---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1589-1797
Datering: 22 augustus 1530 (akkoord m.b.t. oprichting stadsschool); 19 april 1589 (oprichting Kleinseminarie); 25 november 1797 (afschaffing).
Studentenaantallen: wellicht 56 externen bij de afschaffing.
Het onderwijs te Sint-Truiden was onlosmakelijk verbonden met de plaatselijke benedictijnenabdij. De abt had het exclusieve recht om in de parochie een school op te richten. De oprichting van een kapittel in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in 1399 veranderde niets aan deze situatie. De statuten van dit kapittel vermeldden uitdrukkelijk het onderwijsprivilegie van de abt van de Sint-Trudoabdij en het verbod om een kapittelschool op te richten
In het kader van de godsdiensttwisten sloten de bisschop van Luik, de abt van Sint-Truiden en de stad op 22 augustus 1530 een akkoord waarin werd gesteld dat enkel de stedelijke overheid een school kon openen. Dit akkoord deed echter geen afbreuk aan de rechten van de abt
In 1560 bevond het schoolgebouw zich op het marktplein. De exacte locatie is echter niet bekend. Dat jaar ontving Govaert Strauven een wedde van 25 Brabantse gulden, aangevuld met een minerval afhankelijk van de leeftijd. Als tegenprestatie voor de vaste vergoeding diende hij de arme scholieren gratis te onderwijzen. De rector was tevens verantwoordelijk voor de aanstelling van twee ondermeesters
Aan het door de abt ondersteunde onderwijsmonopolie van de stadsschool kwam een einde in de tweede helft van de 17de eeuw, toen verscheidene privé-scholen werden opgericht. In deze periode zouden er maximaal vier scholen geweest zijn. De wildgroei moet zich vooral in de 18de eeuw hebben voorgedaan. Over het algemeen kunnen we deze scholen beschouwen als basisonderwijs, waarin soms ook aandacht geschonken werd aan het Frans en de beginselen van het Latijn
De rol van de stadsschool werd voor wat het middelbaar onderwijs betreft overgenomen door het Kleinseminarie, opgericht door prins-bisschop Ernest van Beieren in 1589 in de nasleep van het concilie van Trente. In het kader van de vernieuwde belangstelling voor de opleiding van de seculiere clerus zou deze instelling naast het in 1592 gestichte seminarie te Luik voor de opleiding van kandidaat-priesters zorgen. Zowel de abdij als de stad Sint-Truiden waren bereid deze instelling te huisvesten en financieel te ondersteunen. Rond de eeuwwisseling volgde nog een poging om voor de Duitstalige priesters een seminarie te Maaseik op te richten. Deze instelling is in tegenstelling tot het Kleinseminarie nooit van de grond gekomen
Het Sint-Matheusklooster van de bogarden dat nog slechts door één geestelijke werd bewoond, bleek de ideale locatie voor het nieuwe seminarie. Het gebouw verkeerde echter in zulk een erbarmelijke staat dat men in 1589, in afwachting van de volledige restauratie, nog een ander voorlopig onderkomen diende te vinden. Met dit doel voor ogen kocht de stad het huis Waterhont aan
Na de verhuis bleek vrij snel dat het klooster van de bogarden in de Diestersestraat te klein was, zodat uitbreiding zich opdrong. Tijdens het rectoraat van Erasmus Andries (1599-1602) tevens deken van het O.-L.-V.-kapittel, werd er naast de tuin een eetzaal bijgebouwd. In 1642 volgde het gebouw, evenwijdig met de straatkant, waar in 1720 de keuken gevestigd was. Onder het abbatiaat van Marus van der Heyden werd aan de noordkant, tussen de straatvleugel en de constructie van 1642, een nieuw gebouw opgetrokken. Het geheel onderging in de 17de en 18de eeuw nog verscheidene verbouwingen
De administratie van het Kleinseminarie werd toevertrouwd aan vier provisoren: de abt van de abdij van Sint-Truiden, iemand die door de abt werd aangesteld en twee vertegenwoordigers van de prins-bisschop. Deze vier provisoren bestuurden niet alleen het seminarie, maar waren ook verantwoordelijk voor de benoeming van de rectoren en de leerkrachten
Het onderwijssysteem is vergelijkbaar met dat van andere instellingen. Aanvankelijk waren er slechts drie klassen, te beginnen met de syntaxis. In de loop van de 17de eeuw werd het aantal klassen naar vijf verhoogd (de figura, de grammatica, de syntaxis, de poësis en de retorica). In de 18de eeuw werd er een cursus dialectica ingevoerd. In 1774 beval prins-bisschop Velbrück, dat het laatste jaar van de humaniora volledig aan de studie en de beoefening van de redekunst gewijd diende te worden
