(Het gaat voornamelijk om magistraten die in de bijzondere rechtbanken voor oorlogsschade zetelden, om staatscommissarissen en "toegevoegde" staatscommissarissen. In elk arrondissement werd een Rechtbank voor Oorlogsschade opgericht. Bijzonder was dat deze rechtbanken verplaatsbaar waren, m.a.w. ze konden zetelen in elke gemeente waar er nood aan was. De Rechtbanken werden in verschillende Kamers opgedeeld, naargelang de vereisten van de dienst. Elke Kamer was samengesteld uit een voorzitter en twee assessoren (of hun plaatsvervangers). De voorzitter en de ondervoorzitters werden door de Koning benoemd voor een termijn van drie jaar onder de effectieve, plaatsvervangende of op rust gestelde magistraten of onder de advocaten met minstens tien jaar ervaring en onder de rechtsdocenten. De effectieve en plaatsvervangende assessoren werden voor een termijn van drie jaar verkozen door de Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep van het rechtsgebied "parmi les personnes spécialement compétentes". Bij elke Rechtbank werd een staats- of hoofdcommissaris benoemd. Deze commissarissen vertegenwoordigden de staat en het algemeen belang. De commissarissen waren belast met de vaststelling en de raming van de geleden schade en met het toezicht op de uitvoering van de vonnissen en arresten van de rechtscolleges. Door de wet van 23 oktober 1921 werden nieuwe bepalingen van kracht. Om de rechtsgang te versnellen kon 'de Koning' besluiten tot oprichting van één of meerdere Kamers met een alleen zetelende rechter die de kleinere zaken kon afhandelen.)
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
I 590 -
948
Vorige (nr 947)
|
Volgende (nr 949)