Inventaris van de oorkonden van de abdij van Nonnenbosse te Ieper
- 20 Akte waarin Adam van Wallencourt, burggraaf van Ieper en Belle, en zijn echtgenote Mabilia, beloven de schenking aan de abdij van een stuk bos bij "Rehagha" in Geluveld door de graaf van Vlaanderen te laten bevestigen. ca. 1211.
- 21 Akte waarin Boudewijn van Komen en zijn zoon Boudewijn verklaren dat Adam van Wallencourt, burggraaf van Ieper en Belle, en zijn echtgenote Mabilia, hen als respondenten hebben gekozen voor hun schenking aan de abdij van een stuk bos bij "Rehagha" in Geluveld. ca. 1211.
- 22 Akte waarin Wouter, heer van Voormezele, verklaart dat Adam van Wallencourt, burggraaf van Ieper en Belle, en zijn echtgenote Mabilia, hem gekozen hebben als respondent voor hun schenking aan de abdij van een stuk bij "Rehagha" in Geluveld. ca. 1211.
- 23 Akte waarin Ferrand van Portugal en Johanna van Constantinopel, graaf en gravin van Vlaanderen, de schenking bekrachtigen door Adam van Wallencourt, burggraaf van Ieper en Belle, en zijn echtgenote Mabilia, aan de abdij van een stuk bos bij "Rehagha" in Geluveld. 13 mei 1212.
- 24 Vidimus van een akte van 28 mei 1216 waarin Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, aan de abdij de tienden van woeste gronden schenkt, gelegen in Gits, Lichtervelde en Torhout. 27 augustus 1431.
- 25 Akte waarin Johannes Pluma en zijn zuster Mathilde ingevolge het testament van Beatrijs van Reningelst aan de abdij een haver- en roggerente schenken, te heffen op een stuk grond in Reningelst, in leen gehouden van Gerard van Straten. juli 1218.
- 26 Akte waarin Daniel van Poperinge een overzicht geeft van de renten die hij en andere personen zijn verschuldigd aan de abdij, met vertaling in het Nederlands. juli 1218-[17de eeuw].
- 27 Akte waarin Wouter, heer van Heule, verklaart dat Lambert van Vichte bij zijn vertrek op kruistocht aan de abdij een haverrente heeft geschonken, te heffen op een leen in Lauwe, gehouden van Wouter. augustus 1218.
- 28 Akte waarin Jan, baljuw van Ieper, en zijn echtgenote Edelgheva diverse schenkingen doen aan hospitalen en kerken in Ieper en omgeving, waaronder een "firto" aan de abdij van Nonnenbosse voor een pitancie bij hun jaargetijde. 3 april 1220.
- 29 Vonnis van Wouter, abt van Waasten, en Johannes, proost van Voormezele, in een geschil tussen de abdij en Willem Gaitel en Hendrik, zoon van Gertrude van Passendale, over een stuk grond in Passendale. 1 juli 1220.
- 30 Vonnis van Wouter, abt van Waasten, en Johannes, proost van Voormezele, in een geschil tussen de abdij en Willem Gaitel en Hendrik, zoon van Gertrude van Passendale, over een stuk grond in Passendale. 1 juli 1220.
- Akte waarin Johanna van Constantinopel verklaart dat Johannes van Vlamertinge en zijn echtgenote Isabel met instemming van hun zoon Johannes aan haar een tiende in Outtersteene bij Belle hebben afgestaan, die zij op haar beurt schenkt aan de abdij. 12 maart 1221.
- Vidimus van een akte uit 12 maart 1221. 6 augustus 1431.
- 31 Akte van schenking door Michel de Harnis van de "Hervard penninghen" die de abdij hem jaarlijks verschuldigd is op haar grond in Steenwerk. september 1222.
- 32 Akte waarin de abdis van Mesen erkent jaarlijks aan de abdij een tarwerente verschuldigd te zijn op gronden die geschonken zijn door Willem, proost van Rijsel. januari 1222.
- 33 Akte waarin Gregorius, deken van de christenheid van Kortrijk, verklaart dat Rogier van Kooigem voor de som veertig Vlaamse ponden voor de periode van vijf jaar aan de abdij de helft van een tiende in Lauwe toekent. januari 1228.
- 34 Akte waarin Ferrand van Portugal, graaf van Vlaanderen, de schenking door Johanna van Constantinopel aan de abdij van tienden in Gits en Lichtervelde en het recht op haringen in Mardijk bekrachtigt. 23 augustus 1228.
- 35 Akte waarin Hugo, proost van Sint-Maartens in Ieper, verklaart dat Adelin de Scoten en zijn echtgenote Margaretha aan de abdij een stuk grond in Zillbeke hebben geschonken. 27 maart 1230.
- 36 Akte waarin Boudewijn, heer van Komen, aan zijn verwante Michiel van Ieper en aan zijn nakomelingen, een tarwerente, jaarlijks te heffen op de molens van Komen, in leen geeft, en hem toelating geeft de tarwe te laten malen in deze molens, zonder het maalrecht te moeten betalen. juni 1230.
- 37 Akte waarin Boudewijn van Komen verklaart Michiel van Ieper onder zijn bescherming te plaatsen, in het geval hij mishandeld zou worden met betrekking tot de tarwerente die hij hem in leen heeft gegeven. juni 1230.
112 gevonden, 21 t/m 40 getoond, pagina 2 van 6