---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1575-1773
Datering: Oktober 1574 (admissie door de stad); 12 maart 1575 (opening college Sint-Jansplaats: drie klassen); maart 1585 (heropening college Sint-Jansplaats: drie klassen); 1590 (volledige lescyclus: vijf klassen); 1595-1596 (ingebruikname gebouwen Sint-Maartensplaats); 1610 (ingebruikname nieuwbouw Sint-Maartensplaats).
Studentenaantallen: ca. 50 (1575); 300 (1612); 250 (1638); 234(1672); 219(1675); 236(1681); 230 (1686-1687); 200 (eind 17de eeuw); 147 (1723); 130 (1727); 95 (1740); 69 (1743); 72 (1746); 56 (1754); 69 (1760); 66 (1764); 80 (1761); gegevens uit: RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1656-1658 en L. BROUWERS. De Jezuïeten te Brugge, 1570-1773, 1840-heden. Mechelen, 1986, p. 88, 177, 181, 268
Historische notitie
Onderwijs in laatmiddeleeuws en vroegmodern Brugge
Te Brugge is de oudst vermelde parochieschool die van Sint-Salvator (1293), met daarnaast vermeldingen ca. 1389 voor Sint-Gillis, 1396 voor Sint-Jacob en 1414 voor Sint-Michiels. De aanduiding van een school in Sint-Walburga is occasioneel en vrij laat: 1528. De eerste vermelding voor Sint-Anna is 1524, voor Sint-Kruis 1484 en voor Sint-Katharina 1427. Vooral het Latijns onderricht aan de school van de wilhelmieten afkomstig uit Biervliet, maar sinds 1430 te Brugge aan de Gentpoort gevestigd (Sint-Antoniusdal) kende een zekere uitstraling. Daarnaast richtte het stadsbestuur vanaf 1506 armenscholen op, die zowel technisch als algemeen vormend bedoeld waren. Zo werd onder andere de bogardenschool vanaf 1512-1513 door de stad zelf overgenomen, doch op zon brede basis dat ook daar een scola maior of Latijnse school ontstond
De vroegste vermelding te Brugge van een Latijnse school is deze voor de kapittelschool van Sint-Donaas (1127), waar een beperkt aantal armenkinderen (bonenfanten) de kans werd geboden onderwijs te genieten, zij het binnen het strikte kader van een in de eerste plaats op muzikale vorming gericht programma. Het onderwijs stond onder toezicht van de scholaster en werd er gegeven door een rector scholarum. Deze laatste kon hiertoe ook beschikken over een adjunct, de submonitor. Het zangonderricht werd er verzorgd door een magister cantus, ook wel succentor of phonascus genoemd
Wat betreft de tweede Brugse kapittelschool deze van Onze-Lieve-Vrouw gaat de vroegste vermelding van een scholaster terug tot 1201. In 1474 is er voor het eerst sprake van 18 schoolkinderen en vier choralen. De bronnen geven echter niet de indruk dat een vergelijkbare school zoals in Sint-Donaas in leven kon worden gehouden. Hetzelfde kan worden gezegd over de school verbonden aan de Sint-Salvatorsparochie. Reeds in 1293 is er sprake van een schoollokaal, in 1325 van een rector scholarum. Tot tweemaal toe probeerde men er een schoolsysteem uit te bouwen met de organisatie van Sint-Donaas als expliciet voorbeeld, respectievelijk in 1506-1512 en 1519-1529. Telkens mislukte dit, voornamelijk door onvoldoende financiering en een gebrek aan degelijke leerkrachten
Onder invloed van het opkomend humanisme werd in 1540 te Brugge een eigen artes-faculteit opgericht: het zogenaamde Collegium Bilingue ingericht in de Brugse stadshallen, ter vervanging van het aldaar in 1520 geplande Collegium Trilingue van Erasmus. Voornamelijk gefinancierd door een legaat van de dominikanerprelaat Johan de Witte ( 1540) sinds 1528 bisschop van Cuba golden de artes voor velen als tussenschakel tussen de scola maior en de universiteit. De belangrijkste docenten waren G. Cassander en J. Cruquius. Wat men in de scola maior had moeten leren, werd er hernomen in een driejarige cyclus zodat de 15-jarige afgestudeerde hetzij was klaargestoomd voor verdere universitaire studies, hetzij terugkeerde naar zijn kerk om er met het diploma van magister artium op zijn beurt onderwijs te verstrekken
Toch lieten ook de kapittelscholen zich in deze hervormingen niet onbetuigd. Door de installatie van een scholastria (onder leiding van de rector scholarum) en een cantoria (onder leiding van de grootcantor) trachtte men er de eerder op muzikale vorming gerichte scholing van de choralen van de opleiding van de overige scholieren af te schermen. Pogingen hiertoe zijn bekend voor Sint-Donaas vanaf 1484, voor Onze-Lieve-Vrouw vanaf 1528, voor Sint-Salvator tot tweemaal toe in 1506-1512 en 1519-1529 (zie supra). De kanunniken van Sint-Donaas stelden in 1518 zelfs hun kapittelzaal ter beschikking voor lessen Griekse spraakkunst. Rond 1550 werd aan hetzelfde kapittel de mogelijkheid geschapen voor 13 onbemiddelde jongens de zogenaamde refectionalen of kwekelingen om van hun 12de tot hun 18de onder het toezicht van de rector scholarum humanioraonderricht te volgen aan de kapittelschool. Ook de bogardenschool schakelt zich vanaf de overname door de stad in diezelfde hervormingsbeweging in