In 1721 werden de studenten in drie categorieën ingedeeld naargelang het schoolgeld dat ze betaalden. Voor de eerste, tweede en derde tafel droeg men respectievelijk 240, 120 en 30 gulden af
Ondanks de samenwerking bij de oprichting ontstond er in de tweede helft van de 17de eeuw een conflict tussen de abdij van Sint-Truiden en de prins-bisschop van Luik. Dit gaf aanleiding tot wederzijdse pesterijen: op 19 maart 1647 werden de seculiere priesters door Hubert van Sutendael, abt van Sint-Truiden, vervangen door geestelijken uit de abdij. De context van deze omslag is niet duidelijk. In 1710 stuurde prins-bisschop Jozef Clement van Beieren, de kanunniken De Charneu en De Stembier in het kader van een inspectie naar het seminarie. Die zetten de reguliere geestelijken ten voordele van seculieren op straat. Uit hun verslag blijkt dat ze het gezag van de Luikse prelaat wilden herstellen. De wantoestanden in het college werden als argument aangevoerd. Dat deze uitdrijving niet geheel geweldloos was, bleek uit het antwoord van de abt aan de prins-bisschop. Het conflict eindigde met een proces voor de Rota te Rome. Er volgden drie vonnissen, respectievelijk op 23 juli 1713, op 25 juni 1714 en op 8 maart 1715, die de abt volledig in het gelijk stelden en hem de voogdij over het seminarie verleenden. De weggestuurde geestelijken werden in ere hersteld. De Luikse prelaat ging echter tegen deze beslissingen in beroep, waarop de Rota op 5 juli 1715 de drie vorige beslissingen annuleerde en de prins-bisschop het absolute gezag over het seminarie gaf. Dit vonnis stelde, op enkele schermutselingen na, een einde aan het conflict. Verzoeken van de abt aan de prins-bisschop om toch reguliere geestelijken toe te laten, werden systematisch geweigerd
De periode van relatieve rust die hierna volgde, werd met de Franse Revolutie onderbroken. De afschaffing van de tienden bracht het seminarie in financiële moeilijkheden waarop regent Vlieck zich in augustus 1796 genoodzaakt zag om de vijf professoren te ontslaan. Een klacht van het stadsbestuur bij de centrale administratie gevolgd door een financiële doorlichting kon het tij voorlopig keren. De wet van 5 frimaire van het jaar VI (25 november 1797) betekende echter het definitieve einde. Op 16 maart 1797 gelastte de ontvanger van de domeinen twee commissarissen om een gedetailleerde staat van de goederen en de inkomsten op te maken
Supplieken van de stad om de school te herstellen of een nieuwe op te richten, werden door de centrale administratie stelselmatig geweigerd. Uiteindelijk kreeg de stad in 1804 de toelating om in de oude gebouwen een école secondaire op te richten. Het duurde echter tot 1806 eer er schot in de zaak kwam. De eerste lessen hadden plaats op 1 juni 1807. De vreugde was echter van korte duur: het lerarenkorps weigerde de Franse onderwijspolitiek goed te keuren en trok zich terug. Enkel dankzij de belofte om de wedde van de leraars aanzienlijk te verhogen, kon de stad vanaf 1810 nieuwe geschikte krachten vinden. Met het wegtrekken van de Fransen in 1814 werd het onderwijs opnieuw onderbroken. Op 11 mei werd het Kleinseminarie dankzij de tussenkomst van het bisdom opnieuw geopend. De school verhuisde naar de Diestsestraat. De regering in Den Haag vormde het seminarie tien jaar later om tot een koninklijk college. Met de Belgische onafhankelijkheid werd de rol van de gemeente hersteld. In 1831 richtte bisschop Van Bommel te Rolduc een nieuw Kleinseminarie op. Deze school werd na de splitsing van Limburg in 1842-1843 overgebracht naar Sint-Truiden
Het archief van het Kleinseminarie bestaat vooral uit oorkonden: RA Hasselt, Archief van het seminarie van Sint-Truiden, 686 nrs.(toegang: er is een dactylografische inventaris in de leeszaal beschikbaar). Naast een cijnsregister bevat het een omslag met betrekking op de moeilijkheden in het begin van de 18de eeuw, een omslag met opmerkingen over de bestuurders, professoren en scholieren en een deel met betrekking op beneficies, de historiek en de statuten van de instelling. In 1756 ontving Egidius Bollis een prijs als primus. Het ontvangstbewijs hiervan is bewaard gebleven (RA Hasselt, Archief van het Seminarie van Sint-Truiden, nr. 5). Dit nummer is niet in de inventaris opgenomen.
