---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1612-1743
Datering: ca. 1236 (vestiging van de augustijnen); 1612 (opening van het college); 1680-1688 (bouw van een nieuwe college); 1743 (beslissing om college niet meer te heropenen).
Studentenaantallen: 398 (1625); 154 (1685). Bron: N. TEEUWEN. 'Het college der augustijnen te Leuven'. Augustiniana. Tijdschrift voor de studie van Sint-Augustinus en de Augustijnerorde, 1 (1951) p. 48-74.
Historische notitie
De augustijnen vestigden zich omstreeks 1236 te Leuven, waar de stadsmagistraat hun een kapel in de buurt van de Vismarkt ter beschikking stelde. In 1265 verleende Clemens IV de toelating voor de bouw van een klooster en bijhorende kerk. Dit complex bevond zich op gronden aan de Vaartstraat, de Augustijnenstraat en de Vissersstraat. Zeker vanaf de 15de eeuw huisvestte het klooster een Schola augustiniana, die het onderricht van de ordeleden verzorgde. Het onderwijs was vooral op theologie en humaniora gericht. Dit noviciaat werd in 1623 naar de kloosters van Mechelen en Edingen overgebracht
Ondertussen had de orde reeds plannen om te Leuven een Latijnse school op te richten. Met de goedkeuring door provinciaal P. Thomas Gratianus kregen deze plannen een definitieve vorm. De nog op te richten instelling zou het middelbaar onderwijs te Leuven, dat in twee tanende colleges verstrekt werd, een duw in de rug moeten geven. Gezien de goede relatie met de universiteit en om eventuele geschillen te vermijden, sloot provinciaal Gratianus op 23 februari 1612 met rector Joannes Peelmans een akkoord. Hoewel de praktische leiding van het college bij de augustijnen bleef, stond de school onder het gezag van de rector en de artes-faculteit. Deze laatste trad echter alleen na klachten op. Op 12 maart 1612 opende het college zijn deuren
De lessen vonden plaats in zes of zeven huizen in de Vaartstraat, die tot klaslokalen waren omgevormd. Pas vanaf 1680, op het ogenblik dat de school reeds over haar hoogtepunt heen was, vatte men de bouw aan van een nieuw college op een plein achter de kloosterkerk. Het gebouw kon omwille van financiële problemen pas in 1688 worden voltooid. Onder andere het overlijden in 1681 van professor Christianus Lupus, promotor en belangrijk financier van het project, lag aan de basis van deze problemen
Het college kende oorspronkelijk vijf klassen, waarbij het volledige curriculum werd doorlopen. De laagste graad werd vrij snel opgedeeld in figura maior en figura minor. Bij een tekort aan scholieren, zoals bijvoorbeeld in 1685, voegde men beide klassen samen. Aan de school waren, inclusief de rector, zeven leraars verbonden, die elk schooljaar samen met de scholieren van klas verhoogden. Enkel in de hoogste klassen bleef een vaste leraar op post. Aan de school was tevens een internaat verbonden. In 1622 werd het kostgeld voor de internen op 72 gulden vastgelegd. De externen betaalden vier gulden. Het armenonderwijs was gratis
In 1622 namen de augustijnen op vraag van scholaster Raphaël Gemma ook de lagere school van Sint-Pieter onder hun hoede. Tegen de in 1612 gemaakte afspraken, integreerden de paters in 1631 het lager onderwijs in de laagste klas van het college. Onder druk van het Sint-Pieterskapittel stapten de augustijnen tijdelijk van het project af. Herhaalde pogingen om zich opnieuw met lager onderwijs in te laten, leidden tot een langdurig conflict dat pas in 1676 na een akkoord met scholaster G. Albarado i Bracamonti werd opgelost. Voortaan kregen de augustijnen onder bepaalde voorwaarden het recht om lager onderwijs te verstrekken
Het college kende zijn hoogtepunt in de eerste helft van de 17de eeuw. Jaarlijks volgden 300 tot 400 scholieren er lessen. Na de oprichting van het H.-Drievuldigheidscollege in 1657 nam het aantal studenten geleidelijk af. Tijdens het laatste kwart van de 17de eeuw schommelde het tussen 100 en 200. In de 18de eeuw zakte het aantal nog verder
De groeiende concurrentie tussen beide colleges leidde tot een ware schoolstrijd. Een financiële en organisatorische hervorming door prefect Francicus Clou (1712-1733) zorgde voor een korte heropleving. In 1741 werden de gebouwen voor de inkwartiering van troepen opgeëist. Na het vrijgeven in 1743 beslisten de augustijnen, gezien de eerdere problemen, om het college definitief op te geven. De gebouwen werden gedegradeerd tot opslagplaats voor graan. .
