---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1621-1773
Datering: 1619 (stichting residentie en scola elementaria); 1621 (inrichting eerste twee leergangen); 1624 (volledige lescyclus (vijf klassen)); 20 september 1773 (sluiting van het college).
Studentenaantallen: ca. 100 (1625); 116 (1626-1627); 82 (1627-1628); 110 (1639); 111 (1645); 79 (1649); 88 (1653); 107 (1658); 87 (1663); 71 (1668); 70 (1675); 73 (1681); 50 (1723); 50 (1740); 60 (1754); 42 (1761); 59 (1764); gegevens uit: J. DE BROUWER. De jezuïeten te Aalst. Dl. 1. Stichting en opheffing, 1620-1773. Aalst, 1979, p. 94-98.
Historische notitie
Tussen 1550 en 1560 verbleef er regelmatig een jezuïet in Aalst. De Sociëteit kon er op het einde van de 16de eeuw rekenen op de steun van Jacob Wils en zijn eerste echtgenote Maria Huysmans. Het echtpaar deed verscheidene schenkingen aan de Brusselse jezuïeten, in afwachting van de stichting van een jezuïetenresidentie te Aalst. In het begin van de 17de eeuw kwamen paters uit de Brusselse residentie tijdens de vasten en de advent preken te Aalst. In 1619 verzocht Filips Karel van Arenberg, hertog van Aarschot, de magistraat om de stichting van een college. Aanvankelijk rees enige tegenstand tegen dit plan. Binnen de orde zelf twijfelde men tussen Halle en Aalst. De aartsbisschop van Mechelen en de pauselijke nuntius gaven allebei te kennen geen voorstander te zijn van het project. De jezuïeten werden echter gesteund door de deken van het Sint-Maartenskapittel, Jacobus Beeckmans, de Aalsterse pensionaris Romaan De Visschere en burgemeester Filip Du Bosch. Op 27 maart 1620 vestigden de paters zich definitief te Aalst. Dadelijk gingen ze van start met een scola elementaria of voorbereidende klas op de eigenlijke humaniora. In 1621 richtten ze de eerste twee leergangen in. Vanaf 1624 had het college een volwaardige cyclus van vijf klassen
Het onderwijs vond aanvankelijk plaats in de Nieuwstraat, maar tussen 1620 en 1622 kocht men een nieuw terrein aan in de Pontstraat bij de Raeme. Dit huis was destijds geschonken door Jacob Wils en zijn echtgenote. Dankzij de milde steun van de stadsmagistraat werden in 1624 de werken voor de bouw van een klooster en college voltooid. In datzelfde jaar verkregen de jezuïeten van Cornelius De Smedt een buitengoed met vijvers in Nieuwerkerken. In 1630 kochten ze een huis in de Pontstraat en twee huisjes in de Klapstraat, naast enkele kleinere erven. Ondanks financiële tekorten ging men in 1634 over tot de aankoop van twee nieuwe huizen in de Hoogstraat en de Pontstraat. Vervolgens werd het collegedomein ter beveiliging afgesloten met een muur. In 1636 werd een nieuw verworven huis ingericht ter verpleging van de zieken. Bij hun aankomst te Aalst konden de jezuïeten over een kapel beschikken in de Sint-Maartenskerk. Toen ze hun intrek namen in de Pontstraat werd hier een huiskapel ingericht. In 1637 werd deze verruimd en toegewijd aan O.-L.-Vrouw van Foy. In het begin van de 18de eeuw begon men aan de bouw van een volwaardige collegekerk. Ten gevolge van financiële problemen zou de afwerking ervan aanslepen tot 1730
Het Aalsterse college was één van de kleinste in de Vlaamse jezuïetenprovincie. Tijdens zijn hoogdagen omstreeks het midden van de 17de eeuw telde het nauwelijks meer dan 100 scholieren, met het recordaantal van 116 in 1645. Tijdens de 18de eeuw daalde het scholierenbestand zoals in alle Vlaamse jezuïetencolleges. In 1761, ruim tien jaar voor de afschaffing van het college, bleven er nog 42 over. De studenten waren aanvankelijk over vijf klassen verdeeld, maar reeds in de 17de eeuw werden regelmatig jaargangen samengevoegd zodat er slechts drie of vier klassen waren. In de 18de eeuw werd deze toestand permanent. De hoogste vier jaargangen werden dan door twee titularissen onderwezen. Enkel de figuren bestond nog als