Het archief van het Kleinseminarie dat in het Bisschoppelijk archief te Luik bewaard wordt, is vooral van economische aard. BA Luik, Petit-Séminaire de Saint-Trond (toegang: er is een dactylografisch inventaris in de leeszaal beschikbaar). Het register: QV 1 (Registrum documentale seminarii
. in oppido Trudonensi compactum anno 1728) is onontbeerlijk voor de studie van het Kleinseminarie. Het bevat kopies van diverse stukken die betrekking hebben op het seminarie en het oude bogardenklooster. Vooraan bevindt zich een alfabetische index. De band tussen het Kleinseminarie en de benediktijnerabdij van Sint-Truiden heeft tot gevolg dat in het archief van deze laatste instelling ook stukken over het seminarie zitten (RA Hasselt, Archief van de benediktijnerabdij van Sint-Truiden. Toegang: M. VAN DER EYCKEN. Het archief van de benediktijnerabdij van Sint-Truiden. Brussel, 1985). J. GRAUWELS maakte met medewerking van M. VAN DER EYCKEN een Regestenlijst van de oorkonden van de benediktijnerabdij van Sint-Truiden. Brussel, 1993.
Het archief van de stad Sint-Truiden is eveneens noodzakelijk voor de studie van het seminarie. SA Sint-Truiden, Ancien Régime, de exacte omvang is ongekend (toegang: er is een dactylografische inventaris in de leeszaal beschikbaar). F. STRAVEN publiceerde een analytische inventaris: Inventaire analytique et chronologique des archives de la ville de Saint-Trond, 6 dln. Sint-Truiden, 1886-1895. Op deze inventaris bestaat een niet gepubliceerde index). RA Hasselt, Verzameling F.E. Straven, nrs. 149 en 150 (toegang: J. GRAUWELS. Inventaris van de verzameling F.E. Straven. Brussel, 1978).