De plannen van de Brugse bisschop Curtius in verband met de oprichting van een bisschoppelijk seminarie stuitten aanvankelijk op weerstand vanwege de kanunniken van Sint-Donaas. Zij beweerden dat te Brugge een dergelijke instelling niet nodig was, vermits zij zelf een school bezaten waar naast godsdienst en zang, ook Latijn onderwezen werd. Het Latijns onderricht was er toen blijkbaar al in die mate hervormd, dat een aantal van de bekwaamste scholieren zonder verdere bijscholing als beursstudenten naar de universiteiten van Leuven of Douai konden worden gezonden. Niettemin ging zijn opvolger Driutius met de plannen door. De nodige financiële middelen werden vrijgemaakt, onder meer door de incorporatie van de beurzen der refectionalen van Sint-Donaas die als het ware de kern van de nieuwe onderwijsinstelling vormden. Op 23 juni 1571 betrokken de refectionalen hun nieuwe woning in de Ridderstraat, waarmee het seminarie meteen van start ging. Toen in 1618 ook de leerstoelen van de Cuba-stichting werden geïntegreerd, was de oprichting van het grootseminarie uiteindelijk een feit
De komst van de jezuïeten
Eveneens op initiatief van het Brugse bisdom waren inmiddels ook de onderhandelingen met de jezuïeten begonnen over een permanente vestiging van de orde in de stad. In 1575 openden zij een college dat op termijn plaats zou bieden aan een 250- tot 300-tal studenten. Nog voor de aanvang van het nieuwe college werd met het bisdom een akkoord gesloten om tegen betaling de humanioraopleiding van de seminaristen te verzorgen. Hoe lang de seminaristen de lessen in het jezuïetencollege hebben bijgewoond, is niet meteen duidelijk. Vast staat dat het Brugse seminarie geen lang leven beschoren was: de ontoereikendheid van de financiële middelen was de voornaamste oorzaak van zijn afschaffing in 1632. Pas in 1719 zou het opnieuw worden opgestart. Terwijl het seminarie voorlopig verdween, werd de school van de choralen en refectionalen van Sint-Donaas heringericht en in 1648 hervormd. Het onderwijs van de paters jezuïeten zou uiteindelijk ook dat van Sint-Donaas overvleugelen en degraderen tot een voorbereidende opleiding genre scola minor waarvan slechts de beste studenten hun studies in moderne vorm in het jezuïetencollege konden verderzetten
De vroegste sporen van de aanwezigheid van jezuïeten te Brugge gaan terug tot 1544, toen de orde voor het eerst bekendheid in de stad verwierf dankzij het apostolaat van de paters Cornelis Wisschaven en Robert Claeyssone. Met het doel een permanente jezuïetenresidentie in zijn bisschopsstad uit te bouwen, bood bisschop Petrus Curtius de Sociëteit reeds in 1565 de eigendommen van het Sint-Martinusklooster in de Nieuwe Gentweg aan. De oversten van de jezuïeten achtten de tijd echter nog niet rijp en pater Claeyssone bleef voorlopig de enige jezuïet te Brugge
Curtius opvolger, Remigius Driutius (1519-1594), wist de wens van zijn voorganger wel te realiseren. Met de aanstelling van de paters Henricus Harlemius en Franciscus Costerus in 1571 kwamen de plannen voor de uitbouw van een permanent jezuïetenhuis pas echt van de grond. Onder meer door de tussenkomst van ex-provinciaal Costerus, kwam men in oktober 1574 met de stad tot een vergelijk. Met financiële steun van de stadsmagistraat, het bisdom en tal van particuliere schenkingen installeerden de paters zich uiteindelijk in het huis De Lecke op de Sint-Jansplaats en drie aanpalende woningen in de huidige Wapenmakers- en Sint-Walburgastraat. Eerste rector werd Franciscus Costerus. Op 12 maart 1575 openden zij er hun eerste college, voorlopig beperkt tot de hoogste drie klassen. Volgens Delplace (1884) vormden zij aldus het vervolg op een lagere Latijnse opleiding verstrekt aan de kapittelschool van Sint-Donaas. Daarnaast verzorgden de jezuïeten ook de Griekse en Latijnse vorming van de Brugse seminaristen
Onder het protestantse stadsbestuur (1578-1584) werd het college een tijdlang gesloten. De aanwezige jezuïeten werden uit de stad verbannen; de meesten zochten een onderkomen in het college van Sint-Omaars. Kort na de herovering van de stad in 1584 keerden zes jezuïeten naar de Sint-Jansplaats terug. In maart 1585 heropenden zij er hun college, ditmaal met de drie lagere klassen. Een volledige lescyclus bestaande uit vijf klassen werd pas in 1590 opgezet. De financiële basis van hun onderwijs werd sinds 1584 gevormd door de incorporatie van de goederen van de abdij van Zoetendale, gelegen tussen Middelburg en Aardenburg. De abdijgebouwen zelf deden in 1666 nog dienst als buitengoed van het college