Het archief van het Leuvense augustijnenconvent, dat in het universiteitsarchief van de KU Leuven bewaard werd, ging in de brand van de universiteitsbibliotheek in 1940 grotendeels verloren. In het bestand Leuven van het ABA worden nog stukken van/over het convent bewaard (toegang: er is een voorlopige inventaris ter plaatse beschikbaar). Er kan nog verwezen worden naar: A. KEELHOFF. Inventaris der archieven van verscheidene kloosters thans bewaard in het klooster der EE. PP. Eremijten-Augustijnen, vernieuwd in het jaar 1884 en bijgewerkt door A. VAN DEN BORN en N. TEEUWEN, dactylografische inventaris, ter plaatse raadpleegbaar, p. 7-14. Voor het convent van Leuven bestaat er van de hand van pater Felix de Ceukeleer nog een aangepaste plaatsingslijst (1982); ter plaatse raadpleegbaar. Zie ook: M. SCHRAMA. 'The archives of the 'Provincia Belgica''. Analecta Augustiniana, 39 (1976) p. 362-363. Dit bestand is opgedeeld in zeven rubrieken: 1. Handschriften betreffende de geschiedenis van het klooster; 2. Financiën en goederenbeheer; 3. Personalia; 4. Kerk; 5. Relaties met de overheid; 6. De vier bedelorden; 7. Conventualia. Vooral de nrs. 1, 5 en 7 zijn belangrijk voor dit onderzoek.
Het stadsarchief bevat belangrijk materiaal, maar vooral voor de kloostergeschiedenis: SA Leuven, Archief van de stad Leuven; toegang: J. CUVELIER. Inventaire des Archives de la ville de Louvain, 4 dln. Leuven, 1929-1938. Dl. 1, nrs. 1214 en 2630; dl. 2, nrs. 4195-4201. Andere, meer indirecte bronnen zoals rekeningen, magistraatsbesluiten en dergelijke kunnen aanvullende informatie opleveren.
In RA Leuven, Kerkelijk archief Brabant (toegang: A. DHOOP. Inventaire général des Archives ecclésiastiques du Brabant. Dl. 4. Brussel, 1929, p. 275) bevinden zich nog een aantal stukken van/over de augustijnen. Het gaat vooral om economische materiaal (nrs. 14.907-14.915).
Het archief van de Oude Universiteit Leuven (RA Leuven, Archief van de universiteit van Leuven (1426-1797) (toegang: H. DE VOCHT. Inventaire des archives de luniversité de Louvain 1426-1797. Leuven, 1927) bevat twee stukken over het augustijnencollege (nrs. 1992-1993). Andere bestanddelen kunnen onrechtstreeks informatie opleven.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
De overeenkomst die de augustijnen en de universiteit in 1612 sloten, werd door N. DE TOMBEUR in zijn Annales Conventus Lovaniensis, Tomus Secundus opgetekend (ABA, Leuven, nr. 1.2) Deze tekst werd gepubliceerd door N. TEEUWEN. 'Het college der augustijnen te Leuven'. Augustiniana, 1 (1951) p. 68-70. Zie ook: M. OOSTERBOSCH, E. PERSOONS en J. STAES. Kaartboek van de Leuvense Augustijnen-Eremieten 1777. Brussel, 2002, p. 28. Een versie van het akkoord van 23 februari 1612 bevindt zich ook in het RA Leuven, Oude Universiteit Leuven, nr. 1992. Dit stuk ontbreekt echter sinds 1951.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Op het ABA bevindt zich een vierdelig, 1450 paginas tellend handschrift, met betrekking tot de geschiedenis van het klooster. De door N. De Tombeur samengestelde volumes werden thematisch in 67 hoofdstukken ingedeeld. De auteur had de gewoonte om andere archivalia in zijn werk te kleven. Hierdoor zijn nog een aantal stukken bewaard gebleven. Voor een gedetailleerde beschrijving van de kroniek, zie het artikel Leuven van D. LEYDER in zijn Monasticon Augustinianum, p. 359-361 (ABA, Leuven, nrs. 1.1 tot 1.4). Een oudere versie (1715) van de Annales bevindt zich in een resolutieboek van het klooster (1631-1662) (ABA, Leuven, nr. 7.6, p. 220 e.v.). Deze tekst draagt de titel Chronicon Conventus Lovaniensis.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
In het Stedelijk Museum Vander Kelen-Mertens bevinden zich nog een aantal potloodtekeningen en lithografieën van het augustijnencomplex. De lithografie van A. Joos (1826-1896) geeft een beeld van de gebouwen vóór 1666. Welk document hij als bron gebruikte, is niet duidelijk (nrs. LP 262 en LP 263). Een 19de-eeuwse potloodtekening van meester H. Otto beeldt het augustijnencomplex af vanuit de Vaartstraat (nr. LP 260). Een lithografie van dezelfde meester biedt een zicht op de voorgevel van het college (nr. LP 260). In het ARA, Kaarten en plannen, suppl. nr. 328. bevindt zich een plattegrond van het convent.
