---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1773-1795
Datering: 12 oktober 1773 (opening voorlopig college); oktober 1777 (opening Koninklijk college); ca. 1795 (afschaffing).
Studentenaantallen: 35 (1778); 36 (1779); 34 (1780); 29 (1781); 18 (1782); 23 (1783); 16 (1784); 16 (1785); 12 (1786); 12 (1787); 12 (1788); 12 (1789); 15 (1790); 24 (1791); 22 (1795); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A, 31B en 49; ARA, Algemene Regeringsraad, nrs. 2381 en 2435; RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, nrs. 3859/2 (154) en 3859/3 (157).
Historische notitie
Voor een stad als Kortrijk betekende de sluiting van het jezuïetencollege dat als enige instelling binnen de stadsmuren in middelbaar onderwijs voorzag een kleine ramp. Met het oog op een zo spoedig mogelijke heropening van het college, richtte de Kortrijkse magistraat reeds op 23 september 1773 een aanvraag tot het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde om nieuwe leerkrachten te benoemen. Op instigatie van het comité werd in samenspraak met het vicariaat van het bisdom Doornik in de loop van de maand oktober een lijst met een zestal seculiere priester-leraars door het stadsbestuur voorgesteld. Na goedkeuring werden ze allen aangesteld en door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde bezoldigd. Op 12 oktober ging uiteindelijk in het oude gymnasiumgebouw van de voormalige jezuïetenschool een voorlopig college van start. Aanvankelijk gehuisvest bij particulieren in de stad, kregen de leraars in november 1773 de toelating hun intrek te nemen in dat gedeelte van de gebouwen dat sedert het vertrek van de jezuïeten leegstond. In 1775 kregen ze het volledige college ter hunner beschikking
Reeds van bij de opening stuurde de stadsmagistraat er op aan dat het voorlopig college ook als pensionaat zou worden ingericht. Het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde vatte inderdaad het plan op om te Kortrijk een pensionaat in te richten, maar moest in 1776 op zijn stappen terugkeren. Toen de Koninklijke Commissie der Studiën in 1777 een lijst opmaakte van de colleges die een pensionaat zouden krijgen, werd Kortrijk niet langer vermeld. De overtollige gebouwen van het vroegere jezuïetencollege werden uiteindelijk openbaar verkocht
Na vier jaar werd het voorlopig karakter van het Kortrijkse college door de Koninklijke Commissie der Studiën ongedaan gemaakt. In het kader van de Theresiaanse onderwijspolitiek werden in de loop van 1777 de nodige voorbereidingen getroffen voor de opening van een Koninklijk college. Ondanks het hernieuwde verzoek van de magistraat om aan het nieuwe college ook een internaat te verbinden (28 mei 1777), besliste de Koninklijke Commissie enkel in Brugge een college-pensionaat in te richten. De voorgelegde bewijsstukken betreffende de financiële inspanningen die het stadsbestuur te Kortrijk zich in de loop der jaren ten voordele van het jezuïetenonderwijs had getroost, konden in deze de commissieleden niet vermurwen. Regeringscommissaris Pierre Le Maitre die sinds 1774 door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde was aangesteld om vanuit de gebouwen van het voormalig Kortrijks jezuïetencollege de in beslag genomen bezittingen van de jezuïeten van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde te beheren bracht op 10 juni omstandig verslag uit over de staat van het gymnasiumgebouw te Kortrijk. Tegen het begin van het schooljaar werden een viertal priester-leraars bereid gevonden om het onderwijs verder te zetten. Uiteindelijk opende de nieuwe onderwijsinstelling begin oktober 1777 officieel zijn deuren
De eerste jaren had prefect Jean-Baptiste Troost meer dan zijn handen vol. Begin 1778 startte hij aldus een intense briefwisseling met de Koninklijke Commissie over problemen als de financiering van het college, de invoering en verdeling van de schoolgelden, de verloning van de leraars, de praktische implementatie van het Plan provisionnel détudes en het Réglement de discipline, de levering van schoolboeken, de aanleg van een nieuwe speelplaats, herstellingswerken aan de schoolgebouwen enz. In zijn jaarlijkse État des Classes bracht Troost telkens nauwgezet verslag uit van het aantal scholieren, het corresponderend bedrag van de binnengekomen