Vermits er geen mogelijkheid tot uitbreiding bestond, vormden de gebouwen op de Sint-Jansplaats slechts een voorlopige vestigingsplaats. In 1595 (of 1596) werden enkele gebouwen op de nabijgelegen Sint-Maartensplaats aangekocht. Tussen 1596 en 1638 verwierven de jezuïeten meer dan 40 huizen op deze site. De paters namen er in 1596 hun intrek in de twee huizen van Den Heere van Mouscron. De school werd aanvankelijk ingericht in enkele aangekochte huizen in de Hoornstraat. In 1598 verhuisde deze naar het huis St.Godelieve/De Pau aan de Verversdijk. In diezelfde periode werd tevens een voorlopige kerk gebouwd
Tussen 1607 en 1610 werd een nieuw schoolgebouw aan de Sint-Maartensplaats opgetrokken, grotendeels gefinancierd met gelden van de stad Brugge en het Brugse Vrije. Het nog bestaande gebouw omvatte onder meer een vijftal klaslokalen op het gelijkvloers en een groter vertrek of aula op de eerste verdieping. In augustus 1619 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van een nieuw en groter kerkgebouw (Sint-Franciscus Xaverius). De werken, onder leiding van de Brugse pater-architect Pieter Huyssens, moesten meermaals worden stilgelegd en werden uiteindelijk pas in 1641-1642 voltooid. Een laatste grote constructie die de jezuïeten tussen 1699 en 1702 op de site voltooiden, was een nieuwe kloostervleugel met infirmerye langs de Verversdijk
In vergelijking met de colleges van bijvoorbeeld Brussel of Antwerpen, was het Brugse jezuïetencollege slechts een middelgrote school: het telde nooit meer dan 250 à 300 scholieren. Ook toen de paters augustijnen in 1622 een college te Brugge openden, bleef dit aantal nagenoeg behouden. Het onderwijs was er over vijf klassen verdeeld: de retorica, de poësis, de syntaxis, de grammatica media en de rudimenta. De scholieren kwamen hoofdzakelijk uit de stad Brugge zelf. Vermits er aan het college geen pensionaat was verbonden, dienden studenten van buiten de stad een onderkomen te vinden bij particulieren. Onder de scholieren bevonden zich aanvankelijk ook de seminaristen van het bisdom Brugge, alsook een gedeelte van de choralen en refectionalen van Sint-Donaas. Ook van de bogardenschool mochten de beste scholieren vanaf 1575 voortstuderen bij de paters jezuïeten
De sterke achteruitgang van het aantal scholieren in de 18de eeuw (slechts 56 in 1754) was net als de verslechterende financiële toestand een algemene trend binnen de Sociëteit. Bij de opheffing van de orde in 1773 verbleven er nog 32 bewoners in het klooster: 18 paters, vijf scholastieken en negen broeders. De lekenbroeders en de scholastieken konden reeds op 12 oktober 1773 de collegegebouwen verlaten. De overige paters-jezuïeten werden door de Oostenrijkse regeringscommissarissen op 23 oktober weggezonden, met uitzondering van de voormalige rector Frédéric Burtin, ministre Jean Baptiste Scheerlinck en de twee procuratoren Pierre Amerlinck en Jean Wijnckens. Laatstgenoemden werden overgebracht naar de gebouwen van het voormalig jezuïetencollege te Gent, waar ze uiteindelijk op 3 november werden vrijgelaten. Het archief van de Brugse jezuïeten werd eveneens naar Gent verscheept. De gebouwen en hun inboedel werden in beslag genomen en ten dele openbaar verkocht. Een gedeelte van het meubilair en de bibliotheek werd in 1777 nog gerecupereerd voor de inrichting van het Koninklijk college-pensionaat aan de Spiegelrei. De scholieren konden hun studies voorlopig voortzetten bij de augustijnen. De Xaveriuskerk werd in 1779 overgedragen aan de pastoor en kerkmeesters van de naburige Sint-Walburgaparochie. Vanaf 1832 werden de collegegebouwen in hun oorspronkelijke onderwijsfunctie hersteld. Tot 1850 was er het Atheneum gevestigd, gevolgd door de école moyenne. De vleugel aan de Verversdijk werd als kostschool ingericht. Tot in 1990 bleef het gebouwencomplex fungeren als een afdeling van de Brugse Rijksmiddelbare school. In 1995 werd de site vervolgens door het Europacollege aangekocht om er een nieuwe campus te vestigen. Tijdens de werkzaamheden werden tal van archeologische vondsten gedaan
Het voornaamste archiefmateriaal van het Brugse jezuïetencollege is verspreid over het eigenlijk archief van de Brugse jezuïeten, de Cumulus Ecclesiasticus en de Oorkonden met blauw nummer.
