---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1777-1794
Datering: 1 oktober 1777 (opening college); 9 oktober 1777 (aanvang lessen); 30 juni 1794 (vertrek onderwijzend personeel); 6 augustus 1794 (omvorming tot militair hospitaal).
Studentenaantallen: 97 (1778); 105 (1779); 94 (1780); 94 (1781); 80 (1782); 73 (1783); 83 (1784); 92 (1785); 110 (1786); 71 (1788); gegevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A , 31B, 35 en 36. Zie ook ARA, Algemene Rege-ringsraad, nrs. 2426 en 2427
Historische notitie
Na de sluiting van het jezuïetencollege te Antwerpen in 1773 werd door de overheid niet meteen een nieuwe school opgericht. In de stad was immers nog een augustijnencollege actief, zodat het middelbaar onderwijs er verzekerd bleef. In 1777 maakte men dan toch plannen voor de oprichting van een Koninklijk college. Als locatie werd na enige discussie geopteerd voor het Hof van Liere in de Prinsstraat, waar het vroegere jezuïetencollege gevestigd was geweest. Het convict of Hotel van Straelen op de huidige Sint-Jacobsmarkt, dat als pensionaat van de jezuïeten dienst had gedaan, werd openbaar verkocht
De instelling werd al van bij het begin aangeduid als college-pensionaat. De opening van het pensionaat was voorzien rond Pasen 1778, omdat de gebouwen nog moesten worden aangepast. Datzelfde jaar werd besloten om een onderscheid te maken tussen de half-internen, die enkel overdag van de faciliteiten van het pensionaat gebruik maakten, en de volledig interne scholieren. Dit systeem werd in 1779 ingevoerd als een voorlopige maatregel. In de jaren 1780 schommelde het totale aantal internen tussen 16 en 21.
Het lerarenkorps kende doorheen de jaren enkele wijzigingen. Bij de oprichting werden een principaal en vijf leraren aangesteld, waarvan één ook als studieprefect fungeerde. Er was ook een onderprincipaal voorzien, maar deze functie werd pas in 1778 ingevuld. Een voorstel om de figuren op te splitsen in twee klassen met twee verschillende leraren werd in 1779 wegens personeelsgebrek afgewezen. Enkele jaren later was de splitsing dan toch een feit. Op dat ogenblik waren er zes leraren, een prefect en een principaal werkzaam. Deze toestand bleef niet lang van kracht, want al snel nam de prefect opnieuw een klas voor zijn rekening. Het lerarenkorps kende weer dezelfde samenstelling als bij de oprichting van het college, zij het dan met een andere invulling. Dit veranderde in 1788, toen het tirocinium of de figura minor afgeschaft werd
Een jaar na de oprichting van het college rezen er reeds problemen tussen de leraars en de principaal. Terwijl de laatst genoemde het gedrag van de leraars bekritiseerde, verweten die hem een te autoritaire houding en het feit dat ze niet bij de beslissingen werden betrokken. Er was ook voortdurend een concurrentiestrijd met het Antwerpse augustijnencollege. Enkele scholieren die door de augustijnen waren weggestuurd, klopten bij het Koninklijk college aan voor het verder zetten van hun studies
In 1782 verhuisde de Keizerlijke en Koninklijke Militaire Academie naar de gebouwen van het college. Beide instellingen bleven naast elkaar bestaan. Deze jaren waren voor het college niet bepaald rooskleurig. Het aantal internen was zo laag dat financiële hulp nodig was. In 1783 ging bovendien het gerucht dat het college zou worden gesloten. Als reactie werd een reclamecampagne opgezet, waarvoor een nieuwe prospectus werd gedrukt
In 1794 werden gewonde Engelse soldaten in de gebouwen ondergebracht, zodat het uiteindelijk onmogelijk werd om er nog les te geven. Op 30 juni vertrok het onderwijzend personeel uit het college en op 6 augustus werd het gebouw door de Fransen als militair hospitaal in beslag genomen. In 1929 werd het verkocht aan de jezuïeten, die er na restauratie eerst de Handelshogeschool, later de UFSIA in onderbrachten. Vandaag de dag maakt het gebouw deel uit van de stadscampus van de Universiteit Antwerpen
ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nrs. 13 A en 13B betreffen vooral het beheer van de goederen van de voormalige jezuïeten.
De stukken in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 35 en 36 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]) handelen over de oprichting van het college en het pensionaat, de toestand van de gebouwen, de aanstelling van leraars, het financiële beheer en bepaalde specifieke problemen waarmee het college te kampen had.
