---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1712-1787
Datering: 1712 (opening college); september 1787 (sluiting).
Studentenaantallen: 19 (1779); 29 (1780); 36 (1781); 40 (oktober 1783); 31 (1784); 32 (1785); 30 (1786); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B.
Zeker tot in de 17de eeuw was de organisatie van het onderwijs te Ronse volledig in handen van het Sint-Hermeskapittel. Op 23 januari 1552 bevestigde Karel V het monopolie van het kapittel om onderricht te verschaffen, vanaf de eerste beginselen tot en met de voorbereiding op de universiteit. Aanvankelijk werd het onderwijs door de kanunniken toevertrouwd aan een lekenleraar. Diens lessen waren echter ontoereikend, wat het kapittel er volgens Delghust toe zou hebben aangezet leden van de plaatselijke clerus in te schakelen in het Latijns onderwijs. Het document van 1552 bevestigt in elk geval het bestaan van een zogenaamde grote school, die in naam van het Sint-Hermeskapittel werd gehouden door een recteur en een submoniteur. Dat het hier een kapittel- of koraalschool betrof, blijkt uit de bepaling dat de scholieren tevens de diensten in de kapittelkerk dienden op te luisteren. Op 27 september 1595 werd deze oude school bij de aankoop van een aangrenzende woning geboekstaafd als liggende achter de Sint-Hermeskerk. Enkele bewijsstukken betreffende de aanstelling en uitbetaling van lekenleraars respectievelijk door de proost en de cantor van het kapittel tonen aan dat de schoolmeester van de grande escolle in de tweede helft van de 17de en het begin van de 18de eeuw jaarlijks een wedde van 12 pond groten ontving beneffens een huysken ofte woonplaetse annex aende selve schoole. Uit de stedelijke resolutieboeken van 1690 valt dan weer het bestaan van cleyne latijnsche scholen af te leiden. Beide onderwijsvormen werden van stadswege gefinancierd, zo blijkt althans uit een rekwest van de paters oratorianen uit 1742, waarin wordt verwezen naar een subsidiëring die te voorent aen de heeren Moreau ende twee weirelycke priesters jaerelyckx gegeven wiert (zie infra). Stukken betreffende een rentestichting (1607) ten voordele van de Latijnse schoolmeester aangesteld door het kapittel, bevestigen het bestaan van de kapittelschool nog tot 1753
Opnieuw volgens Delghust zou er vanaf het begin van de 17de eeuw sprake zijn geweest van de oprichting van een Latijnse school. Een eerste poging werd ondernomen door de Gentse dominicanen. Met het idee zich te Ronse te vestigen en er een school te openen informeerden zij in 1625 bij het kapittel naar de biens et revenus affectés aux escolles de Renaix, die zouden kunnen worden aangewend om een geschikt onderkomen voor de paters te financieren. Na gesprekken met de Ronsese stadsmagistraat herhaalden zij in 1627 nogmaals hun wens om er de be-staande onderwijsvoorzieningen aan te vullen, rekening houdend met het feit quugne seulle escolle ne peut suffire a ugne telle commune, ou il y at huit ou neuf cents enfans, oultre ce celle qui y est nest soignée comme il seroit de besoing pour se trouver le maistre occupé en autres services et affaires; partant quil seroit bien necessaire dy ériger ugne seconde escole pour linstruction de la jeunesse, et pourroit aussi emprendre celle des dimanches et festes, et conduire les enfans en trouppe au catechisme. Uit deze laatste aanvraag blijkt alvast dat het de dominicanen niet enkel om het Latijns onderwijs te doen was. Het moet uiteindelijk bij goede intenties zijn gebleven