RA Brugge, Oorkonden met blauw nummer (toegang: M. VANDERMAESEN. Inventaris van de verzameling oorkonden met blauw nummer. Rijksarchief Brugge. Brussel, 1996) verwijst naar de delen 23, 24, 25, 26 en 27 van de reeks ingebonden steekkaarten van de verzameling Oorkonden met blauw nummer (toegang: handschriftelijke inventaris, ter plaatse te raadplegen). Dit 19de-eeuwse verzamelbestand bevat een apart onderdeel waarin de originele oorkonden van het Brugse jezuïetencollege werden opgenomen (inmiddels hernummerd).
RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nrs. 1589-2730 (toegang: Sociëteit van Jezus te Brugge. Brussel, 1992). Dit is het eigenlijke moederbestand van de Brugse jezuïeten. De nummering begint vanaf nr. 1589. Er werd aldus rekening gehouden met de 1588 nrs. uit de verzameling Oorkonden met blauw nummer. Bevat voornamelijk beheersarchief (eigendomstitels en boekhouding), stukken met betrekking tot de stichting van het college (zie nr. 1), de constructie van de kloostergebouwen, pastoraal, de Missio navalis (1612-1706) en de goederen van de abdij van Zoetendale. Bevat ook briefwisseling met het provincialaat en de overige jezuïetencolleges en andere brieven (nrs. 1759-1820, 16de-18de eeuw). De indeling van de toegang is allesbehalve sluitend. Het vermelden waard zijn de twee cartularia (A en B) (nrs. 1592 en 1591).
RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nrs. 40, 1637, 1821, 2050, 2204, 2642 en 2980 (toegang: M. NUYTTENS. Inventaris van de verzameling Cumulus Ecclesiasticus. Brussel, 1998). Het betreft onder meer een aantal 17de-eeuwse processtukken, stukken in verband met testamentaire beschikkingen ten gunste van de jezuïeten te Brugge (1630) en briefwisseling (17de-18de eeuw). RA Brugge, Oud Kerkarchief, nr. 597 (toegang: M. NUYTTENS. Inventaris van de verzameling Oud Kerkarchief. Rijksarchief te Brugge. Brussel, 1997) bevat briefwisseling van de rector en diverse stukken in verband met het catechese-onderricht.
Archief over het Brugse jezuïetencollege is in de eerste plaats te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen, (1388) 1564-1773. Brussel, 2006). De stukken zijn van uiteenlopende aard en betreffen zowel apostolaat, onderwijs als goederenbeheer. Er kan vooral gewezen worden op de nrs. 2102-2148 en 522-543 (ingekomen brieven uit het college van Brugge (1659-1773)).
BA Brugge, Bisdom Brugge, nrs. C375-376 (toegang: B. JANSSENS DE BISTHOVEN. Inventaris van het Bisschoppelijk Archief te Brugge. Leuven, 1984) bevat onder meer 18de-eeuwse toneelprogrammas, losse stukken (in afschrift) met betrekking tot de eerste vestiging, dossiers betreffende een proces tegen het bisdom, de abt van de Eeckhoutabdij en de president van het Bisschoppelijk seminarie met betrekking tot rentes op het seminarie (1697-1745) (zie ook RA Brugge, Bisdom Brugge (nieuw kerkarchief), nr. 795) en losse stukken met betrekking tot de afschaffing.
SA Brugge, Oud Archief, nr. 473 (toegang: A. VANDEWALLE. Beknopte inventaris van het stadsarchief van Brugge. Deel I: Oud Archief. Brugge, 1979) bevat voornamelijk bundels met processtukken.
ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1183 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991) bevat een dossier over de Brugse jezuïeten (1592-1685).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
RA Brugge, Cumulus Ecclesiasticus, nr. 2204: akte betreffende het aanbod van de kloostergebouwen van de Staelyser-broeders aan de jezuïeten (16de eeuw). RA Brugge, Oorkonden met blauw nummer, nr. 475: Bulle van paus Gregorius XIII betreffende de heropening van het college en de incorporatie van de abdij van Zoetendale (23 juni 1584). Uitgegeven in A. MIRAEUS, Opera diplomatica et historica. Dl. 3, Brussel, 1734, p. 252. De voornaamste documenten betreffende de stichting in 1574 en de heropening in 1585 vindt men in kopie terug in de twee cartularia (A en B) bewaard in RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nrs. 1592 en 1591. Stukken betreffende de stichting en heropening van het Brugse college worden uiteraard ook bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 2102. Enkele losse stukken (in afschrift) vindt men eveneens in BA Brugge, Bisdom Brugge, nrs. C375-376 (1574-1585). Het betreft onder meer een kopie (s.d.) van de toelating van de provinciaal tot het oprichten van een jezuïetencollege te Brugge, een rekwest aan het kapittel van Sint-Donaas betreffende het gebruik van de Sint-Janskerk en enkele stukken met betrekking tot de vestiging in het huis De Lecke en aanpalende woningen (1574). Voor de periode na 1585 vindt men er een rekwest aan de Brugse stadsmagistraat (met beschikking in apostille) betreffende de subsidiëring van herstellingswerken aan het college (1585) en een afschrift (s.d.) uit het Secrete Resolutieboeck van de stad (6 februari 1609) betreffende de subsidiëring van het Brugse jezuïetencollege. Een aantal documenten omtrent de stichting van het college werd uitgegeven in L. DELPLACE. 'Lancien collège des Jésuites à Bruges (1560-1773)'. Annales de la Société dEmulation pour létude de lhistoire et des antiquités de la Flandre, 34 (1884) p. 64-99.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 13. Heel wat gegevens werden reeds verzameld in de onuitgegeven studies van G. DUTREMEZ (Commentaire sur Historia collegii Brugensis et Litterae annuae I, II, III., Historia Residentiae Brugensis, Compendium historiae Residentiae Brugensis, Jesuitica Brugensia en La suppression et le retour des Jésuites à Bruges). Een exemplaar van deze studies wordt bewaard in het AVJ te Heverlee.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken betreffende de opheffing zijn uiteraard te vinden in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 23 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991); ARA, Secretarie van Staat en Oorlog, nrs. 1889-1893 (1773-1786) (toegang: A. GAILLARD en E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives de la Secrétairerie dÉtat et de Guerre (daprès lexemplaire annoté salle de lecture). Brussel, 1991). ARA, Raad van Financiën, nrs. 7703, 7784, 7819-7821, 7885-7886, 7920 en 7988 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938); ARA, Rekenkamer, nrs. 12.301-12.317 (toegang: L. GACHARD. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions. Dl. 2. Brussel, 1845); RA Gent, Raad van Vlaanderen, nrs. 31.518 (toegang: J. BUNTINX. Inventaris van het Archief van de Raad van Vlaanderen, 9 dln. Brussel, 1964-1979) .
Dit alles kan nog worden aangevuld met stukken in RA Brugge, Verzameling Oud Kerkarchief, nr. 80; SA Brugge, Plakkaten, ordonnantiën en reglementen der stad (XVI tot XVIII eeuw), nrs. 1988,1990, 1994, 2045, 2053 en 2004 en SA Brugge, Politieke oorkonden 16de-18de eeuw, nr. 702. Enkele losse stukken met betrekking tot de afschaffing van de Brugse jezuïeten en het beheer van de geconfisceerde goederen zijn tevens te vinden in BA Brugge, Bisdom Brugge, nr. C375 (1773-1780), onder meer een brievenboek betreffende het beheer van de goederen van de afgeschafte jezuïeten (1773-1780). RA Gent, Fonds familie Borluut, nr. 206 bevat de papieren van Alphons Borluut, belast met de uitvoering van de afschaffing van het Brugse jezuïetencollege. Met betrekking tot de overdracht van de kerk der jezuïeten aan de parochie van Sint-Walburga, zie: RA Brugge, Kerkfabriek Sint-Walburga Brugge, nrs. 106, 138, 160 en 170, evenals ARA, Geheime Raad Oostenrijkse periode, nrs. 845 A en 845B.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 2124: Idea collegii Brugensis mittenda in Urbem (1600). ARA, Kaarten en plattegronden in handschrift. Tweede Reeks, nr. 428: Carte figurative ofte platten grondt vande kercke met het gheheel collegie vande Eerw. Patres der Societeijt Jesu binnen Brugghe, plattegrond van het jezuïetencollege te Brugge door Guillielmus Pasman, beëdigd landmeter in het Brugse Vrije (1674). Uitgegeven in: M. RYCKAERT, A. VANDEWALLE e.a. Brugge. De geschiedenis van een Europese stad. Tielt, 2002, p. 156-157.
ARA, Kaarten en plattegronden in handschrift. Eerste Reeks, nr. 1889: Plan de léglise des ci-devant Jésuites, à Bruges, et autres parties nécessaires pour la rendre propre à lusage de la paroisse de Ste-Walburge, plattegrond van de voormalige jezuïetenkerk te Brugge en aangrenzende lokalen nodig voor het toekomstige gebruik door de parochie Sint-Walburga (1778). Idem in RA Brugge, Kerkfabriek Sint-Walburga Brugge, nrs. 160 en 170.
ARA, Gegraveerde kaarten en plattegronden, nr. 369: zicht op de collegekerk van de Brugse jezuïeten en de Eeckhoutabdij (s.d.). RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nr. 2737/5: Prima idea iconographica collegii Brugensis Societatis Jesu. Cum aspectu ad aulam veterem non distruenda, bouwplan van het jezuïetencollege te Brugge anno 1690 (s.d.).
Het promptuarium pictorum, een verzameling tekeningen en plattegronden van jezuïetencolleges en kerken, in 1747 samengesteld door pater Petrus Dolmans, bevat een grondplan van het college uit 1693 op f° 77-78 . Het wordt samen met een inventaris in typoscript bewaard in het AVJ te Heverlee.
