---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Rechtbanken en leenhoven met een regionaal karakter
Bron : Archievenoverzicht RA Gent
Periode : 1541-1795
De rechtbank van de Indaginge werd in het leven geroepen door keizer Karel V in zijn ordonnantie van 14 februari 1541 (n.s.) als een vorm van tegemoetkoming aan de Gentse wensen. Een tiental maanden eerder, bij de betekening van de Carolijnse Concessie, hadden de Gentenaars immers al hun privileges verloren: een zware tol voor hun opstandigheid ten opzichte van het keizerlijke gezag. Eén van die strafmaatregelen was de intrekking van het recht van de schepenbank van de Keure om mensen van buiten de stad te dagvaarden in burgerlijke zaken waarbij Gentenaars betrokken waren. Dit recht van indaginghe over de ommesaete (een uitgestrekt gebied, min of meer de huidige provincie Oost-Vlaanderen en het Kortrijkse) hield de facto een ongeziene machtspositie in voor Gentse zakenlieden, grootgrondbezitters en corporaties. Velen hadden immers zakelijke belangen in het omliggende platteland én hadden bovendien connecties met de schepenen van de Keure. Op 30 april 1540 kwam er dus een eind aan die bevoorrechte positie. Voortaan, bij geval van conflict, moesten Gentenaars uitzoeken onder welke rechtbank de tegenpartij ressorteerde en of die rechtbank überhaupt bevoegd was. Gezien het hoge aantal lokale instellingen was dit geen eenvoudige opgave. Het ontbrak de meeste plattelandsrechtbanken daarenboven aan expertise en snelheid. Vanuit de drukke Gentse handelswereld weerklonk dan ook snel de vraag om het recht van indaginghe te herstellen. De oprichting van de éénpersoonsrechtbank Lieutenant-civil van de Indaghinghe van Ghendt was duidelijk een compromis van Karel V. Met vestigingsplaats te Gent, in dezelfde gebouwen als de Raad van Vlaanderen (achtereenvolgens het Gravensteen en het voormalige Jezuïetencollege) hadden de stedelingen opnieuw een aanspreekpunt, maar de luitenant-civil was tegelijk wel een centraal ambtenaar die door de vorst werd benoemd en rechtstreeks van hem afhing. Het ressort van de instelling bestond uit niet minder dan 68 lokaliteiten (min of meer te situeren binnen de grenzen van de Oudburg, dus wel heel wat kleiner dan de oorspronkelijke ommesaete), een gebied dat in 1544 en 1562 na veelvuldige vraag van de Gentenaars slechts enkele kleine uitbreidingen kende. In 1545 werd bovendien een gelijkaardige rechtbank in het leven geroepen te Dendermonde. Hoewel er nog andere beloofd waren, zou het bij deze twee instellingen blijven. De Indaginge nam de bevoegdheid van de schepenen van de Keure op het vlak van verbintenissen tussen Gentse poorters en het omliggende platteland over. Voorwaarde was wel dat afspraken op een echt contract gebaseerd moesten zijn en niet zomaar op een vage overeenkomst. Concreet gaat het om een wijde variëteit van achterstallige pachten, onbetaalde koopsommen, hypotheken, renten, inbeslagnemingen, verkopen bij decreet, wisselbrieven, successies, schattingen en dergelijke meer. Gaandeweg ging de stad deze instelling niet als een strafmaatregel, maar als een voorrecht beschouwen. Getuige daarvan is de sterke ontwikkeling van het luik willige rechtspraak: tal van economische overeenkomsten werden door de Indaginge bekrachtigd. De gebruikte procedure was erop gericht om alles zo snel mogelijk af te handelen. Ook de personeelsbezetting wijst hierop: de instelling bestond in de 18de eeuw immers uit de luitenant-civil, een griffier, minstens één klerk en twee à vier deurwaarders. Naast dit kernpersoneel waren eveneens een zeventiental procureurs actief. Messagiers werden gedeeld met de Raad van Vlaanderen. Op minstens twee momenten van oorlog en/of machtswisselingen is de rechtbank gedurende een korte periode quasi non-actief geweest. Het gaat allereerst om de jaren van de Calvinistische Republiek te Gent (1577-1584), waarin de luitenant-civil vermoedelijk samen met de Raad van Vlaanderen is uitgeweken. Ruim een eeuw later, tijdens de Franse bezetting in het kader van de Spaanse Successieoorlog (5 juli 1708 - 1 januari 1709) werden de bevoegdheden van de Gentse instelling in theorie tijdelijk overgedragen naar de Dendermondse collegas. Uit de rollen blijkt echter dat de rechtbank zittingen bleef houden, zij het wel veel minder frequent. Een precieze datum van definitieve afschaffing is voor de Indaginge niet bekend. Vermoedelijk werd de instelling in 1795 samen met de Raad van Vlaanderen opgeheven, maar uit het archief blijkt duidelijk dat lopende zaken nog werden afgewerkt.