Op 23 september 1630 richtte de provinciaal van de minderbroeders op zijn beurt een rekwest tot het Sint-Hermeskapittel. Hierin vroeg hij de kanunniken een financiële bijdrage te leveren voor de huur van een geschikte woonst voor enkele ordegenoten. In samenwerking met de stadsmagistraat ondernam het kapittel hiertoe de nodige stappen, maar de onderneming kreeg uiteindelijk niet de nodige steun van graaf Jan van Nassau, heer van Ronse. In 1672 werd een nieuwe poging ondernomen, maar een definitieve vestiging werd toen verhinderd door de oorlogsomstandigheden. Nergens vermeldt Delghust evenwel dat bij de geplande vestiging van de minderbroeders de opening van een Latijnse school als voorwaarde werd gesteld
In 1712 werden de priesters van de congregatie van het oratorie van Jezus te Ronse toegelaten op expliciete voorwaarde dat zij er een college zouden openen. De school werd ingericht in een gebouw in de nabijheid van de oude Sint-Pieterskerk, ter beschikking gesteld door Jaspar Surmont, kanunnik van Sint-Hermes. Het is niet duidelijk welke de relatie was tussen de bestaande kapittelschool en deze nieuwe onderwijsinstelling. De precieze aanvangsdatum van de lessen hebben wij in de literatuur niet teruggevonden. Latere vermeldingen in de bronnen wijzen op de bouw en het onderhoud van een eigen collegegebouw (zie infra). Blijkens stukken uit 1731 was men tevens van plan beide aan het kapittel ondergeschikte Ronsese parochies (Sint-Pieter en Sint-Maarten) door incorporatie over te dragen aan de congregatie van de oratorianen. In hoeverre deze plannen effectief werden uitgevoerd, viel niet uit literatuur op te maken
Verdere gegevens betreffende de historiek en de werking van het college zijn zeer summier. Over de evolutie van het aantal klassen, het lerarenkorps en het gevolgde leerplan kunnen wij ons op basis van de beschikbare literatuur niet uitspreken. De cijfers die vanaf 1777 werden verzameld door de Koninklijke Commissie der Studiën wijzen op een bescheiden jaargemiddelde van ca. 31 scholieren op het einde van de 18de eeuw. Delghust heeft het over een 30- tot 40-tal studenten per jaar. Het onderwijs aan het Ronsese college was bovendien niet volledig kosteloos. Reeds vóór de verplichte invoering van de minervalia in 1777 is er sprake van de ontoereikende opbrengsten uit schoolgelden en tafelkosten (zie infra). Dit laatste bevestigt tevens de stelling van Delghust als zouden de oratorianen van Ronse net als hun Veurnse collegas over een pensionaat hebben beschikt
Met betrekking tot de financiering van het college beschikken wij dankzij Delghust over bijkomende informatie. Tijdens de eerste 30 jaar van haar bestaan werd de school blijkbaar volledig door de oratorianen zelf bekostigd sonder dat de selve stede daer over den minsten last heeft gedraegen. Pas op 4 juli 1742 richtte pater Joannes Petrus Van Werchter een rekwest tot de magistraat, met de vraag om voortaan de kosten van de prijsuitdelingen en de aankoop van schoolboeken op zich te nemen. Op 8 juli werd hier door het stadsbestuur een positief gevolg aan gegeven. Na de inval van de Franse legers waren de paters drie jaar later evenwel verplicht hun college voor onbepaalde tijd te sluiten. In 1749 besliste men de schoolpoorten opnieuw te openen, zij het andermaal met de nodige financiële problemen. Nog op 22 augustus 1753 somde pater Ludovicus Bosch, prefect van het college te Temse, in een brief aan de Ronsese magistraat de voordelen op van het onderwijs dat er door de oratorianen werd verstrekt. Hierin werd gesteld dat de opbrengsten uit het schoolgeld en de tafelkosten ontoereikend waren voor de uitbetaling van het personeel en het onderhoud van de collegegebouwen tot onsen eygen koste gebouwt. Aldus zag de congregatie zich kort voor het begin van het nieuwe schooljaar gedwongen de school een tweede maal te sluiten. Op 18 september werd in aanwezigheid van pater Bosch uiteindelijk de jaarlijkse subsidiëring van het Latijns onderwijs vastgelegd