Het centrale archief van de Sociëteit van Jezus te Rome bewaart twee plannen van het Brugse jezuïetencollege, een Ichnographia Collegii Brugensis uit 1693 en een Exemplum ideaea Collegii Brugensis uit 1699. Zie: J. VALLERY-RADOT en E. LAMALLE. Le recueil de plans dédifices de la Compagnie de Jésus conservé à la Bibliothèque Nationale de Paris suivi de lInventaire du recueil de Quimper et de lInventaire des plans des archives romaines de la Compagnie. Rome, 1960, p. 491-493, uitgegeven in G. AERENTS. 'Brugge. Sint-Jansplaats 5'. Brugfina (1967-1968).
Een afbeelding van de Brugse jezuïetenkerk is te vinden in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 1. Keulen, 1641, p. 236 en Ibidem. Dl. 2. Brussel, 1735, p. 102 (kopie in SB Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse, nr. 11.146). Op het stadsplan van Brugge, weergegeven in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 1, Keulen, 1641, p. 182-183 en hetzelfde stadsplan, gegraveerd door Renier Blokhuyzen in Dl. 2, Brussel, 1735, p. 1-2, wordt de ligging van het jezuïetencomplex aangeduid met de letter 'o'.
5.Schoolreglementen en 6.Leerplannen en leerboeken
RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nr. 1643: Ordinata circa rationes rerum temporalium a Reverendo P. Proli in Congregationis Provincialis [sic] anno 1614 et 1619, ordonnanties rakende kleding, voeding, veranderingen aan het college, steun in de gemeenschappelijke onkosten van de leden der Sociëteit (1614-1619).
BA Brugge, Bisdom Brugge, nr. K114bis 3/2-3: Voorstel tot onderwijsorganisatie (1 mei 1575). Op wandplaat gekleefd: Latijnse (links) en Griekse (rechts) versie. Biedt informatie omtrent het leerprogramma (lectuur/ dagindeling) van de hoogste drie klassen. Hing vroeger in de oude leeszaal van het Bisschoppelijk archief. Uitgegeven in A. DEWITTE. 'Scholen en onderwijs te Brugge gedurende de middeleeuwen'. Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming Société dÉmulation te Brugge, 109 (1972) p. 191-194. RA Brugge, Socïeteit van Jezus, nr. 1794: brief betreffende de voorschriften voor professoren en scholieren en betreffende het leerprogramma (4 oktober 1660). Het laatste stuk blijkt uit het archiefbestand verdwenen. Het archief van het seminarie van Brugge, Fonds Oud Seminarie bevat een brief (17 april 1575) waarin een studieprogramma en een lessenrooster aan de Brugse stadsmagistraat worden bekend gemaakt (L. BROUWERS. De Jezuïeten te Brugge, 1570-1773, 1840-heden. Mechelen, 1986, p. 88).
Naast de Ratio studiorum kan hier verwezen worden naar de specifieke regelgeving voor de colleges van de Nederduitse provincie. Het belangrijke reglement van 1625 en de herziening ervan uit 1647 werden gepubliceerd door Ch. VAN DE VORST. 'Instructions pédagogiques en 1625 et 1647 pour les collèges de la province Flandro-Belge'. Archivum Historicum Societatis Jesu, 19 (1950) p. 181-236. De archiefbescheiden in kwestie worden, samen met enkele andere normatieve bronnen met betrekking tot leerplan en onderwijs in het algemeen, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1760-1784.
10.Schoolschriften
In enkele collecties en familiearchieven van het Brugse Stadsarchief zijn schoolschriften van scholieren van het Brugse jezuïetencollege bewaard. Zij werden alle opgenomen in N. GEIRNAERT. Inventaris van de handschriften in het stadsarchief te Brugge. Brugge, 1984. Daarnaast vindt men ze ook terug in de inventarissen van de respectieve familiebestanden en verzamelingen (met uitzondering van hs. 22). Zij dienen aan de hand van de nummering in deze laatste inventarissen te worden aangevraagd. De nummering van het archief Gilliodts en Costenoble is slechts voorlopig. SA Brugge, Adornes en de Jeruzalemstichting, nrs. 244 (ca. 1600) en 417 (ll:Franciscus Ballet, 17de of 18de eeuw). SA Brugge, Handschriften Stadsarchief Brugge, hs. 22 (17de of 18de eeuw). SA Brugge, Gilliodts en Costenoble, nrs. 60 (Petrus Mollo, leerkracht Willem Mattheeuws, 1705); nr. 93 (18de eeuw); nr. 225 (Patricius Joannes Morison, 1761-1762). SA Brugge, Rekeningen van particulieren, nr. 6 (leerkracht Jacob Terrier, 1721).
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
Catalogi personarum in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55. In ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 23 vindt men lijsten van ex-jezuïeten.