minervalia, de vorderingen van alle klassen in het leerplan en het gedrag van leraars en scholieren. De talrijke inspanningen mochten evenwel niet baten. Met een gemiddelde van 17 scholieren per schooljaar tussen 1778 en 1791 kende het Koninklijk college te Kortrijk al van bij de start bitter weinig succes. Vanaf 1782 raakte het scholierenbestand nauwelijks meer boven de 20 uit, met een absoluut dieptepunt van slechts 12 studenten tijdens drie opeenvolgende schooljaren (1786, 1787 en 1788). Vooral de hoogste klassen kenden van bij de aanvang weinig bijval. Tot 1786 werd nooit meer dan één leerling ingeschreven in de retorica, die bij gebrek aan studenten van 1782 tot 1785 zelfs niet werd ingericht. Met een gemiddelde van twee scholieren per jaar kende de poësis even weinig succes (geen studenten in 1779, 1784 en 1786). De plannen om na de teloorgang van het Brugse college-pensionaat in 1781 vooralsnog een Kortrijks pensionaat in te richten, werden nooit gerealiseerd. Het dossier over de bouw van een nieuw collegegebouw, met appartementen voor zeven leraars en 12 studenten, kwam nooit van de grond. Ook de Ierse dominicaan Fleming, die in 1781 te Kortrijk kortstondig onderdak zocht voor zijn Ierse en Engelse pensionarissen, keerde uiteindelijk onverrichterzake terug. Blijkbaar was er van zijn benoeming in het college van Gent weinig terechtgekomen
Veel verloop van leraars blijkt zich in het Kortrijkse college in de eerste jaren niet te hebben voorgedaan. Het feit dat Troost tot 1794 schoolhoofd bleef, kan in vergelijking met andere Koninklijke colleges vrij uitzonderlijk genoemd worden. Enkel de noodlijdende hoogste klassen kenden regelmatig een leraarswissel. Door het sterk dalende scholierenaantal kwam dit vanaf 1785 frequenter voor
Bij de overgang naar het Franse Bewind kreeg Kortrijk het als grensstad zwaar te verduren onder de opeenvolgende Franse invallen. Volgens de Schrevel werd het college in 1794 afgeschaft. Een antwoord van de Kortrijkse magistraat op een circulaire van het arrondissementsbestuur Oost-Vlaanderen betreffende de toestand van het onderwijs in de stad, vermeldde op 22 januari 1795 (3 pluviôse III) evenwel nog het bestaan van het college, waar op dat moment nog 22 scholieren verbleven onder de hoede van één priester- en twee lekenleraars. Toen dezelfde overheid op 20 juli 1796 (2 thermidor IV) evenwel aan het bestuur van het Leiedepartement rapporteerde betreffende de onderwijsinstellingen in het kanton Kortrijk, werd het Koninklijk College niet langer vermeld. In november van dat jaar deed het Kortrijkse stadsbestuur vervolgens nog zijn uiterste best om de oprichting van de departementale école centrale binnen te halen. De voormalige collegegebouwen fungeerden in 1797 volgens de Schrevel een tijdlang als gevangenis voor niet-beëdigde priesters. In 1801 was de Kortrijkse académie de dessin, architecture et sculpture er voorlopig gevestigd in afwachting van de teruggave van hun eigen schoolgebouw. In november van datzelfde jaar pleitte het arrondissementsbestuur te Kortrijk er bij de prefect van het Leiedepartement nog sterk voor om het oude college opnieuw op te richten sans laquelle la moitié dune génération sera privée des avantages dune bonne éducation et les lycées sans aliment
Op 8 juni 1804 (19 priarial XII) kreeg Kortrijk uiteindelijk de toelating om in de oude collegegebouwen een gemeentelijke école secondaire op te richten. De particuliere école secondaire van Louis Descamps, die al in januari van dat jaar was erkend, was intussen in april verhuisd naar Meulebeke en vandaar naar Harelbeke. Bij aanvang werd de Kortrijkse school gerund door directeur-leraar Pierre Joseph Courouble en diens collega Jean Baptiste Duboscq. De instelling die het eerste jaar slechts 7 scholieren telde bleef tot 1814 bestaan. Onder Willem I werd in 1818 te Kortrijk vervolgens een Koninklijk college gesticht, dat in 1824 naar de gewezen Sint-Amandusproosdij verhuisde; het diende in 1830 bij gebrek aan scholieren de deuren te sluiten. In 1833 sloot het Kortijkse stadsbestuur tenslotte een overeenkomst met de toekomstige Brugse bisschop Mgr. Boussen betreffende het heropenen van het Collège de Courtrai, het huidige Sint-Amandscollege, in de gebouwen van het Hollandse Koninklijk College.
