Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen. Banden en delen.
Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- Nadere toegang
- 150, De armenmeesters van Oosteeklo, appellanten. De armenmeesters van Lembeke, geïntimeerden. Inv. nr. 972, f.183-192. 14 november 1713. Derde instantie - Beroep uit Vlaanderen (Commissaris Raad van Vlaanderen; Raad van Vlaanderen). Zijn de armenmeesters van Oosteeklo dan wel de armenmeesters van Lembeke verantwoordelijk voor het onderhoud van een minderjarige wees? De wees woont momenteel in Oosteeklo, maar de armenmeesters menen dat hij onder de wereldlijke jurisdictie van Lembeke valt. De commissaris van de Raad van Vlaanderen verklaart op 27 juni 1710 dat de armenmeesters van Lembeke verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de minderjarige wees. De commissaris beveelt echter ook de armenmeesters van Oosteeklo om het deel van de aalmoezen en van de broden, uitgedeeld op begrafenissen, waarvan zij oordelen dat ze afkomstig zijn van parochianen uit Lembeke, aan deze parochie af te staan. De proceskosten worden gecompenseerd. Op 24 oktober 1711 verklaart de Raad van Vlaanderen bij nieuw vonnis dat de armenmeesters van Oosteeklo moeten instaan voor het onderhoud van de minderjarige wees; ze worden eveneens veroordeeld tot de proceskosten. Ze krijgen evenwel het "recht" om te procederen tegen de baljuw en wethouders van Lembeke indien zij menen dat deze laatsten hun plicht niet hebben gedaan zoals voorgeschreven in de plakkaten. De Grote Raad hervormt het vonnis van de Raad van Vlaanderen en wijst het onderhoud van de minderjarige wees toe aan de geïntimeerden. De Grote Raad veroordeelt hen tot het vergoeden van de schade geleden door de appellanten en tot het betalen van de proceskosten van de drie instanties.
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
I 547 -
150