12.Bibliotheekcatalogi
KB Brussel, Handschriften, nr. 4672: Catalogus librorum omnium Bibliothecae Societatis Jesu, Brugis, MDCXXXVI, bibliotheekcatalogus van het jezuïetencollege te Brugge (1636). Zie ook A. SANDERUS. Bibliotheca Belgica manuscripta. Rijsel, 1641, p. 279-282. Losse stukken betreffende de bibliotheek van het college in RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nrs. 1638 en 1695-1702 (1587-1674).
Met betrekking tot de lotgevallen van de jezuïetenbibliotheken na de afschaffing, zie tevens: J. MACHIELS. Van religieuze naar openbare bibliotheek. Brussel, 2000; B. OP DE BEECK. 'Boeken uit de bibliotheken van de Engelse jezuïetencolleges te Brugge bewaard in de verzameling Ville de Bruxelles'. P. DELSAERDT en K. DE VLIEGER-DE WILDE (eds.). Boekgeschiedenis in Vlaanderen. Nieuwe instrumenten en benaderingen. (Handelingen van het Contactforum gehouden te Brussel, 28 november 2003). Brussel, 2004, p. 79-89. Zie ook: ARA, Geheime Raad Oostenrijkse periode, nr. 847A en ARA, Secretarie van Staat en Oorlog, nrs. 1889-1893. Andere catalogi en inventarissen opgesteld naar aanleiding van confiscatie en verkoop van boeken uit de Brugse collegebibliotheek in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nrs. 23 en 38B; ARA, Raad van Financiën, nrs. 7940-7942.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Met betrekking tot toneelopvoeringen van het Brugse jezuïetencollege, zie G. PROOT. 'Het Brugs jezuïetentoneel in de zeventiende en achttiende eeuw'. V.R.B. Informatie, 30 (2000), p. 3-18. De auteur vond vermeldingen terug van 105 spektakels, waarvan hij er 73 tot het genre collegetoneel rekent. De precieze referenties werden opgenomen in het repertorium van G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica, nrs. Be l Be 108. Enkele niet vermelde toneelprogrammas werden teruggevonden in UG Centrale bibliotheek nr. BL.005.309/1 (1636); BA Brugge, nr. C 375 (1732 en 1769) en SA Brugge, Plakkaten, ordonnantiën en reglementen der stad (XVI tot XVIII eeuw), nr. 1795 (1769); KU Leuven, Bibliotheek Humanistische filologie, nr. 870 E/ABSA 1714 (1714).
Met betrekking tot het befaamde debat over Vlaanderens Roem, een publiek debat door de scholieren van het Brugse jezuïetencollege in 1605 gehouden voor de verzamelde Vier Leden van Vlaanderen, zie A. VIAENE. 'Het debat over Vlaanderens roem in het jezuïetencollege te Brugge (1605)'. Biekorf. Westvlaams Archief voor Geschiedenis, Oudheidkunde en Folklore, 60 (1959) p. 161-170. Zie verder onder meer J. GELDHOF. 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Brugge, 1986. Overige titels: Ruusbroecgenootschap, nr. 4103 D 4: D. Servatii Electio Servatio Quynckero, 7° Brugensium Episcopo (1630). Het betreft een toneel- en gedichtenbundel opgesteld door het Brugse jezuïetencollege naar aanleiding van de plechtige wijding van Servaas de Quinckere, zevende bisschop van Brugge in juni 1630. Andere voorbeelden van de deelname van het college aan de feestelijkheden naar aanleiding van de wijding van Brugse bisschoppen, zijn te vinden in SB Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse, nr. 5334 (Carolus Vanden Bosch, 1651) en KU Leuven, Bibliotheek Godgeleerdheid, nr. 270.169.2/Fo/SOCI (Henricus Josephus Van Susteren, 1740). Zie hieromtrent ook D. SACRÉ. Sidronius Hosschius (Merkem 1596 Tongeren 1653): Jezuïet en latijns dichter. N.a.v. zijn vierhonderdste verjaardag. Kortrijk, 1996, p. 103-104 en 148-149. BA Brugge, Bisdom Brugge, nr. C375 bevat een affiche met een lofdicht opgesteld naar aanleiding van 50 jaar religieuze staat van pater Herman van den Clooster (1751).
Net zoals de oprichting van het bisschoppelijk seminarie centraal staat in de geschiedenis van het Brugse onderwijs tijdens het ancien régime, verwijzen alle publicaties allereerst naar het tweedelige werk van A. DE SCHREVEL. Histoire du Séminaire de Bruges, 2 dln. Brugge, 1895. Voor het hierboven geschetste historische overzicht zijn wij tot 1600 sterk schatplichtig aan de artikels van A. DEWITTE. 'Scholen en onderwijs te Brugge gedurende de Middeleeuwen'. Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming Société dEmulation te Brugge, 109 (1972), p. 145-217 en A. DEWITTE. 'Scholen gedurende de middeleeuwen'. Het Brugs Ommeland, 15 (1975) p. 18-23. Gegevens over de latere periode werden onder meer geput uit: J. GELDHOF. 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Brugge, 1986 en L. BROUWERS. De Jezuïeten te Brugge, 1570-1773, 1840-heden. Mechelen, 1986.