De weigering van het stadsbestuur om deze jaarlijkse toelage nog verder uit te betalen, zou volgens Delghust de rechtstreekse aanleiding zijn geweest voor de definitieve sluiting van het college in september 1787. Na de opheffing van het oratorie van Jezus werd het schoolgebouw dat nog steeds eigendom was van de congregatie in 1796 door de Franse revolutionaire overheid geconfisceerd en als nationaal goed verkocht. Het fungeerde een tijdlang als fabriek tot het in 1808 werd opgekocht door de Ronsese onderpastoor Stefaan Modest Glorieux. Op 7 oktober 1851 opende het bisschoppelijk college Sint-Antonius te Ronse zijn deuren in de oude kloostergebouwen van de Zwartzusters. In 1855 werd het college samengevoegd met het Instituut van de Broeders van de Goede Werken van priester Glorieux. In 1991 ontstond uit de fusie van het Sint-Antoniuscollege en het Sancta Maria-Instituut het Mariacollege, dat op zijn beurt in 2001 werd samengevoegd met het Technisch Instituut Depoorter tot het huidige KSO Glorieux.
Een samenhangend archiefbestand van de Latijnse school van de Ronsese oratorianen bestaat niet. Archiefmateriaal dat door andere archiefvormers over de Ronsese oratorianen en hun college werd verzameld, zit verspreid over de volgende bestanden:
RA Ronse, Stad en baronie Ronse (ancien régime), nrs. 981 en 982 (toegang: H. VAN ISTERDAEL. Stad en baronie Ronse (Ancien Régime). Brussel, 1989) bevat een hedendaags afschrift uit de stedelijke resolutieboeken (6 maart 1690) betreffende de inkomsten van de cleyne latijnsche scholen en aantekeningen (1785-1787) met betrekking tot het schoolgeld betaald door verscheidene scholieren alsmede de aankoop van voedsel voor het college.
RA Ronse, Kapittelkerk en parochiekerken van Ronse, nrs. SH 34, SH 817-820, SH reg. 285, SH reg. 325 en SM 129 (toegang: G. GADEYNE. Inventarissen van archieven van kerkfabrieken (Oud Regiem). Deel II: Kapittelkerk en parochiekerken van Ronse. Brussel, 1979) bevat stukken in verband met de voorgenomen vereniging van de Ronsese Sint-Pieters- en Sint-Maartensparochie met de congregatie van de oratorianen (1731), stukken in verband met een proces over de uitbetaling van een rente gesticht door Willem Sigebert van Berchem ten voordele van de Latijnse schoolmeester van de kapittelschool (1609-1753), de erkenning door keizer Karel V van het onderwijsmonopolie van het Sint-Hermeskapittel (1552), de aankoop van een woning nabij de oude school (1595) en een misstichting in het oratorianencollege te Ronse (1746) samen met de overdracht van deze stichting naar de Sint-Maartenskerk (1771)
RA Gent, Sint-Baafs en bisdom Gent. Vreemde Archieven. Aartsbisdom Mechelen, nr. M236 (toegang: M. GYSSELING. Sint-Baafs bisdom Gent. Vreemde Archieven (niet gepubliceerde inventaris Rijksarchief Gent)) bevat de aanvragen van de Gentse dominicanen om zich te Ronse te mogen vestigen en er een school te openen (1625-1627) en een dossier inzake een conflict over de uitbetaling van Antoine Van Moorleghem als leraar van de kapittelschool van Sint-Hermes (1663-1718).
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A-B (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]).
