---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Schepenbanken/vierscharen (AV)
Bron : Archievenoverzicht RA Gent
Periode : 16de eeuw - 1795
De heerlijkheid Ter Beken was een vol leen dat rechtstreeks gehouden werd van het leenhof van het Land van Rode te Melle. Het territorium strekte zich uit binnen het Land van Gavere, meer bepaald te Dikkelvenne. De heerlijkheid bestond reeds halverwege de 16de eeuw en bleef behouden tot het einde van het ancien régime, wat ook weerspiegeld wordt in dit archiefbestand. Vroegere sporen konden niet worden teruggevonden. Deze heerlijkheid ter Beken mag zeker niet verward worden met andere gelijknamige entiteiten, zoals er te vinden waren in onder meer Wondelgem, Anzegem en Kwaremont. Het dichtst bij het Dikkelvense ter Beken bevond zich de gelijknamige geënclaveerde heerlijkheid te Huise. Hoewel er geen archief van de heer van ter Beken voorhanden is, kan een beknopte bespreking van deze afwezige maar cruciale archiefvormer niet ontbreken . De oudst gekende heer was een vrouw, die luisterde naar de naam Anna Van Der Gracht. Anno 1547 werd zij als eigenares van de heerlijkheid vertegenwoordigd door een zekere Jehan De Lockenghien. Tussen de oudste vermelding en de volgende gekende heer zit een sprong van maar liefst tweehonderd jaar. Tijdens de 18de eeuw was ter Beken in handen van Anna Maria De Raet, echtgenote van Jan De Zuttere en dochter van Amandus De Raet. Deze Amandus was misschien de eerdere heer van de heerlijkheid. Dochter De Raet gaf het leen in ieder geval als erfenis door aan haar dochter Anna Marie De Zuttere en schoonzoon François Martinus Schellens. Na het overlijden van François besloot Anna Marie ter Beken te verkopen, wat ook gebeurde in 1770. Koper Pieter Van Der Haeghen bracht het geheel in handen van zijn familie, waar het ook zou blijven tot het einde van het ancien régime. Ergens tussen 1770 en 1788 kende ter Beken zijn allerlaatste transactie: Isabelle Van Der Haeghen, hoogstwaarschijnlijk Pieters dochter, is de laatstgenoemde vrouw van ter Beken in de aanwezige stukken. Zij was tevens begijn in het klein begijnhof te Gent, van waaruit zij de heerlijkheid bestuurde. De schepenbank van ter Beken was een gelijkaardige constructie, bestaande uit zeven schepenen met aan het hoofd een burgemeester of meier. Sporen van enige bestuurlijke activiteiten werden niet teruggevonden. Vermoedelijk had deze instelling hoofdzakelijk een gerechtelijke functie, waarbij eveneens een onderscheid kan worden gemaakt tussen contentieuze en voluntaire rechtspraak. Kortweg kan men stellen dat de schepenbank kennis had van alle erfgronden en kon erven en onterven. De instelling haalde hoofd bij de schepenen van Velzeke.
Aan het statuut van heer waren diverse voordelen verbonden. Op het zuiver financiële vlak kan allereerst gewag worden gemaakt van rechten bij leenverhef, bestaande uit het zuivere reliefgeld of verheffingsrecht en het administratieve kamerlinggeld, en van het recht op dood- en wandelkoop. Ten allen tijden kende het leen van ter Beken immers maar liefst achttien achterlenen, allen te situeren binnen Dikkelvenne, Semmerzake en Vurste. Daarnaast was er ook sprake van een heerlijke rente met bijhorende inning. Ieder jaar was men de heer negen ponden, vier schellingen en vier denieren parisis schuldig. Daarenboven werden ook zeven broden, vier en een half kapoenen (gesneden hanen), zeven en een half hoenderen en een halster en twee spint haver verwacht .
Als bijkomende heerlijke rechten treffen we onder meer de uitvoering van heerlijke diensten aan. Iedereen die beschikte over paard en kar diende één dag te reserveren voor de heer, voor zogenaamde vervoersdienst. Mensen zonder paard en kar kregen een dag spitwerk. Verder is er ook sprake van tol-, vont- en molenrechten, het recht op het beste hoofd uit een erfenis en rechten op bastaardgoed. Tot slot waren er uiteraard ook justitierechten: volgens Van Twembeke zijn er voldoende kenmerken aanwezig die erop wijzen dat men in deze heerlijkheid binnen de drie graden van justitie recht kon spreken.
