(De Duitse bezetting had België een groot deel van zijn bomenrijkdom gekost. De regering probeerde na de oorlog de overblijvende bossen te beschermen en de kaalgekapte bodems opnieuw te beplanten. Daarnaast werd er ook op gemikt dat Duitsland de verliezen zou compenseren, deels door leveringen in natura, deels door overgave van het Herzogenwald in de Oostkantons. Maar ook op Belgische bodem waren er bossen in "vijandelijk" bezit. De regering evalueerde al op de ministerraad van 10 februari 1919 het uitgebreide bosbezit van de familie Arenberg vanuit dat oogpunt. Dat was een hele tijd vóór duidelijk werd waar de onderhandelingen in Versailles naartoe zouden gaan wat de sekwestraties betrof. Ten aanzien van deze bossen was de ministerraad erg geïnteresseerd in het uitoefenen van het zogenaamde "retentierecht" waardoor de staat eigenaar kon worden. Ook de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen had een advies geleverd waarin stond te lezen dat het sekwester-Arenberg een mooie gelegenheid was voor de staat om grote, aaneengesloten boscomplexen te verwerven. De commissie wilde beletten dat deze bossen versnipperd zouden worden door perceelsgewijze verkoop wanneer het tot een vereffening zou komen. Daarom moest de staat ze integraal voor zich opeisen en dat liefst in een vroeg stadium. Daarnaast behoorden tot het sekwester-Arenberg nog heel wat historisch waardevolle of prestigieuze gebouwen en kunstverzamelingen die eveneens voor verwerving via uitoefening van het retentierecht in aanmerking kwamen. Gelet op de grote complexiteit en verspreiding van de eigendommen van de familie-Arenberg waren er overigens wel meer gegadigden voor aankopen, lokale overheden zowel als privé-personen. Door de overgang naar staatseigendom van een groot deel van deze goederen en domeinen bleef de archiefvorming in vele dossiers heel lang aanslepen. Dat is ook de reden waarom de Dienst voor het Sekwester, naast de initiële reeks dossiers, opgenomen in de reeks 7400 onder het nummer 215, in een latere fase nog dossiers betreffende deze eigendommen toevoegde maar zonder verband met de genummerde dossiers. Zij waren voor een groot deel afkomstig van archiefvormers in andere departementen zoals Justitie en Economische Zaken, of van dwangbeheerders. Door de centraliserende functie die de administratie der Domeinen in de loop der jaren toebedeeld kreeg en door haar beheersopdracht, werd het door de archiefvormers blijkbaar raadzaam geacht deze dossiers in bewaring te geven aan deze dienst. Tot een echte, gestructureerde integratie is het echter nooit gekomen. Er werd tijdens de inventarisatie voor geopteerd het gevormde archief met betrekking tot het sekwester-Arenberg onder te verdelen in twee reeksen. De oorspronkelijke reeks onder nummer 7400/215 werd zo mogelijk gereconstrueerd volgens de ordening die er aan werd gegeven in de jaren twintig. De nummering op de dossiers en de "Liste: Séquestre Famille d'Arenberg" was hiervoor richtinggevend. Dit bood het voordeel dat ook de hiaten konden worden aangegeven en vaak ook geïdentificeerd. Daarna is er een 'toegevoegde reeks' bestaande uit dossiers waarvan de diverse archiefvormers op een bepaald moment hebben geoordeeld dat ze best werden toevertrouwd aan de administratie der Domeinen en toegevoegd aan de reeks-Sekwester. Deze dossiers werden door deze dienst geaccepteerd omdat ze inderdaad nuttig konden zijn. Toelichting: oud nummer 7400/215/64.)
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
I 484 -
1050
Vorige (nr 1049)
|
Volgende (nr 1051)