Archief van de Indaginge van Gent (Luitenant-Civil). Aan het einde van het Ancien Régime onderging het archief van de Indaginge, een bestand dat tijdens de werking van de instelling met de nodige zorg werd behandeld, dezelfde lotgevallen als het archief van de Raad van Vlaanderen. Niet verwonderlijk, gezien hun eeuwenlange gezamenlijke behuizing, is het feit dat de twee bestanden vermengd raakten. De verhuis van beide instellingen van het Gravensteen naar het voormalige Jezuïetencollege in 1778 is daar vermoedelijk ten dele oorzaak van. Begin 19de eeuw bleven de stukken vervolgens liggen in hun laatste locatie, waar ze in 1832 onder toezicht van het Rijksarchief werden geplaatst. In 1870 werd het archief door de Griffie van de Rechtbank van 1e Aanleg te Gent aan het Rijksarchief overgedragen en in 1875 overgebracht naar het Geraard de Duivelsteen. Diverse archivarissen scheidden de archiefstukken van de Indaginge geleidelijk af van de Raad van Vlaanderen, een proces dat definitief werd bij de inventarisatie van de Raad door Jan Buntinx. Het bestand Indaginge werd in portefeuilles verpakt en kreeg een langdurig onderkomen in de torenkamer van het depot. Bij recente archiefbewerking werden de reeksen van het kernarchief hersteld, de procesdossiers chronologisch geordend en een laatste groep vermengde bescheiden, zowel Raad van Vlaanderen als vreemd archief, werd afgezonderd.
Stadsarchief Gent, Oud Archief, reeksen 5bis en 5ter: 16de-18de eeuw (DECAVELE J. en VANNIEUWENHUYSE J., Archiefgids. I. O.A. (Sa. Gent), nr. 13): handboeken van o.m. procureurs (17de-18de eeuw), extrahierboeken (1695-1769), enkwestboek (1750-1770), verweerdersboek (1752-1764) en varia (1543-1775). - Stadsarchief Gent, Oud Archief, reeks 104: 1542-1794 (DECAVELE J. en VANNIEUWENHUYSE J., Archiefgids. I. O.A. (Sa. Gent), nr. 80): verzameling representaties en supplicaties aan de vorst, met o.m. rekwesten en smeekschriften van de luitenant-civil in minuutvorm.
BUNTINX J., De luitenant-civil van de Indaginghe van Gent, in L. PEE, L. STOCKMAN en P. VANDERMEERSCH (reds.), Liber Amicorum Achilles De Vos, Evergem, 1989, p. 61-66. - DECAVELE J., Bestuursinstellingen van de stad Gent (eind 11de eeuw-1795), in B. AUGUSTYN en W. PREVENIER (reds.), De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795 (ARA, Studia LXXII), Brussel, 1997, p. 277-322. - KNOBBAERT J.A., Ius civile Gandensium, hoc est usus moresque eorum in populo nati, a principe confirmati et observationibus illustrati, Antwerpen, 1677, p. 790-791. - LENDERS P., De Luitenant-Civil van de Indaginghe te Gent en te Dendermonde. Vorstelijke rechtbanken voor de verbintenissen in Vlaanderen (16de-18de eeuw), in Handelingen van de maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe Reeks, XLV, 1991, p. 155-176.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_108069_DUT