Het archief van de Franse administratie, dat zich voor het departement van de Nedermaas in het Rijksarchief te Maastricht bevindt, bevat niet alleen bescheiden over de afschaffing van de colleges, maar schetst eveneens een beeld van deze colleges tijdens de laatste jaren van hun bestaan (nrs. 2449 tot 2466). RA Maastricht, Archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814) (toegang: H. HARDENBERG. Inventaris der archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814). Den Haag, 1946). Het bestand is voor een groot deel verfilmd. RA Hasselt beschikt over dubbels van deze films.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
In de registers met de besluiten van de stadsmagistraat (Maendachboecken) kan men de gegevens met betrekking tot de gebeurtenissen voorafgaand aan de stichting van het seminarie, de aankoop en de restauratie van de gebouwen terugvinden. SA Sint-Truiden, Ancien Régime, Maendachboek B. Er zijn verscheidene stukken met betrekking tot de oprichting van het seminarie bewaard. Het enige originele stuk is de oorkonde met het nr. 2279 van het archief van de abdij van Sint-Truiden. Met deze oorkonde maakt Ernest van Beieren, prins-bisschop van Luik, de stichting van het seminarie bekend (uitgegeven door J. DARIS. Notices sur les églises du diocèse de Liège. Dl. 1. Luik, 1867, p. 59-64). Paus Sixtus V bekrachtigde de oprichting op 11 november 1589. Een afschrift van deze akte bevindt zich in het cartularium van de abdij. RA Hasselt, Abdij van Sint-Truiden, nr. 213 bevat een kopie uit 1789 van de stichtingsakte (RA Hasselt, Abdij van Sint-Truiden, nr. 26 f° 223). Dit document werd eveneens uitgegeven door J. DARIS. Notices sur les églises du diocèse de Liège. Dl. 1. Luik, 1867, p. 64-68.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Het Kleinseminarie wordt vermeld in de kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Zie C. DE BORMAN. Chronique de labbaye de Saint-Trond, 2 dln. Luik, 1872-1877 en E. LAVIGNE. Kroniek van de abdij van Sint-Truiden, 3 dln. Leeuwarden, 1986-1993.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
In 1801 werd er in het kader van de onderwijshervorming onderzoek gedaan naar het onderwijs vóór de revolutie. Het resultaat bevindt zich in RA Maastricht, Archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814), nrs. 2449-2466. Het nr. 2454 bevat een omslag met documenten over de financiële problemen van het seminarie tijdens de laatste jaren van zijn bestaan. De stukken kaderen in het onderzoek naar aanleiding van het stopzetten van de lessen door regent Vlieck.
5.Schoolreglementen
Het archief van het seminarie bevat een 17de-eeuwse band (RA Hasselt, Archief van het seminarie van Sint-Truiden, nr. 4) waarin tevens een schoolreglement is opgenomen, evenals een 18de-eeuws reglement voor de regenten en de leraars van het seminarie (RA Hasselt, Archief van de abdij van Sint-Truiden, nr. 214).
12.Bibliotheekcatalogi
De bibliotheek van het Kleinseminarie kwam gedeeltelijk terecht in het Provinciaal archief- en documentatiecentrum te Hasselt. Naar aanleiding van de tentoonstelling Heraldiek en boekbanden: een keuze uit de bibliotheek van het voormalig Klein-Seminarie te Sint-Truiden en het Provinciaal archief- en documentatiecentrum te Hasselt in 1987 werd een catalogus met de beschrijving van de verschillende banden gepubliceerd.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Onder het regentschap van Servais Foullon, die later abt werd, en zijn opvolger Hubert Gellicum schreven de studenten naar aanleiding van de feestelijkheden gedichten en redevoeringen. Deze 17de-eeuwse bundel, die in de bibliotheek van het seminarie aanwezig was, is echter verdwenen.
Over het Kleinseminarie van Sint-Truiden zijn verscheidene artikels geschreven. Het ancien régime wordt behandeld in: J. AERTS. 'Het Klein-Seminarie van Sint-Truiden onder het oud regime (1589-1779)'. Limburg, 53 (1974) p. 14-22. De auteur maakt gebruik van de oudere teksten van J. DARIS. 'Le petit-séminaire à Saint-Trond' en 'Notes sur des établissements et fondations dinstruction au Diocèse de Liège'. Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège, 1 (1867) p. 45-75 en 7 (1876) p. 166 e.v. Het Kleinseminarie komt eveneens aan bod in het boek Geschiedenis van het Rijksmiddelbaar Onderwijs te Sint-Truiden. Sint-Truiden, 1951 en in het artikel van G. SIMENON. 'Linstruction populaire à Saint-Trond pendant lancien régime'. Bulletin de la Société scientifique et littéraire du Limbourg, 23 (1905), p. 159-197. De licentiaatsverhandeling van L. FESTRAETS. De opleiding in het klein-seminarie te Sint-Truiden. Met speciale aandacht voor de religieuze aspecten (1843-1914) aan de faculteit Godgeleerdheid van de KU Leuven in 1989 biedt naast een uitgebreide bibliografie ook een interessant historisch overzicht.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117892_DUT