Archiefmateriaal over de oprichting en administratie van het voorlopig en Koninklijk college te Kortrijk vindt men voornamelijk in de volgende bestanden:
ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 28 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Algemeen Rijksarchief Brussel. Brussel, 1991). ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A, 31B en 49 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]). Naast de bekende scholierenlijsten (nrs. 31A en 31B) (zie nr. 7) vindt men er onder nr. 49 de vrij gedetailleerde dossiers terug die de Koninklijke Commissie der Studiën bijhield met betrekking tot het Koninklijk college van Kortrijk. Het betreft onder meer stukken over de oprichting, huisvesting en opening van het college, de aanstelling, vervanging of verloning van de leraars, briefwisseling met de prefect over de praktische organisatie en het dagelijks bestuur van het college, het gedrag van leraars en scholieren en de scholierenaantallen, dossiers betreffende de financiering van aanpassings- en onderhoudswerken, enz. De documenten (briefwisseling, verslagen en andere bijlagen) betreffende één zaak zijn steeds dossiersgewijs bijeengehouden. Bij elk dossier zijn ook telkens de uittreksels uit de vergaderprotocollen van de Koninklijke Commissie gevoegd. Een aantal belangrijke stukken komen verder aan bod. ARA, Algemene Regeringsraad, nrs. 2381 en 2435 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil du Gouvernement Général. Brussel, 1927) bevat voornamelijk stukken betreffende de aanstelling, vervanging en verloning van de leraars en briefwisseling met de prefect betreffende het dagelijks bestuur van het college.
ARA, Secretarie van Staat en Oorlog, nrs. 2128-2130 (toegang: A. GAILLARD en E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives de la Secrétairerie dÉtat et de Guerre (daprès lexemplaire annoté salle de lecture). Brussel, 1991) bevat voornamelijk stukken betreffende de algemene toestand van het onderwijs in de Oostenrijkse Nederlanden na de afschaffing van de jezuïeten, de geplande onderwijshervormingen, de oprichting van de voorlopige en Koninklijke colleges en het functioneren van de Koninklijke Commissie der Studiën
RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nrs. 1993, 2002, 3276, 4488 en 5502 (toegang: N. MADDENS. Inventaris van het Oud Stadsarchief Kortrijk op steekkaarten (voorlopige nummering)). Het betreft onder meer jaarlijkse verslagen over de werking van het voorlopig en Koninklijk college, briefwisseling en andere stukken over de heropening van het voorlopig college, de aanstelling, uitbetaling en vervanging van leraars, de statuten van de nieuwe lerarengemeenschap, de aanvraag tot de opening van een pensionaat enz, deels ook gekopieerd in de stedelijke resolutie- en privilegeboeken (zie infra, nrs. 1, 2, 5 en 11).
RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde, nrs. 323 en 378 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van de archieven van de jezuïetencolleges te Ieper, Kortrijk en Oudenaarde (1584-1773), en van ontvanger Le Maitre na de opheffing (1773-1787) met inbegrip van de archieven (1084-1698) van de geïncorporeerde abdij van Merkem, de priorij van Niepkerke en de lazarij van Oudenaarde. Brussel, 2004) bevat onder meer briefwisseling over de verkoop van de goederen van de colleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde (zie infra, nr. 1) en een inventaris van de goederen die door ontvanger Le Maitre werden teruggegeven aan Van Beughem, regent van het college, voor gebruik in de collegekerk.
