---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Landbouw
Bron : Bedrijfsarchieven
Periode : 1901-
(Cf. infra p. 71: Bronnen en Bibliografie: Deze notitie is integraal gebaseerd op de twee werken over de geschiedenis van de groep Aveve.)
In het laatste kwart van de 19de eeuw, nog voor de oprichting van de Belgische Boerenbond, werden de eerste lokale samenaankoopcoöperaties opgericht, o.m. door pastoor Mellaerts in de Kempense parochie Heist-Goor. Dit kwam er op neer dat meerdere landbouwers zich verenigden en samen bestellingen plaatsten bij een handelaar waardoor zij een voor hun voordeliger prijs konden bedingen. In de beginperiode van de Boerenbond, na de oprichting door Mellaerts, Helleputte en Schollaert op 20 juli 1890, was de aanschaf van de grondstoffen in handen van de plaatselijke samenaankoopafdelingen, de zogenaamde verbruiksgenootschappen. Algauw kwam de vraag naar een centraal geleide aankoopdienst. Dit leidde in augustus 1891 tot de oprichting door de Boerenbondleiding van de Verbruikers-commissie. In oktober 1894 wijzigde de naam van de plaatselijke verbruikgenootschappen in aankoopafdelingen. Alhoewel dat in het begin niet het geval was, trok de Verbruikerscommissie al vlug meer verantwoordelijkheid naar zich toe. De commissie ging zelf op zoek naar betrouwbare handelaars, legde de contracten vast, regelde de levering ter plaatse en nam ook de betaling op zich. De Boerenbond en de Verbruikerscommissie hadden geen juridische structuur. Bij geschillen waren de personeelsleden persoonlijk verantwoordelijk. Om een einde te maken aan deze situatie werd op 19 januari 1901 de Verbruikerscommissie opgevormd tot de NV Aan- en Verkoopvennootschap van de Belgische Boerenbond. Vanaf nu werd resoluut gekozen voor de weg van de productie en de commercialisatie
Inmiddels stond AVV zelf in voor de productie van veevoeders. Centraal in de lokale aankoopafdeling stond de zaakvoerder. Het bestuur van de lokale boerengilde, die samen met de aankoopafdeling de facto éénzelfde vereniging was, stelde de zaakvoerder aan. Zijn taak bestond vooral uit het optekenen en bijhouden van de bestellingen. De leden waren echter niet verplicht via AVV af te nemen maar in de praktijk evolueerde men al gauw tot een volledige afname bij AVV. Om de band tussen de plaatselijke aankoopafdelingen en de boerengilden nauwer aan te halen werd in 1911 de Dienst van Toezicht opgericht. Door de oorlogsjaren stond de werking van AVV en de aankoopafdelingen op een heel laag peil omdat de aanvoer van grondstoffen bijna volledig stokte.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam er een groeiende economische bedrijvigheid op gang die zich o.m. uitte in de oprichting van een nieuwe veevoederfabriek te Merksem. AVV ging zich ook meer toeleggen op het aanleggen van voorraden. Als gevolg hiervan werden er gewestelijke en plaatselijke magazijnen opgericht. Na het overlijden van Boerenbondvoorzitter Joris Helleputte in 1925 kwam er een nieuwe groep bewindslui aan het hoofd van AVV te staan. Het is vanaf dat jaar dat de commerciële activiteiten van AVV enorm werden uitgebreid. AVV engageerde zich o.m. in de overnames van groente- en fruitveilingen. De werking van aankoopafdelingen nam na 1925 meer en meer aan belang toe. Hierbij groeide ook de verantwoordelijkheid van de zaakvoerder. Deze was vaak tegelijkertijd kassier van de Raiffeisenkas, agent van de verzekeringen en secretaris van de Boerengilde. In maart 1935 werd de Middenkredietkas opgeheven en tegelijk de Centrale Kas voor Landbouwkrediet opgericht .( Cf. supra p. 45 en infra p. 100. De leden van AVV erkenden nog altijd de waarde van de organisatie en maakten een duidelijk onderscheid tussen de ondergang van de Middenkredietkas en de economische voordelen. De meeste leden bleven het nut inzien van de samenaankoop.