Voor de Franse periode kan tenslotte worden verwezen naar RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, nrs. 3735/1 (007), 3192/2 (016) en 4187/10 (194) (toegang: M. NUYTTENS en K. VANDERMEERSCH. Inventaris van het archiefbestand genaamd Fonds Scheldedepartement. Deelinventaris J. Onderwijs, wetenschappen, kunst en cultuur, pers. Gent, 1999). Men vindt er een retrospectieve staat van de toestand van het humanioraonderwijs te Ronse (jaar X) en enkele stukken betreffende de verwerving door het Ronsese gemeentebestuur van de gebouwen en de tuinen van het voormalig oratorianencollege en de oprichting van een école secondaire (1807) (zie nr. 18).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Voor eerdere pogingen om te Ronse een Latijnse school op te richten, zie onder andere RA Gent, Sint-Baafs en bisdom Gent. Vreemde Archieven. Aartsbisdom Mechelen, nr. M236.
7.Scholierenlijsten
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B bevat voor de jaren 1780 tot en met 1786 namenlijsten van scholieren per klas opgesteld door de prefect en/of regent van het college. De lijsten vermelden doorgaans voor elke student de voornaam, familienaam en herkomst. Vreemd genoeg werden voor het jaar 1783 kort na elkaar twee lijsten (oktober en november) met een verschillend scholierenaantal (40 en 38) opgezonden. Vermoedelijk betreft het hier een correctie vanwege het collegebestuur. Vanaf november 1783 wordt een onderscheid gemaakt tussen de internen (pensionnaires of interni) en de overige scholieren (écoliers of externi). De lijst van 1786 maakt melding van 10 internen, 11 externen en 9 commensales.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
De Ceneton-lijst (Census Nederlands Toneel: http:// www.let.leidenuniv.nl/dutch/Ceneton/#cntzoek) vermeldt een zestal toneelprogrammas: nrs. B.5931 (1774), B.5932 (1776), B.5933 (1748), B.5934 (1748), B.5935 (1775), B5936 (1772). Naar exemplaren van deze programmas wordt niet verwezen. Het Stedelijk Museum Sint-Hermescrypte te Ronse bewaart 56 18de-eeuwse toneelprogrammas (zonder plaatsingsnummer) van het Ronsese oratorianencollege. Met dank aan Goran Proot.
17.Attesten/diplomas en briefwisseling van scholieren
RA Ronse, Familie- en persoonsarchieven, nr. C 6: schoolrekeningen van de kinderen Colbrandt, scholieren aan de colleges te Ronse en te Geraardsbergen (1743-1758).
18.Inspectieverslagen
Gegevens met betrekking tot het onderzoek van de Koninklijke Commissie der Studiën naar de kwaliteit van het onderwijs in de verschillende Zuid-Nederlandse colleges (1780-1783) zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 27 en 28. Ook het het college van de oratorianen te Ronse werd doorgelicht, onder meer aan de hand van de eerste trimestriële rapporten van de principaal, programmas van publieke oefeningen, themata, schoolschriftjes, compositiones enz. Het Ronsese college wordt nog vermeld in het klad van het antwoord van het departementsbestuur op de circulaire van 25 ventôse IX betreffende de toestand van het onderwijs in het Scheldedepartement (15 priarial IX) (RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, nr. 3735/1 (007)). In de retrospectieve staat van de toestand van het humanioraonderwijs te Ronse (3 frimaire X), in RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, nr. 3192/2 (016), wordt het oratorianencollege niet vermeld.