7.Scholierenlijsten
In het akkoord van 1612 werd vastgelegd dat zowel de leraars als de studenten van het college zich in de universiteit dienden te immatriculeren. Zie A. SCHILLINGS e.a. Matricule de lUniversité de Louvain, 10 dln. (Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, Publicaties in-4°). Brussel, 1903-1980. Voor de context, zie L. VAN BUYTEN. 'De Leuvense universiteitsmatrikels (16de-18de eeuw). Kritische beschouwingen'. Arca Lovaniensis, artes atque historiae reserans documenta, 1974, p. 9-35 en N. TEEUWEN. 'Het college der augustijnen te Leuven'. Augustiniana. Tijdschrift voor de studie van Sint-Augustinus en de Augustijnerorde, 1 (1951) p. 66-67.
10.Schoolschriften
In het bestand ABA, Augustijnenklooster Gent bevinden zich twee handschriften met cursusnotas: van frater Guilielmus Maes (1723) van lessen fysica gegeven door de paters Jacobus De Meulenaere en Joannes Bartels en van lessen metafysica gegeven door pater Jacobus De Meulenaere (nr. 13.1) en van frater Joannes Smets (1766) van lessen fysica (in het augustijnenklooster Leuven) gegeven door de paters Augustinus en Joannes Van de Winckel (nr. 13.2).
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Het tweede deel van de onder punt 2 vermelde Annales bevat vooral namenlijsten. Onder andere de regenten, de theologieprofessoren en de collegeprefecten werden opgenomen (zie N. TEEUWEN. 'Het college der augustijnen te Leuven'. Kaartboek van de Leuvense Augustijnen-Eremieten. Brussel, 2002, p. 29).
12.Bibliotheekcatalogi
In het ABA te Gent bevindt zich onder het nr. 7.9 een catalogus van de kloosterbibliotheek uit 1771. Waarschijnlijk werd deze bibliotheek eveneens voor het college gebruikt.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Bij de eerstesteenlegging van het nieuwe collegegebouw op 3 april 1680 voerden de scholieren voor de Leuvenaars een toneelstuk op. Het gedrukte programma wordt bewaard in UB Gent (nr. BL 161313). Zoals in andere colleges gebruikelijk was, voerden de studenten in september tijdens de prijsuitdeling een toneelstuk op. Zie hiervoor: KB Brussel, Handschriften, nrs. 5051 [1] (1619) en 5051 [2] (1621); SA Brussel, Bibliotheek, nr. 1150-10.
18.Inspectieverslagen
De rubriek conventualia van het ABA bevat een aantal resolutie- en decreetboeken. Ook visitatieverslagen werden in deze boeken genoteerd (ABA, Leuven, nrs. 7.1, 7.2 en 7.6). In dit kader kan ook verwezen worden naar het artikel van D. LEYDER. 'Contrareformatorische dynamiek in het Leuvense augustijnenklooster: een moeizaam en multidimensioneel proces (1609 1648)'. Trajecta: tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden, 8 (1999) 2, p. 120-142.
N. TEEUWEN schreef in 1952 het basiswerk over het Leuvense augustijnencollege (N. TEEUWEN. 'Het college der augustijnen te Leuven'. Augustiniana. Tijdschrift voor de studie van Sint-Augustinus en de Augustijnerorde, 1 (1951) p. 48-74). Dit artikel werd in 2002 opgenomen in M. OOSTERBOSCH, E. PERSOONS en J. STAES. Kaartboek van de Leuvense Augustijnen-Eremieten 1777. Brussel, 2002, p. 17-34. Deze uitgave biedt omwille van het rijke illustratiemateriaal een duidelijke meerwaarde. In de 19de eeuw publiceerde E. REUSENS het artikel 'Couvent et collège des augustins à Louvain.' Analectes pour servir à lhistoire ecclésiastique de la Belgique, 22 (1890-1891) p. 240-318. Te vermelden zijn nog : R. VAN UYTVEN. 'De onroerende goederen van het voormalig Augustijnenklooster te Leuven in de XVIIIde eeuw'. Bijdragen tot de geschiedenis, 39 (1956) p. 5-13 en J. WILS. 'Obituaire des Augustins de Louvain. ' Analectes pour servir à lhistoire ecclésiastique de Belgique, 30(1904) p. 348-442 en D. LEYDER. 'Contrareformatorische dynamiek in het Leuvense augustijnenklooster: een moeizaam en multidimensioneel proces (1609 1648)'. Trajecta: tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden, 8 (1999) 2, p. 120-142. Voor aanvullende secundaire literatuur, zie : D. LEYDER. 'Leuven (1236-1796)'. Monasticon Augustinianum Belgicum. Brussel, 1998, p. 349-371.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117862_DUT