Tijdens de periode 1785-1791 ressorteerden de Koninklijke colleges onder de Algemene Regeringsraad, meer specifiek onder het Département scolastique. Dit archiefbestand in het ARA, ontsloten door P. en J. Lefèvre via de Inventaire des archives du Conseil du Gouvernement Général. Brussel, 1927, bevat twee nummers over Antwerpen (nrs. 2372 en 2427), die gezien de korte periode, minder omvangrijk zijn dan het materiaal van de Koninklijke Commissie der Studiën. De inhoud is vergelijkbaar.
In enkele andere archiefbestanden is hier en daar nog materiaal over het college van Antwerpen aanwezig. In het RA Antwerpen, Familiearchief van de Werve en van Schilde (toegang: J. BOUSSE en A. JAMEES via de Inventaris van het archief van de familie van de Werve en van Schilde. Brussel, 1975) zit materiaal dat specifiek handelt over het Koninklijk college van Antwerpen, naast documenten van andere colleges en beheersmatige stukken die het niveau van de individuele colleges overstijgen. Het is dan ook moeilijk om vast te stellen hoe deze familie gelinkt was met de Koninklijke colleges in het algemeen en met dat van Antwerpen in het bijzonder. Vooral het nr. 981 is voor het Koninklijk college van belang. Het bevat in de eerste plaats oefeningen en werkstukken van scholieren van het Koninklijk college, naast stukken over de organisatie van de colleges in het algemeen.
Negen jaarrekeningen uit de periode van 1 november 1786 tot 15 maart 1794 worden bewaard in ARA, Rekenkamer, nrs. 28.492-28.500 (toegang: A. PINCHART. Inventaire des archives des chambres des comptes. Dl. 4. Brussel, 1865). Voor de periode van de Franse overheersing, kan het ook nuttig zijn om het Archief van het Departement van de Twee Neten (RA Antwerpen) te raadplegen. De nrs. 540, 548 en 551 hebben betrekking op de personeelsorganisatie tijdens de vroegste periode van de Franse overheersing (toegang: E. HOUTMAN en H. COPPENS. Archief van het Departement van de Twee Neten en van de Provincie Antwerpen. Beknopte plaatsingslijsten van de blokken B tot M (ca. 1794-ca.1860). Brussel, 1999).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 35A. Het betreft voornamelijk informatie over de gebouwen en de interne organisatie van de school.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
Over de afschaffing van het Koninklijk college zijn geen documenten bewaard. Het jongste stuk met betrekking tot het college dateert van 11 juni 1794 en is te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 36B. Het gaat om een dossier inzake de rekenplichtigheid van het college.
5.Schoolreglementen
Voor alle Koninklijke colleges, uitgezonderd de instelling te Brussel, was er een uniform reglement voor de pensionaten van toepassing: Direction et Police des Pensionnats hors de Bruxelles, tant pour les préposés, que pour les pensionnaires en Points arrêtés pour la formation des collèges-pensionnats, léconomie, la régie, la comptabilité et ladministration générale de chacun de ces établissements. Deze richtlijnen werden op 22 september 1777 officieel gepubliceerd (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 1 en 2).
6.Leerplannen en leerboeken
Alle koninklijke colleges waren onderworpen aan één uniform leerplan: Plan provisionnel détudes ou instructions pour les professeurs des classes respectives dans les pensionnats, collèges ou écoles publiques aux Pays-Bas, 1777 (uitgegeven in Recueil des Ordonnances des Pays-Bas Autrichiens, dl. 11, Brussel, 1905, p. 203-211).
8.Pensionaatsregisters
zijn niet bekend, maar sporadisch wordt het aantal internen vermeld in de États des minervalia, waarvan er enkele bewaard zijn in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 35B en 36A.
9.Palmaressen
Twee gedrukte exemplaren van een palmares van 27 augustus 1778 worden bewaard in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 35A.