klas op zich. Het college telde bijgevolg meestal drie tot vijf leraars. Soms was er één leraar Grieks die in de beide hoogste jaargangen les gaf. Onder de rectoren bevonden zich de bekende neo-Latijnse dichter Guilielmus Becanus (1659-1662) en de architect Guilielmus Van Hees (1642-1647). Jacobus Caterus, een andere neo-Latijnse dichter, was er pater minister in 1637. Michael Van Triest was vóór zijn carrière als moraaltheoloog enige tijd studieprefect van het college. Eén van de eerste en wellicht meest bekende scholieren was Antonius Van Torre, de jezuïetenpedagoog en auteur van de Dialogi familiares, die tussen 1626 en 1632 verscheidene prijzen behaalde in het college. Later gaf hij er zelf les. De bollandist Cornelius Smet had eveneens de humaniora in Aalst voltooid. Andere bekende alumni waren o.a. Joannes Sterck, de Bissegemse pastoor die in zijn geschriften Rousseau aanviel, Nicolaas-Alphonsus De Craecker, abt van Affligem, Jean Jacques Philippe Vilain XIIII (°1712), economist en filantroop, en Simon Wijnants (1669-1759), later missionaris van de Sociëteit in Nieuw-Grenada en Colombia. Onder de illustres adolescentes of studenten van voorname afkomst worden tot driemaal toe leden van de familie De Bossu vermeld. Het merendeel van de studenten van het college was afkomstig uit de omgeving van Aalst. In de beginperiode woonden er wel een aantal Noord-Nederlanders, Spanjaarden, Ieren en studenten afkomstig uit het Franstalige landsgedeelte de lessen bij
Op 20 september 1773 verzegelden koninklijke commissarissen de collegegebouwen. Het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde was in de daaropvolgende jaren verantwoordelijk voor de liquidatie van de goederen. De oude gebouwen herbergden achtereenvolgens het Koninklijk college (1773-1795), het Gemeentelijke college (1796-1813), het Bisschoppelijke college (1814-1825) en de zogenaamde Hollandse school (1826-1830). Toen de jezuïeten in 1831 naar Aalst terugkeerden, konden ze het collegedomein opnieuw in gebruik nemen. De kapel en het oude klooster, beide beschermde monumenten, worden nog steeds gebruikt door het Sint-Jozefscollege.
Een aaneengesloten bestand van het jezuïetencollege te Aalst bestaat niet. Op het Stadsarchief van Aalst bevinden zich vier bestanddelen uit de periode 1625-1773. Dit beperkt archief (0,14 m.) werd in 1990 van het Rijksarchief Gent naar het Rijksarchief Beveren overgedragen. In 1994 werd het in bewaring gegeven aan het SA Aalst (toegang: Jezuïetenklooster te Gent (1311-1775). Brussel, 1988). Daarnaast werden enkele stukken over het onderwijs en de sodaliteiten lange tijd in het huidige college te Aalst bewaard. Deze archivalia bevinden zich nu in het AVJ te Heverlee: nr. A 11/11 A-B (1626-1773) (toegang: inventaris in typoscript). Zie ook: 'Het archief van het college'. Jong en Oud, Tijdschrift van de Oud-leerlingenbond Sint-Jozefscollege Aalst, 34 (1963) p. 33-34.
Archiefmateriaal door andere archiefvormers gevormd over het Aalsterse jezuïetencollege is in de eerste plaats te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 9, 174, 489-502, 997, 1113, 1124, 1126, 1188-1189, 1443, 1446, 1461-1471, 1639, 1891-1915 en 2246 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen, (1388) 1564-1773. Brussel, 2006). De stukken zijn van uiteenlopende aard en betreffen zowel apostolaat, onderwijs als goederenbeheer. Het Fonds Père Alfred Poncelet, bewaard in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel, bevat naast jaarverslagen (litterae annuae) enkele stukken van boekhoudkundige aard: 2 nrs. (1717-1767): doos 10, doc. 16, nr. 1 en doos 6, doc. 10, nr. 4 (toegang: inventaris in typoscript).
ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1183 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991) bevat een dossier over de subsidiëring door de magistraat (1687).
1. Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
In de resolutieboeken van de stad Aalst vinden we enkele stukken betreffende de stichting van het college: SA Aalst, Oud archief stad Aalst, nr. 20. Een uittreksel wordt bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 1891. Enkele fragmenten uit de resolutieboeken werden overgenomen in F. DE POTTER en J. BROECKAERT. Geschiedenis der stad Aalst voorgegaan van eene historische schets van t voormalige Land van Aalst. Dl. 3. Gent, 1875, p. 35-38.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 9 (1619-1693) en in AVJ te Heverlee, nr. 12/3B (1730). In het AVJ te Heverlee bevindt zich verder een afschrift, gemaakt door pater Waldack, van de Historia antiqui collegii Alostani saeculo 18° (1730, 1732-1734, 1739, 1754 en 1756-1757). Het Fonds Père Alfred Poncelet, bewaard in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel, bevat enkele litterae annuae uit de periode 1731-1767: doos 10, doc. 16, nr. 1.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken betreffende de opheffing van de jezuïetenorde te Antwerpen, zijn uiteraard door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde zelf bijgehouden: ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 27 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991). Andere archivalia over de liquidatie van de goederen van het afgeschafte college zijn te vinden in ARA, Raad van Financiën, nrs. 7699, 7784, 7814-7815, 7882-7883, 7918 en 7984-7985 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938); ARA, Rekenkamer, nrs. 12.291-12.293 en 12.343 (toegang: L. GACHARD. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions. Dl. 2. Brussel, 1845); RA Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 31.516 (toegang: J. BUNTINX. Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen. Dl. 7. Gent, 1977). In het RA Beveren, Archief van het kapittel van Aalst, nrs. 765-766, vindt men documenten inzake de eigendomsrechten van de kapel van het opgeheven klooster en de prijzij van het college (toegang: Archieven van Oostvlaamse Kerkfabrieken. Dl. 2. Brussel, 1969, p. 221-278). Enkele stukken betreffende het onderwijs in het jezuïetencollege en het Koninklijk college worden tenslotte bewaard in SA Aalst, Oud archief stad Aalst, nr. 153 (toegang: E. HOUTMAN. Inventaris van het oud archief van de stad Aalst. Brussel, 1974).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
Het Promptuarium pictorum, een verzameling tekeningen en plattegronden van jezuïetencolleges en kerken, in 1747 samengesteld door pater Petrus Dolmans, bevat tekeningen en plannen van het college: nrs. 51 recto, 56-57 en 69-70. Het wordt samen met een inventaris in typoscript bewaard in het AVJ te Heverlee.
Drie plannen van het voormalige college (1773) bevinden zich in ARA, Kaarten en plannen in handschrift, nr. 2961. In het RA Gent, Verzameling kaarten en plattegronden, nrs. 943-947 bevinden zich een aantal technische tekeningen en plattegronden van het college uit de periode 1778-1780. Nr. 196 van deze verzameling bevat een plattegrond van het einde van de 18de eeuw. Een bewerking van de voornoemde plannen werd uitgegeven in J. DE BROUWER. De jezuïeten te Aalst. Dl. 1. Stichting en opheffing, 1620-1773. Aalst, 1979, p. 252. In SA Aalst, Oud archief stad Aalst, nr. 2, vindt men een pentekening van het college uit de 18de eeuw. Zie ook: A. SANDERUS. Flandria Illustrata sive provinciae ac comitatus hujus descriptio
dl. 3. Brussel, 1735, f° 138 en 139. Het jezuïetencomplex staat met e aangeduid.
5.Schoolreglementen en 6. Leerplannen en leerboeken
Naast de Ratio studiorum kan hier verwezen worden naar de specifieke regelgeving voor de colleges van de Nederduitse provincie. Het belangrijke reglement van 1625 en de herziening ervan uit 1647 werden gepubliceerd door Ch. VAN DE VORST. 'Instructions pédagogiques en 1625 et 1647 pour les collèges de la province Flandro-Belge'. Archivum Historicum Societatis Jesu, 19 (1950) p. 181-236. De archiefbescheiden in kwestie worden, samen met enkele andere normatieve bronnen met betrekking tot leerplan en onderwijs in het algemeen, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1760-1784.
7.Scholierenlijsten
Op basis van de tabulae magistratuum, de functielijsten van de studentensodaliteiten, stelde D. BUTAYE scholierenlijsten op voor de periode 1663-1773: 'De schoolbevolking van het Sint-Jozefscollege te Aalst in de 17de en in de 18de eeuw'.Het Land van Aalst, 35 (1983) p. 73-110.
