Grote Raad voor de Nederlanden te Mechelen. Banden en delen.
Nadere toegang op de geëxtendeerde sententies van de Grote Raad van Mechelen, 1693-1772
- Nadere toegang
- 137, De dekens, bestuurders en suppoosten van het huidenvettersambacht van Mechelen, geïntimeerden. Jacobus Vande Camp, handelaar in goudleer te Mechelen, reformant. Inv. nr. 972, f.1-28. 31 maart 1710. Reformatie magistraat van Mechelen. Betwisting van het monopolie van het huidenvettersambacht van Mechelen op het bewerken van huiden. Het ambacht heeft kalfsvellen en gereedschap - aangetroffen in het huis van Jacobus vande Camp - in beslag genomen en in bewaring gehouden en wil dat vande Camp veroordeeld wordt tot de vastgestelde boete van 25 gulden. De schepenbank van Mechelen verklaart op 14 september 1709 dat het beslag op de goederen rechtmatig is uitgevoerd en bevestigt het exclusieve recht van het huidenvettersambacht op het bewerken van huiden. De schepenbank staat Jacobus vande Camp toe om de huiden, waarvan hij onder ede verklaart ze ' ten onderen of in coop te hebben' zelf te bewerken. De schepenbank verklaart het verzoek van het huidenvettersambacht tot confiscatie en het opleggen van een boete ongegrond. Jacobus vande Camp wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten sinds het tussentijdse vonnis van 5 september 1708; de resterende kosten worden gecompenseerd. De Grote Raad hervormt het vonnis van de schepenbank van Mechelen en verklaart de inbeslagname van de vellen en het gereedschap van de reformant ongegrond en veroordeelt de geïntimeerden om deze terug te geven. De Grote Raad staat de reformant als handelaar in goudleer toe om de vellen voor eigen gebruik zelf te bewerken. De geïntimeerden worden veroordeeld tot de boete van rekest civiel en tot de proceskosten van beide instanties.
Aanvraaginstructie [ archiefdienst - inventaris - archiefbestanddeel ]:
Algemeen Rijksarchief / Archives générales du Royaume -
I 547 -
137