10.Schoolschriften
Fragmenten, vermoedelijk van notas over verschillende vakgebieden, worden bewaard in RA Antwerpen, Familiearchief van de Werve en van Schilde, nrs. 982, 984-986, 988-997 en 1001. Wegens het ontbreken van dateringen is het echter moeilijk uit te maken of het om materiaal van het Koninklijk college gaat, of om materiaal van een latere datum.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Voor de Koninklijke colleges bestaat er een lyste der overheden en professoren in de nieuwe geopende schoolen, wegens haere keyzerlyke, koninglyke en apostelyke majesteyt opgeregt in deze haere Nederlanden (exemplaar in RA Antwerpen, Familiearchief van de Werve en van Schilde, nr. 981) als bijlage bij het Plan provisioneel der studiën uit 1777. Voor het Koninklijk college-pensionaat van Antwerpen gaat het om een principaal en vijf leraren, waarvan één ook als prefect dienst deed. De functie van onderprincipaal was op dat moment nog niet ingevuld. In 1788 werd een Liste des individus littéraires employés dans les différens collèges et pensionnats royaux le premier septembre 1788 opgesteld. In het Koninklijk college te Antwerpen waren toen actief: vijf leraren, een prefect, een onderprincipaal en een principaal. Voor het lerarenkorps en de wijzigingen die het onderging, kan het ook nuttig zijn om de algemene nummers over het onderwijzend personeel te raadplegen, zie ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 58-62 en ARA, Algemene Regeringsraad, nrs. 2408 en 2453.
12.Bibliotheekcatalogi
In ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 32A bevindt zich een lijst met boeken afkomstig van het oude Antwerpse jezuïetencollege. Deze boeken werden onder andere aan het Koninklijk college ter beschikking gesteld.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Het programma van een publieke oefening gehouden op 10 mei 1779 wordt bewaard in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 35A. Andere programmas van publieke oefeningen uit 1783 en 1788 zijn te vinden in RA Antwerpen, Familiearchief van de Werve en van Schilde, nr. 981. Hierin en in nr. 964 bevinden zich ook een aantal lofdichten en odes gemaakt door leraars of scholieren van het Koninklijk college ter ere van keizerin Maria-Theresia, bisschop C.F. de Nelis en de graaf van Lichtervelde. Ook in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33B zijn exemplaren te vinden van odes ter ere van keizerin Maria-Theresia, J. A. Van den Cruyce, protector en H.J. Van Moorsel, voormalig principaal van het college.
15.Prospectussen
In juli 1778 werd een concept van een prospectus uitgewerkt om de opening van het pensionaat aan te kondigen. Deze wordt bewaard in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 35A. Twee exemplaren van een gedrukte prospectus uit 1783 zijn te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 36A.
18.Inspectieverslagen
Naar aanleiding van het conflict tussen de leraars en de principaal in 1778 werd in opdracht van de Raad van Brabant een ambtenaar naar het Koninklijk college van Antwerpen gestuurd om de toestand te onderzoeken. Het verslag van deze visitatie wordt bewaard in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 33A.
Over het Koninklijk college van Antwerpen zijn nog geen zelfstandige studies gepubliceerd. Informatie is vooral te vinden in werken over het Antwerpse jezuïetencollege en de afschaffing ervan. Zo wijdt P. COPPIETERS enkele bladzijden aan het Koninklijke college in zijn onuitgegeven licentiaatsverhandeling: De opheffing van de jezuïetengemeenschap te Antwerpen (1773) en de verkoop van haar bezittingen. Leuven, 1984. p. 219-232. Meer met betrekking tot de geschiedenis van de gebouwen van het Koninklijk college is het werk van L. BROUWERS over Het Hof van Liere, van patriciërshuis tot universitaire instelling te Antwerpen, 1516-1975. Antwerpen, 1976, p. 55-60. Een meer algemeen beeld van het onderwijslandschap in het 18de-eeuwse Antwerpen biedt H. DE GROOTE. 'Onderwijs en geestelijke stromingen'. Antwerpen in de XVIIIde eeuw. Antwerpen, 1952, p. 348-349, 354-357 en 361
Algemene studies over de Koninklijke colleges: E. HUBERT. 'Les réformes de Marie-Thérèse dans lenseignement moyen aux Pays-Bas'. Revue de linstruction publique (supérieure et moyenne) en Belgique, 26 (1883) 3-4, p. 1-33; M. VANHAMME. 'Contribution à la réforme de lenseignement secondaire sous le régime autrichien'. Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 24 (1945) p. 109-137; F. CHANTERIE. De Koninklijke Colleges voor Humaniora-onderwijs voor Jongens in de Oostenrijkse Nederlanden, 1773-1794 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Leuven, 1971 en D. LEYDER. De Staat en het Latijns onderwijs in de Oostenrijkse Nederlanden (1773-1777-1789). Achtergronden, mechanismen en impact van de staatsinterventie in de vorming van de maatschappelijke elite (onuitgegeven doctoraatsproefschrift). Gent, 2005
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117823_DUT