Voor meer informatie betreffende het onderwijs te Kortrijk tijdens de Franse periode kan tenslotte worden verwezen naar RA Brugge, Leiedepartement, nrs. 1095, 1098, 2923, 2924, 2926, 2929, 2931 en 2933 (toegang: J. DE SMET. Inventaris van het Archief van de Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, 1794-1814. 1° Arrondissement de la Flandre Occidentale. 2° Administration centrale du Département de la Lys. 3° Préfecture de la Lys. Brussel, 1951). Het betreft onder meer de antwoorden van de Kortrijkse magistraat op circulaires vanwege het departementsbestuur met vragen over de toestand van het onderwijs in het kanton of arrondissement of omtrent mogelijke vestigingsplaatsen voor de departementale école centrale (jaar IV-IX) en enkele al of niet retrospectieve - overzichtstabellen met betrekking tot de onderwijssituatie in het Leiedepartement of specifiek in het arrondissement Kortrijk (jaar IV-XIII).
Tot 1 december 1795 ressorteerde Kortrijk evenwel onder het arrondissement Oost-Vlaanderen, de rechtsvoorganger van het latere Departement van de Schelde. Gegevens betreffende de onderwijssituatie te Kortrijk bij het begin van de Franse overheersing zijn daarom ook terug te vinden zijn in RA Gent, Scheldedepartement. Reeks J, nrs. 3859/2 (154), 3859/3 (157) en 3734/1 (338). (toegang: M. NUYTTENS en K. VANDERMEERSCH. Inventaris van het archiefbestand genaamd Fonds Scheldedepartement. Deelinventaris J. Onderwijs, wetenschappen, kunst en cultuur, pers. Gent, 1999). Het betreft onder meer een overzichtstabel en het antwoord van de Kortrijkse magistraat op de circulaire vanwege het arrondissementsbestuur met vragen over de toestand van het onderwijs in de stad en kasselrij Kortrijk, alsook stukken betreffende het onderricht door en de betaling van de achterstallige lonen van de leraars verbonden aan het collège dhumanités te Kortrijk (jaar III).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
Zie Jezuïetencollege Kortrijk. De voornaamste documenten betreffende de oprichting van het voorlopig college te Kortrijk kunnen worden gevonden in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 28; ARA, Secretarie van Staat en Oorlog, nrs. 2128-2130 en RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 5502 (1773-1787). Een rapport van de stadsmagistraat over de opening van het voorlopige college is opgenomen in RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 2002: Boeck van Resolutien, beginnende met het jaer 1749 resolutieboek van de Kortrijkse stadsmagistraat (1749-1779), f° 274v°-275. Zie ook het Projet de réorganisation du collège de Courtrai présenté par le Magistrat à lImpératrice Marie-Thérèse (12 oktober 1773) opgenomen in RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 1993, privilegeboek van de Kortrijkse stadsmagistraat (1725-1795), f° 180r°. Ook een eerste aanvraag van de Kortrijkse stadsmagistraat betreffende het openen van een pensionaat (12 april 1775) is onder meer in het bovenvermelde privilegieboek (f° 187 v°) te vinden, maar ook als los stuk in RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nr. 323 en RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 5502. ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33A: uittreksel uit de protocollen van 27 september 1777 met betrekking tot de bestemming van de gebouwen van de vroegere jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde (1777). Met betrekking tot de doorstart van het Kortrijkse Koninklijk college raadpleegt men het best ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49 (1777-1794).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 4488: jaarlijkse verslagen over de werking van het college (1777-1792). Aanvullende gegevens zijn opgenomen in de briefwisseling van prefect Troost in bijlage bij de lijsten met scholierenaantallen (1778-1786) in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A-B.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De laatste vermeldingen van het begin 1795 blijkbaar nog functionerende Koninklijk college van Kortrijk, zijn te vinden in RA Gent, Scheldedepartement, nrs. 3859/2 (154), 3859/3 (157) en 3734/1 (338). In het antwoord van de Kortrijkse stadsbestuur (20 juli 1795) op de departementale circulaire van 13 prairial IV betreffende de toestand van het onderwijs in het kanton Kortrijk, terug te vinden in RA Brugge, Leiedepartement, nr. 2931, wordt het Koninklijk college al niet meer vermeld (RA Brugge, Leiedepartement; toegang: J. DE SMET. Inventaris van het Archief van de Franse Hoofdbesturen in West-Vlaanderen, 1794-1814. 