de dis, na aftrek van kosten voor amortisatie en huisgelden. De bovengenoemde comparant zal tijdens zijn leven steeds zelf de maandelijkse gelduitdelingen aan de vrouwtjes doen en de fundatie zoals hierboven beschreven, zal maar eerst van kracht worden op de eerste dag van de maand na zijn overlijden. De goederen en inkomsten van de fundatie moeten steeds gescheiden blijven van die van de dis en jaarlijks moet van het beheer van deze fundatie een aparte rekening worden gemaakt.De oude vrouwtjes mogen bij hun intrede in het godshuis niet jonger zijn dan vijftig jaar. Ze moeten poorteressen zijn van Brugge, van onberispelijke levenswandel. Ze moeten alleen wonen, zij zullen zelf hun bed en meubilair meebrengen. Hun bezittingen zullen na hun overlijden vervallen aan het godshuis, waarmede men hun uitvaart zal bekostigen en de nodige reparaties verrichten aan hun woonst. De vrouwtjes zullen niet buitenhuis mogen gaan werken om de kost te verdienen, zij mogen niet uitgaan voor het openen van de stadspoort en moeten voor het sluiten van de stadspoort terug zijn in het godshuis. Alle dagen zullen zij samen in de bidplaats het avondgebed bidden, d.w.z. de litanie van O.-L.-Vrouw en een gebed voor de weldoeners. De portierster zal de poorten van het godshuis openen en sluiten op hetzelfde ogenblik dat de stadspoorten worden geopend en gesloten. De vrouwtjes zullen instaan voor het onderhoud van de bidplaats en van de straat van het godshuis en ze zullen elkaar bijstaan als ze ziek of verzwakt zijn. Ze zullen in vrede samenleven. Op zondagen en heiligdagen zullen de vrouwtjes mis horen en een prediking bijwonen in de St.-Jacobskerk, op de gewone dagen zullen zij mis horen in de dichtsbijgelegen kerk. Op de vier hoogdagen van het jaar en op het feest van O.-L.-Vrouw ten Hemelopneming zullen zij biechten bij een biechtvader van hun keuze en communiceren in de St.-Ja-cobskerk. Zij zullen geen dieren mogen houden en 's avonds niet met een brandende kaars op hun zolder komen wegens brandgevaar. Zij zullen de glasvensters van hun woning goed onderhouden. De toezieners op de fundatie zullen zijn, de fundateur zelf, na zijn dood diens echtgenote, en na haar dood hun beider dochter, weduwe van meester Ludgerius Terwe, en na haar dood haar dochter Johanna Anthonia Terwe, weduwe van meester Pieter van Thienen, en nadien haar wettige kinderen en nakomelingen. Samen met de familieleden zal de pastoor toezicht houden op de fundatie. De pastoor zal het zesde vrouwtje mogen aanduiden om in het godshuis intrek te nemen. Als er geen familieleden meer zijn om toezicht te houden, zal dit toezicht worden verricht door de pastoor en de boekhouder van de dis. Dan zullen de kandidaten voor de vrijkomende plaatsen in het godshuis om de beurt worden aangeduid door de pastoor en door de dismeesters, met dien verstande dat de arme vrienden van de fondateurs altijd voorrang zullen genieten. Op het feest van O.-L.-Vrouw ten Hemelopneming zullen de toezichters zich na het lof in het godshuis begeven om er zich te informeren over de levenswijze van de vrouwtjes. 1693-1711 Kopie, perkament.
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Rijksarchief te Brugge -
INV 89 -
1034