Bovenstaande historische notitie is voornamelijk gebaseerd op het werk van J. MORES. Jubileumuitgave oudleerlingenbond Sint-Antoniuscollege-Mariacollege Ronse. Ronse, 1999 en een reeks kleinere bijdragen met betrekking tot de geschiedenis van het Ronsese Sint-Antoniuscollege zoals: 'Uit schoolarchieven (van het Sint-Antoniuscollege te Ronse)'. Echo: orgaan van de oud-leerlingenbond van het Sint-Antoniuscollege Ronse, 34 (1968) p. 48-53; 35 (1969) p. 9-14; 36 (1969) p. 16-18; 37 (1969) p. 16-18; 38 (1970) p. 18-19; 39 (1970) p. 12-13 en 42 (1971) p. 15-16; 'Het college en zijn prehistorie'. Echo: orgaan van de oud-leerlingenbond van het Sint-Antoniuscollege Ronse, 36 (1969) p. 11-15; O. DELGHUST. 'Het college en zijn geschiedenis'. Echo: orgaan van de oud-leerlingenbond van het Sint-Antoniuscollege Ronse, 32 (1968) p. 33-43; O. DELGHUST. 'Le collège des Oratoriens à Renaix'. Mélanges dhistoire locale. Notices et documents, 7. Ronse, s.d, p. 21-26 ; 'De praehistorie van ons college. Was Eerwaarde Vader Glorieux de voorloper van het klassiek onderwijs te Ronse?'. Echo: orgaan van de oud-leerlingenbond van het Sint-Antoniuscollege Ronse, 8 (1954) p. 2-18; 'Le collège St.-Antoine de Padoue à Renaix'. Echo: orgaan van de oud-leerlingenbond van het Sint-Antoniuscollege Ronse, 1 (1951) 2, p. 4-9; 'Lenseignement moyen dautrefois à Renaix'. Sphinx: orgaan van de Oud-leerlingenbond en leerlingen der RMS en Koninklijk atheneum te Ronse, 6 (1950) 1, p. 17-20 en O. DELGHUST. 'Causerie faite par M. le Dr. Delghust le 29 juillet 1902, à loccasion du cinquantième anniversaire du Collège St. Antoine de Padoue'. Mélanges dhistoire locale. Notices et documents. Dl. 2. Ronse, s.d, p. 23-31
Aanvullende gegevens betreffende de historiek van het onderwijs te Ronse en de rol van het Sint-Hermeskapittel zijn onder meer te vinden in: J. VANDAMME. Sint-Hermes: van Rome tot Ronse. Gent, 2000; G. GADEYNE. 'Aspecten van de instellingsgeschiedenis van de Ronsese kerken'. Geschied- en oudheidkundige kring van Ronse en het Tenement van Inde. Annalen, 26 (1977) p. 43-63; A. CAMBIER. 'Overzicht van de kerkelijke instellingen te Ronse tijdens het ancien régime'. Geschied- en oudheidkundige kring van Ronse en het Tenement van Inde. Annalen, 11 (1962) p. 47-52; A. CAMBIER. Het Sint-Pieters- en Hermesstift te Ronse: historische en archeologische studie, voorstudie op de bronnen. 2 dln. Ronse, 1960; O. DELGHUST. Renaix à travers les âges. 2 dln. Ronse, 1936-1948; O. DELGHUST. Mélanges dhistoire locale. 7 dln. Ronse, s.d.; J. RUTTIENS en E. SERRURE. Léglise collégiale de Saint-Hermès à Renaix: étude historique et archéologique. Brussel, 1878 en G. BATAILLE. Recherches historiques sur la ville de Renaix. Gent, 1856
Voor secundaire bibliografische gegevens verwijzen wij naar J. VERSCHAEREN. Repertorium van kloosters en abdijen in Oost-Vlaanderen (Bibliografische inleiding tot de Belgische kloostergeschiedenis vóór 1796, dl. 22). Brussel, 1999. Betreffende de algemene geschiedenis van de Franse oratorianen, zie ook: P. DE SWERT. Chronicon Congregationis Oratorii Domini Jesu per provinciam Archi-episcopatus Mechliniensis diffusae, 1626-1729. Rijsel, 1740 (in 1996 door het Rijksarchief heruitgegeven in de reeks Reprints nr. 18) en C. VAN MERRIS. 'Histoire de loratoire en Belgique sous lépiscopat de Jacques Boonen'. Annuaire de luniversité catholique de Louvain, 76 (1912) p. 411-413 en 77 (1913) p. 402-407.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117889_DUT