1° Arrondissement de la Flandre Occidentale. 2° Administration centrale du Département de la Lys. 3° Préfecture de la Lys. Brussel, 1951).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 28: Observations sur létat des Batiments, beschrijving van de staat van de gebouwen van het voormalig jezuïetencollege te Kortrijk (6 oktober 1773) ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49: rapport van regeringscommissaris Le Maitre betreffende de toestand van de collegegebouwen van de gewezen jezuïeten te Kortrijk (10 juni 1777). Hetzelfde archiefnummer bevat ook een dossier uit 1781 betreffende de geplande bouw van een nieuw college-pensionaat met slaapvertrekken voor zeven leraars en 12 studenten. Men vindt er onder meer een begroting, alsook de bouwplannen van de gelijkvloerse en eerste verdieping van de nieuw op te trekken gebouwen, getiteld Plan et Elévation dun Collège pour bâtir dans le Vieux château à Courtrai. ARA, Kaarten en plannen. 1e Reeks, nr. 1183: gekleurde pentekening van de plattegrond van het Kortrijkse jezuïetenhuis en de aanpalende blekerij (1778). Een onvolledige kopie van deze plattegrond bevindt zich tevens in SB Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse, nr. nr. Icon. 036/08: Plan du collège des Jesuites à Courtrai, echelle de 100 pieds (s.d.). SB Kortrijk, fonds Surmont, z.n.: fotografische reproductie van een pentekening van Serafijn Vermote met een zicht op de Sint-Michielskerk (1781). Een fotografische reproductie van een lavistekening van Serafijn Vermote, getiteld Vüe de lancienne Eglise des Jesuites puis la Paroise de St. Michel à Courtraij, actuëllement fermée 1813, wordt bewaard in het Museum voor Oudheidkunde en Sierkunst te Kortrijk. Uitgegeven in P. THURMAN, 'De opheffing van het jezuietenklooster en -college te Kortrijk, de oprichting van het Koninklijk college en van de Sint-Michielsparochie 1773'. Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, 49 (1982) p. 226 (E. VAN HOONACKER Ikonografie van Kortrijk en omgeving 1280-1900. Kortrijk, 1977, nrs. 695, 694 en 696).
5.Schoolreglementen
RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 5502: Statuta pro regimine et officio scholarium Gymnasii Cortracensis, statuten van de samenwonende leerkrachten van het Koninklijk college te Kortrijk. 2 exemplaren (s.d.). Het reglement voor het Koninklijk college (30 september 1777) werd opgenomen in RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 1993, privilegeboek van de Kortrijkse stadsmagistraat (1725-1795), f° 210v°-212r°. In het palmares van het Kortrijkse college, bewaard in SB Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse, Codex 247 zit tevens een blad ingebonden met geheime instructies voor het surveilleren van de scholieren (s.d.).
6.Leerplannen en leerboeken
Bepalingen en richtlijnen vanwege de Koninklijke Commissie der Studiën aan de Kortrijkse prefect en leraars betreffende de praktische implementatie van het Plan provisionnel alsook over de te verstrekken leerstof en te gebruiken handboeken zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49. Zie ook ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 25-32. In de halfjaarlijkse rapportering betreffende de toestand in het Kortrijkse college, neemt prefect Troost ook steevast een rubriek op betreffende de behandelde en nog te behandelen leerstof in de verschillende klassen (zie nr. 2). Zie ook ARA, Algemene Regeringsraad, nrs. 2381 en 2435. ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 31B. In bijlage bij de lijst met scholierenaantallen (27 oktober 1785) zond prefect Troost tevens een vergelijkbare vorderingsstaat per klas op. Uit de opgegeven lesinhouden valt het concrete jaarprogramma perfect te reconstrueren. ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49 bevat tevens een map getiteld Notes et pièces concernant le professeur Flameng à Courtray. Het betreffende dossier bevat een brief met uitleg over de onderwijsmethode van leraar Flameng (2 juni 1778), alsook het nodige voorbeeldmateriaal (examenvragen, zelf opgestelde handboeken, programmas van publieke oefeningen enz.) in bijlage (zie nrs. 10, 13 en 14). Summiere gegevens betreffende het leerplan en de lesinhouden tijdens de korte periode dat het Koninklijk college nog functioneerde onder het Franse bewind zijn onder andere te vinden in RA Gent, Scheldedepartement, nrs. 3859/2 (154) en 3859/3 (157).