9.Palmaressen
In het AVJ te Heverlee, nr. A 11/11 A, wordt een uniek document met klasuitslagen bewaard. Hierin vinden we voor de periode 1626-1632 meermaals per jaar de palmaressen terug volgens het systeem waarbij de klas was ingedeeld in twee kampen met namen uit de oudheid: D. BUTAYE. 'De schoolbevolking van het Sint-Jozefscollege te Aalst in de 17de en in de 18de eeuw'. Het Land van Aalst, 35 (1983) p. 58-72.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
De lijsten van de personeelsbezetting van het college zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55: catalogi personarum (1615-1765) en in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel: personarum catalogi et similia, vol. 9-19 (1693-1720) en Fonds Père Alfred Poncelet, doos 6, doc. 8, nr. 1 (1612-1669). De ontbrekende 18de-eeuwse catalogi zijn gedrukt. Exemplaren bevinden zich o.a. in de bibliotheken van de jezuïeten te Heverlee, het Ruusbroecgenootschap (UA), het ARA, in het fonds Goethals-Vercruysse van de SB Kortrijk en in de KB te Brussel.
12.Bibliotheekcatalogi
De catalogus van de geconfisceerde boeken werd met het oog op de verkoop uitgegeven: Catalogue de livres de la Bibliothèque du collège de ci-devant Jesuites dAlost. Brussel, 1778. In de KB te Brussel en in de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap (UA) worden exemplaren bewaard: J. MACHIELS. Van religieuze naar openbare bibliotheek (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de provinciën. Educatieve dienst. Dossiers, 2de reeks, 20). Brussel, 2000, p. 12-32. Een bespreking van deze catalogus is te vinden in J. DE BROUWER. De jezuïeten te Aalst. Dl. 1. Stichting en opheffing, 1620-1773. Aalst, 1979, p. 74-87. Het boekenbezit van het college in 1772 komt aan bod in K. HEIREMAN. 'De bibliotheek van het college in 1772'. Jong en Oud. Tijdschrift van de Oud-leerlingenbond Sint-Jozefscollege Aalst, 46 (1976) p. 33-35.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Diverse theaterprogrammas bleven bewaard. De belangrijkste collecties bevinden zich in de KB te Brussel, de UB te Gent, de SB te Kortrijk (Fonds Goethals-Vercruysse) en het AVJ te Heverlee. Zie: L. VAN DEN BOOGERD. Het jezuïetendrama in de Nederlanden. Groningen, 1961, p. 231-232; C. SOMMERVOGEL. Bibliothèque de la Compagnie de Jésus. Dl. 1. Brussel-Heverlee, 1960, p. 199-206; J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98; G. PROOT. 'Toneelprogrammas in het jezuïetenhuis te Heverlee'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 68 (1997) p. 313-355; G. PROOT. 'Contribution au théâtre des jésuites flamands. Les pièces perdues, les titres retrouvés'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 69 (1998) p. 111-171.Voor een geactualiseerd overzicht, zie G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica (in voorbereiding), A 1 - A 91.
Het programma van een feeststoet, vermoedelijk uit 1697, werd uitgegeven in J. DE BROUWER. De jezuïeten te Aalst. Dl.1. Stichting en opheffing, 1620-1773. Aalst, 1979, p. 115-116. Een bespreking van dit argumentum in G. PROOT. 'Toneelprogrammas in het jezuïetenhuis te Heverlee'. Archief- en bibliotheekwezen in België, 68 (1997) p. 317-319. Enkele Latijnse gedichten, opgesteld n.a.v. het bezoek van landvoogd Karel van Lorreinen in 1749, bevinden zich in AVJ te Heverlee, nrs. 11A en 11B.
De basisstudie over het Aalsterse jezuïetencollege is nog steeds J. DE BROUWER. De jezuïeten te Aalst. Dl. 1. Stichting en opheffing, 1620-1773. Aalst, 1979. Op basis van vrij uitgebreid archiefonderzoek behandelt de auteur hierin diverse aspecten aangaande het college. Een goede synthese van de geschiedenis en de pedagogiek van het college vindt men in de tentoonstellingscatalogus van D. BUTAYE (red.). Sint-Jozefscollege Aalst: 1619/21 - 1831 1981. Aalst, 1981. Een belangrijke aanvulling hierop is de bijdrage van D. BUTAYE in Het Land van Aalst, 35 (1983) p. 58-110: 'De schoolbevolking van het Sint-Jozefscollege te Aalst in de 17de en in de 18de eeuw'. Enigszins gedateerd is de bijdrage van F. DE POTTER en J. BROECKAERT. Geschiedenis der stad Aalst voorgegaan van eene historische schets van t voormalige Land van Aalst. Dl. 3. Gent, 1873-1876, p. 34-44. Twee collegegeschiedenissen bleven onuitgegeven: U. DHOYE. Geschiedenis van het college van Aalst van 1619 tot 1931 uit 1959,en de 19de-eeuwse Historia antiqui collegii Alostani van C. WALDACK. Beide manuscripten worden bewaard in het AVJ te Heverlee.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117816_DUT