Betreffende de kapittelscholen van Sint-Donaas, Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Salvator verwijzen wij onder meer naar: P. ANDRIESSEN. Die van Muziken gheerne horen. Muziek in Brugge 1200-1800. Beernem, 2002 en de hierin vermelde artikels van A. DEWITTE. 'De kleijne gestigtigheijd der refectionalen van St.-Donaas - Brugge, 14 jan. 1790'. Biekorf. Westvlaams Archief voor Geschiedenis, Oudheidkunde en Folklore, 92 (1992) p. 439-440; A. DEWITTE. 'Gegevens betreffende het muziekleven in de voormalige Sint-Donaaskathedraal te Brugge 1251-1600'. Handelingen van het genootschap Société dEmulation te Brugge, 111 (1974) p. 129-174; A. DE WITTE. 'De kapittelschool van de collegiale Sint-Salvator te Brugge 1516-1594'. Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming Société dEmulation te Brugge, 104 (1967) p. 5-65; A. DEWITTE. 'Scolastri en rectores scolarum aan de O.L.V. Kapittelkerk te Brugge, 1480-1553'. Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming Société dEmulation te Brugge, 94 (1962) p. 265-274. Basiswerk voor de geschiedenis van de bogardenschool is nog steeds het eerste deel van de inventaris van L. GILLIODTS-VAN SEVEREN. Inventaire diplomatique des archives de lancienne école Bogaerde à Bruges, comprenant le texte ou lanalyse de tous les documents qui composent cette collection prédédé dune Introduction historique sur les diverses organisations de cette école dapprentissage depuis le XIIIe siècle et suivie dune notice sur la 'Witte' Saeihalle et la Sayetterie, 3 dln. Brugge, 1899-1900; aangevuld met gegevens uit de historische beschrijving van de bogardenschool door Zeger van Male in 1555 uitgegeven door A. SCHOUTEET. Een beschrijving van de Bogardenschool te Brugge omstreeks 1555 door Zeger van Male. Brugge, 1960. Over de Latijnse school van de wilhelmieten van Biervliet te Brugge, werden enkele summiere gegevens gevonden in P. JANSSENS. 'De voorgeschiedenis van het Wilhelmietenklooster te Brugge'. Handelingen van het genootschap voor geschiedenis gesticht onder de benaming Société d Emulation te Brugge, 99 (1962) p. 68-82
.
Het basiswerk over de geschiedenis van de Brugse jezuïeten en hun college is nog steeds L. BROUWERS. De Jezuïeten te Brugge, 1570-1773, 1840-heden. Mechelen, 1986. Men vindt er verwijzingen naar de voornaamste oudere literatuur, zoals het omwille van zijn bronnenpublicaties nog steeds lezenswaardige artikel van L. DELPLACE. 'Lancien collège des Jésuites à Bruges (1560-1773)'. Annales de la Société dEmulation pour létude de lhistoire et des antiquités de la Flandre, 34 (1884) p. 1-100. De restauratie van het voormalige jezuïetencollege was in 1998 het onderwerp van een grondige studie door J. CORNILLY. The former Jesuit college in Bruges: past, present, future (onuitgegeven masterverhandeling). 2 dln. Leuven, 1998. Ook hier vindt men heel wat verwijzingen terug naar oudere en/of meer gespecialiseerde literatuur over de site. Voor meer informatie over de recente archeologische opgravingen en vondsten op de Verversdijk, zie onder meer K. VERTONGEN. De Jezuïeten te Brugge: materiaalverwerking van een 18de eeuwse beerput (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). 3 dln. Leuven, 2001. De toneelproductie van het Brugse jezuïetencollege werd grondig onder de loupe genomen door G. PROOT. 'Het Brugs jezuïetentoneel in de zeventiende en achttiende eeuw'. V.R.B. Informatie, 30 (2000), p. 3-18. Lezenswaardig blijft nog altijd het artikel van A. VIAENE. 'Het debat over Vlaanderens roem in het jezuïetencollege te Brugge (1605)'. Biekorf. Westvlaams Archief voor Geschiedenis, Oudheidkunde en Folklore, 60 (1959) p. 161-170. De stichting en geschiedenis van het Brugse jezuïetencollege worden uiteraard ook uitgebreid behandeld in de ordesgeschiedenis van A. PONCELET. Histoire de la Compagnie de Jésus dans les anciens Pays-Bas: établissement de la Compagnie de Jésus en Belgique et ses développements jusquà la fin du règne dAlbert et dIsabelle, 2 dln. Brussel, 1927-1928.Vermits de vestiging van de jezuïeten te Brugge nauw verbonden was met de stichting van het Bisschoppelijk seminarie, vindt men ook heel wat historische gegevens en bronnenuitgaven terug in de tweedelige studie van kanunnik A. DE SCHREVEL. Histoire du Séminaire de Bruges, 2 dln. Brugge, 1895.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117829_DUT