9.Palmaressen
SB Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse, codex nr. 247: Index locorum studiosae juventutis collegii regii cortracensis (palmares voor de periode 1777-1794).
10.Schoolschriften
In bijlage bij het dossier dat de Koninklijke Commissie in 1778 samenstelde met betrekking tot de onderwijsmethode van de Kortrijkse leraar Flameng bewaard in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49 werden een aantal specimens toegevoegd van kleine handgeschreven handboekjes, door Flameng zelf opgesteld, zoals het De Compositione epistolarum en de Pro-spectus Methodi tractandae artis Rhetoricae majore cum fructu etc.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
De voornaamste stukken met betrekking tot de aanstelling, vervanging en verloning van het onderwijzend personeel (prefect en leraars) van het voorlopig en Koninklijk college, zijn respectievelijk te vinden in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 28 (1773-1775); ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49 (1777-1794); ARA, Algemene Regeringsraad, nrs. 2381 en 2435 (1787-1789) en RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 4488 (1783-1792). Specifiek voor de dossiers van de Koninklijke Commissie zijn de zogenaamde témoignages of soumissions die de leraars bij hun aanstelling dienden te ondertekenen. Het betreft voorgedrukte documenten waarin de toekomstige lesgevers zich onderwierpen aan de autoriteit van de Commissie der Studiën op het gebied van onderwijszaken. Specifiek voor het Kortrijkse college vindt men in de dossiers van de Koninklijke Commissie der Studiën (nr. 49) en de Algemene Regeringsraad (nrs. 2381 en 2435) ook nog een aantal attesten van de stadsmagistraat en/of de pastoor van de Sint-Martinuskerk over de goede staat van dienst van de leraren van het Koninklijk college. Blijkbaar werden dit soort attesten jaarlijks naar de Koninklijke Commissie opgezonden. Een lijst met wedden voor de leraars van het Koninklijk college (30 oktober 1777) werd opgenomen in RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 1993: Derden pampieren privilegieboeck beghinnende 1725, privilegeboek van de Kortrijkse stadsmagistraat (1725-1795), f° 212r°. Zie ook RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 3276.
12.Bibliotheekcatalogi
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 32A: Catalogus van de boeken van het Koninklijk college van Kortrijk (1779 en lijst van boeken die door Gerard, auditeur van de Rekenkamer, werden overgedragen aan het Koninklijk college van Kortrijk (1778).
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Programmas van publieke oefeningen: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 28A (1786 en 1793) en 49 (drie programmas uit 1778); ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2435 (1787). Overige titels: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49: Carmen heroicum in Laudem Sanctae Caeciliae ad imitationem Virgilii (J. FLAMENG, Kortrijk) (1778); IDEM: Ecloga (J. FLAMENG, Kortrijk) (1778); IDEM: Carmen Asclepiadeum Glorioso Augustissimae Imperatricis Mariae Theresiae (J. FLAMENG, Kortrijk) (s.d.). ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33B: Clarissimo ac Amplissimo Domino Mann Ecclesie Collegialis B. M. V. Cortr. Canonico, Regiae Academiae et Secretis nec non Studiosum Reg. Praesidis (A. VAN WAMMEL. Antwerpen) (1791); IDEM: Belgica ab invicto ac incomparabili imperatore rege Leopoldo II subdita et recuperata carmen Auctore AEGIDIO VAN WAMMEL in Coll. Reg. Ruraem. Prof. 1791 (1791); IDEM: Evangelii Laus, Auctore AEGIDIO VAN WAMMEL in collegio cortracens. Professore Regio. MDCCLXXXVII (1787), ARA, Algemene Regeringsraad, nr. 2435 Evangelii Laus auctore Aegidio van Wamel in collegio cortracense professore regio, MDCCLXXXVII (1787).
