Horpmaal. Oorkonden
- 10 Pastoor Fastrardus Persoens maakt het testament op van Jan Vrancken. 24 juni 1531., 1531-1531
- 11 De schout en schepenen verklaren dat Leonard Kempeneers het vruchtgebruik van verscheidene renten afstaat van zijn kinderen Matthijs, Giel, Geertrui, Obrecht Scepers alias Oebrechts, Kerst Noenelen, Marie en Leonard Kempeneers die de renten verkopen aan Johanna Scheyfaerts van Merode Vrouwe van Horpmaal. 5 januari 1552., 1552-1552
- 12 De schout en de schepenen van Horpmaal en de laten van het hof van St.-Maarten, verklaren dat de vrouwe van Horpmaal aan Gielen Kempeneers haar paanhuis te Horpmaal in pacht geeft voor 25 gulden. 10 september 1556., 1556-1556
- 13 De schout en de schepenen verklaren dat Coel van den Boern een rente van 10 gulden overdraagt aan Katrijn Bruenyn. 3 december 1560., 1560-1560
- 14 Dezelfden verklaren dat Hendrik van der Smissen, pastoor, een rente van 10 mud rogge aan Hendrik Blues verkocht heeft voor 48 gulden. 18 september 1566., 1566-1566
- 15 De meier en laten van het hof van St.-Maarten verklaren dat Loyck Luenis een rente van 3 Philippusdaalder aan Ezard van der Rivieren verkocht heeft. 31 maart 1573., 1573-1573
- 16 De schout en schepenen van Horpmaal verklaren dat Giel Kempenaers een rente van 2 gulden aan Erard van der Rivieren verkocht heeft. 19 mei 1573., 1573-1573
- 17 De schout en schepenen van Horpmaal en de meier en laten van het hof van Thomas van Nuenhem verklaren dat Helena, weduwe van Hendrik Wrintz het vruchtgebruik van een huis in de Donckelstraat overdraagt aan Art Loewetz Jr. en haar schoonzuster Beatrix, die daarop een rente van 5 gulden voor 100 gulden verkopen aan Erard van der Rivieren. 7 maart 1577., 1577-1577
- 18 De schout en de schepenen en de meiers en laten van de hoven van St. Maarten en Herten verklaren dat Catharina Brueninx, weduwe van Art Walschart aan Simon van den Boern een rente van 31/2 mud rogge verkocht heeft. 1583., 1583-1583
- 21 Dezelfden verklaren dat de erfgenamen van Droes Coelens een akkoord hebben gemaakt met Art Ghijsens betreffende een erfrente van 7 gulden 11 januari 1505., 1505-1505