Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen. Banden en delen.
Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- Nadere toegang
- 28, Passchier d'Heyne, geïntimeerde. Jonkheer Vincent Van Putten, heer van Sint-Martens-Lierde, appellant. Inv. nr. 969, f. 328-341. 22 juni 1694. Beroep uit Vlaanderen. Betwisting van de geldigheid van een wisselbrief. Van Putten erkent zijn schuld aan Passchier d'Heyne maar meent dat het document in kwestie geen wisselbrief is en dat hij bij de terugbetaling bijgevolg ook niet aan de voorwaarden van een wisselbrief moet voldoen. Op 22 februari 1693 verklaart de Raad van Vlaanderen dat de wisselbrief beschouwd wordt als een 'croiserende obligatie' en veroordeelt van Putten om aan d'Heyne de interest op de hoofdsom te betalen en dat sinds de datum van de wisselbrief. De Raad van Vlaanderen beveelt Passchier d'Heyne om binnen de veertien dagen het bewijs te leveren van het bezit van de obligatie en hiervan een voldoende eed af te leggen. Indien hij daarin niet slaagt, is hij verplicht om zijn eis op te geven en wordt hij veroordeeld tot de proceskosten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen, verklaart de conclusies van de geïntimeerde uit eerste instantie onontvankelijk en beveelt de appellant om, zoals hij zelf voorstelt, de hoofdsom van de obligatie van 29 oktober 1679 - vermeld in de obligatie van 6 juli 1686 - terug te betalen. De Grote Raad veroordeelt de geïntimeerde tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten van beide instanties. Ten slotte besluit de Grote Raad dat de stukken van het proces aan de procureur-generaal zullen worden overgemaakt.
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
I 547 -
28