De Tweede Wereldoorlog leverde opnieuw de nodige problemen. Onder druk van de in 1940 opgerichte Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie, die de inlandse verdeling en voedselproductie op zich nam, werd er gestreefd naar een scheiding van groot- en kleinhandel. Als gevolg hiervan werd in augustus 1941 de CV Magazijnen van de Belgische Boerenbond (MBB) opgericht. AVV als producent en dus groothandelaar leverde aan de MBB die als kleinhandelaar de aankoopafdelingen verder voorzag van grondstoffen. Deze regeling werd getroffen om niet te moeten overgaan tot een wettelijke erkenning van alle zaakvoerders en magazijnen als kleinhandelaar. Het grootste probleem waar de boeren mee hadden te kampen was de bevoorrading. Het zou tot 1948 duren vooraleer de wetten van de vrije markt opnieuw golden en de werking van AVV eindelijk een meer definitief élan kreeg. In de jaren vijftig wijzigde de rol van boer en landbouw in de snel evoluerende maatschappij en kwam hij steeds meer in een isolement terecht. Er kwam ook een groeiende concurrentie van zelfstandige veevoederproducenten en -handelaars die vaak tegen zeer concurrentiële prijzen konden leveren. AVV had een belangrijk concurrentienadeel omdat het jaarlijks verplicht was een deel van de winst te storten in een amortisatiefonds dat de terugbetaling van de spaargelden van de geliquideerde Middenkredietkas regelde. Om het bestaan van de aankoopafdelingen te garanderen diende vooral de rol van de zaakvoerder te worden herbekeken. Immers, het waren de aankoopafdelingen die de schakel vormden tussen AVV als producent enerzijds en de landbouwers anderzijds. In dit kader werd een sanering doorgevoerd en werden ca. 250 zaakvoerders ontslagen en vervangen door andere. De inspanningen loonden achteraf de moeite.
In de loop van de jaren zestig was er een sterke afname van de agrarische beroepsbevolking. Zij vertegenwoordigde in 1961 nog 7% van de totale beroepsbevolking. Als antwoord hierop ging men zich in de jaren zeventig intensiever inlaten met een overname- en participatiepolitiek, ook buiten de Boerenbondgroep. In 1971 kwam de Technische Dienst van de Boerenbond in handen van AVV .( Cf. infra pp. 193-194. Er werden ook internationale projecten opgestart, o.m. Silac in Kameroen medio jaren 80. Dit leidde ertoe dat anno 2000 de groep Aveve uitgroeide tot ca. 60 werkmaatschappijen, daar waar het er in 1995 nog maar 35 waren.
De rol van de zaakvoerder werd steeds belangrijker. Daarom werden in 1963 de statuten van de zaakvoerder aangepast. Hij was niet langer meer de burgelijke mandataris van de leden maar een zelfstandig handelaar in Boerenbondverband. Toch bleef AVV er vooral voor de kleine boeren, die het meeste belang hadden bij de samenaankoop. Grote klanten konden minder gemakkelijk worden aangetrokken. In de periode 1965-68 volgde er een generatiewissel en kwamen er nieuwe mensen aan de top: Emmanuel Wiets, René Laermans, Evarist Maeseele en Valeer Van Rompuy. Het was onder hen dat het accent naar een meer verkoopsgerichte houding evolueerde.
Door de gewijzigde evolutie in de landbouw werd het aantal aankoopafdelingen drastisch ingeperkt. Van meer dan 1.000 in 1975 tot 367 in de loop van 1976. Op die manier kon er gerichter en dus commerciëler te werk worden gegaan.
In het begin van de jaren tachtig streefde AVV steeds meer naar een eigen profiel waardoor de economische werking van de vennootschap in een losser verband zou komen te staan van de syndicale Boerenbond. Dat resulteerde in 1984 in de lancering van een nieuwe naam: AVEVE waarbij Aveve voortaan als commercieel bedrijf uit de schaduw van de moederorganisatie trad . ( BS, 1984-06-02, nr. 1892-23: De volgende benamingen zijn ook geldig: Aan- en Verkoopvennootschap van de Belgische Boerenbond, Centrale agricole belge dApprovisionnement et de Commercialisation, Landwirtschaftliche Bezugs- und Abzatzzentrale des Belgische Bauernbundes, Central Agricultural Supply and Marketing Company of the Belgian Farmers Organization.
Een laatste belangrijke wijziging volgde in 1990. De zaakvoerder werd niet meer aangesteld door de leden van de aankoopafdelingen maar door Aveve zelf. In 1992 werd beslist de verhouding tussen zaakvoerder en vennootschap te regelen binnen het kader van een franchise-overeenkomst. Zo mocht hij onder bepaalde voorwaarden aan detailverkoop doen. Er was bij Aveve reeds voordien een onderscheid doorgevoerd tussen agrarische en liefhebbersgerichte zaakvoering.
Activiteit: Groep bestaande uit 60 werkmaatschappijen met activiteiten in land- en tuinbouwsector, voeding, architectuur en engineering.
Het aantal strekkende meter bedraagt 38 meter en bestrijkt de periode 1920 tot 1975. Het omvat vooral briefwisseling tussen plaatselijke afdelingen en centraal bestuur evenals inspectieverslagen vanwege de centrale diensten.
Bijlagen Belgisch Staatsblad, 1901-02-4/5, nr. 489/1984-06-02, nr. 1892-23 VAN MOLLE (L.), Ieder voor allen: de Belgische Boerenbond 1890-1990, 2e druk, Leuven, Universitaire Pers Leuven en Belgische Boerenbond, 1990, 391 p. WOESTENBORGHS (B.), Van aankoopafdeling tot klantenkring. Geschiedenis van de coöperatieve klantenstructuur in Aveve, Leuven, Aveve, 1994, 96 p. Van A.V.V. tot Groep AVEVE. Geschiedenis van de bedrijfseconomische activiteiten van AVEVE, Leuven, Aveve, 2000, 181 p.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_118014_DUT