De heer van ter Beken kon in het kader van zijn beheer en van de uitoefening van bovenstaande rechten beschikken over twee instellingen: er was zowel een leenhof als een schepenbank aanwezig. Het personeel ervan kon hij zelf aanstellen, wat meteen ook een laatste heerlijk recht vormde.
Archief van de Schepenbank van Ter Beken te Dikkelvenne. De grootste continuïteit in het bestaan van een heerlijkheid waren ongetwijfeld de instellingen die eraan verbonden waren. Bij ter Beken, waarvan geen enkel stuk van de heer bewaard gebleven is, is dit zeker het geval. Het is dan ook een logische gevolgtrekking dat dit kleine bestandje een restant vormt van de documenten die door het leenhof en de schepenbank systematisch werden bewaard.In de praktijk was het archief hoogstwaarschijnlijk in handen van één bepaalde zetelende leenman, schepen of een familie van leenmannen of schepenen, waardoor we kunnen concluderen dat het via particuliere handen als aanwinst in de collectie van het Rijksarchief is terechtgekomen. De documenten die werden opgenomen in deze inventaris, maakten tot voor kort deel uit van het conglomeraatbestand Land van Gavere. De oorsprong van dit bestand bevindt zich in twee neerleggingen met bijhorende plaatsingslijsten, respectievelijk uit 1837 en 1846 . Een herinventarisatie volgde ca. 1900, wat resulteerde in een eerder chaotische, Franstalige toegang tot het geheel. Deze kende vervolgens heel wat schrappingen en supplementen, en tenslotte werd hij ca. 1988 vertaald door Serge Renson, een versie die tot 2009 geldig was . Uit de combinatie van bovenstaande toegangen blijkt dat het bestand in de loop van de 19de en de 20ste eeuw met een groot aantal stukken werd uitgebreid tot het een vreemdsoortig conglomeraat vormde. Zo werden bestanddeelnummers 610-612, hier relevant, pas na de opstelling van de Franstalige toegang toegevoegd. Dat gebeurde meer bepaald in 1907 : toen werden door een zekere heer Leirens, een industrieel uit Gent, twee registers en een lias van ter Beken geschonken aan het Rijksarchief. De stukken zijn heden ten dage nog altijd herkenbaar en werden toen beschreven als registre aux uvres de loi de la seigneurie de ter Beken, enclavée dans Dickelvenne (1684-1769), liasse idem (1788-1791) et registre aux rôles de procédure dits ferieboek (1710-1733). Deze particuliere schenking werd datzelfde jaar aan het conglomeraatbestand Land van Gavere toegevoegd onder de gekende nummers. Bij de huidige inventarisatieactie, waardoor uiteindelijk het volledige bestand Land van Gavere zal worden herwerkt, werden deze stukken dan ook terug uit dat bestand gelicht en hier apart, als een rechtmatig geheel behandeld. Zij krijgen hier bovendien aanvulling uit een totaal andere hoek: de archiefverzameling Algemeen Familiefonds. Dit is hier het geval met bestanddeelnummer 1606 uit dat fonds, dat als wettelijke passeringen van de heerlijkheid ter Beken, gelegen te Dikkelvenne, Gavere, Meilegem, Zingem 1770 1797 (1 register) beschreven stond.
Dikkelvenne, in DE POTTER F. en BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Eerste reeks: Arrondissement Gent, Gent, 1864-1870. VAN TWEMBEKE J., Lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst, in Land van Aalst, 1962, XIV, p. 87-116, p. 132-163, p. 178-219, p. 258-270 en p. 289-307; 1963, XV, p. 18-40, p. 72-76, p. 108-124, p. 142-159, p. 189-199 en p. 224-234; 1964, XVI, p. 18-40, p. 79-85, p. 180-123, p. 132-160 en p. 184-200. VERFAILLIE J., Of Archives and Men. Identificatie van de archiefvormers in het conglomeraatbestand Land van Gavere (eind 15de eeuw ca. 1820), verhandeling Master na Master in de Archivistiek, VUB, 2006, 2 dln.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_120247_DUT