14.Examens en stukken met betrekking tot evaluatie van studenten
ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 49. In bijlage bij het halfjaarlijks verslag van de prefect betreffende de toestand in het college (23 maart 1780), werden enkele specimen van huiswerkjes (Latijnse themata), versios en andere oefeningen gevoegd. Ook het dossier betreffende de onderwijsmethode van de Kortrijkse leraar Flameng bevat een aantal examenvragen en oefeningen, zoals Problèmes de Géographie choisis à lusage des étudiants (1778) en Exercitatio Figurarum initium sapientiae timor Domini (1778).
18.Inspectieverslagen
Gegevens met betrekking tot het onderzoek van de Koninklijke Commissie der Studiën naar de kwaliteit van het verstrekte onderwijs in de verschillende Zuid-Nederlandse colleges (1780-1783) is te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 27 en 28. Ook het onderricht verstrekt aan het Koninklijk college te Kortrijk werd doorgelicht onder meer aan de hand van de eerste trimestriële rapporten van de prefect, programmas van publieke oefeningen, themata, schoolschriftjes, compositiones enz
Deze door de schooldirectie opgezonden stukken werden na de doorlichting blijkbaar niet allemaal teruggezonden (zie nr. 13). ). RA Kortrijk, Oud Stadsarchief Kortrijk, nr. 4488: Jaarlijkse verslagen over de werking van het college (1777-1792).
De voornaamste gegevens betreffende de oprichting van het voorlopig en Koninklijk college zijn te vinden in de studie van P. THURMAN. 'De opheffing van het jezuietenklooster en -college te Kortrijk, de oprichting van het Koninklijk college en van de Sint-Michielsparochie 1773'. Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, 49 (1982) p. 1-237. Voor de uitbouw en ontwikkeling van het Oostenrijkse onderwijssysteem verwijzen wij tevens in het algemeen naar de studies van E. HUBERT. 'Les réformes de Marie-Thérèse dans lenseignement moyen aux Pays-Bas'. Revue de linstruction publique (supérieure et moyenne) en Belgique, 26 (1883) 3-4, p. 1-33; M. VANHAMME. 'Contribution à la réforme de lenseignement secondaire sous le régime autrichien'. Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 24 (1945) p. 109-137; F. CHANTERIE. De Koninklijke Colleges voor Humaniora-onderwijs voor Jongens in de Oostenrijkse Nederlanden, 1773-1794. Een aspect van de cultuurpolitiek van de Oostenrijkse regering. Leuven, 1971 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling); D. LEYDER. De Staat en het Latijns onderwijs in de Oostenrijkse Nederlanden (1773-1777-1789). Achtergronden, mechanismen en impact van de staatsinterventie in de vorming van de maatschappelijke elite. Gent, 2005 (onuitgegeven doctoraatsproefschrift) en specifiek voor de West-Vlaamse situatie het artikel van R. VANLANDSCHOOT. 'Algemene oriëntering bij de geschiedenis van de Westvlaamse colleges, 1778-1878'. Studiën en Berichten, 65 (1968) p. 167-208. Significante informatie betreffende het onderwijs te Kortrijk in de Franse periode is tevens opgenomen in A. DE SCHREVEL. Histoire du petit séminaire de Roulers, précédée dune introduction ou coup doeil sur létat de lenseignement moyen dans la région correspondant à la Flandre occidentale actuelle. Roeselare, 1906. Voor de verdere ontwikkeling in de 19de eeuw, zie tenslotte onder meer R. DE PAEPE en R. WITHOUCK. 150 jaar Sint-Amandscollege Kortrijk 1833-1983. Kortrijk, 1982.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117859_DUT