VII. Gemene weide
821, "Nieuwe metinghe ende caerte figurative bij ordre van d'edele heeren burghmeester ende schepenen der stadt Cortrijck ghemaekt van de goederen bij hun ghederigeert tot onderhout
van den ghemeenen aermen der selve stadt Cortrijck, bij den onderschreven ghesworen lantmeter, met de groote ende auboutten, gelijck die jegenwordigh separaetelijck worden verpacht,
gedaen ten jaere 1755". Getekend: Cornelis Steur. 1755.
1 deel
(Met figuratief plan. De (Gemene) Weide wordt al vermeld in 1346. Het was een openbaar domein buiten de Rijselpoort met diverse functies. Er werd veemarkt gehouden, het was een stapelplaats voor kalk en zavel, er stond een steenoven, en de slagers gebruikten de wei als slachtplaats (de zogenaamde "bloedput"). In 1569-1572 stond er een galg. In de 16de en de 17de eeuw werden er hutten gebouwd voor pestlijders. De handboogschutters (Sint-Sebastiaansgilde) hadden er een gildehof met schietpers. Na verloop van tijd kreeg het gebruik van de weide een meer liefdadig karakter. Enkel arme personen mochten er hun vee nog laten grazen. Pas in 1774, met de oprichting van de Armenkamer, zou de weide toegewezen zijn aan de dis. In 1865-1870 werd de weide verkocht en verkaveld. Op de plaats kwam een goederenstation. Zie hierover: T. SEVENS, "De Gemeene Weide", in Bulletijn van de Geschied- en Oudheidkundigen Kring te Kortrijk, VIII, 1910-1911, p. 89-110; P. DESPRIET, 2000 jaar Kortrijk, Kortrijk, 1990, p. 318-319; F. DEBRABANDERE, "Kortrijkse plaatsnamen tot in de 15e eeuw", in De Leiegouw, 41, 1999, p. 195.)
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Rijksarchief te Kortrijk -
101/3 -
821
Vorige (nr 3119)
|
Volgende (nr 3597)