---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1672-1778
Datering: 1672 (vestiging van de karmelieten); 1700 (verhuis naar het nieuwe klooster); 1778 (karmelieten verlaten Munsterbilzen); 12 oktober 1779 (karmelieten laten het klooster over aan de kapucijnen); 1788 (opschorting van het onderwijs wordt herroepen); 1790 (heropstart van de school); 1797 (sluiting).
Studentenaantallen: bij de afschaffing telde de school 30 tot 40 scholieren.
Het adellijk dameskapittel van Munsterbilzen heeft, zeker in de Nieuwe Tijd, ruime belangstelling getoond voor opleiding en onderwijs, niet alleen voor de eigen stiftsdames, die soms op erg jeugdige leeftijd intraden, maar ook voor de jeugd uit de omgeving en uit de heerlijkheden die door de abdis als vorstin werden bestuurd. In september 1694 kende het kapittel aan Margareta van Bomalle een klein appartement toe, bestaande uit een kamer, een kabinet en een zolder. Zij kon deze woonst betrekken zolang ze les gaf aan het collège pour instruire et enseigner de jeunes dames escoliers à lire, escrire et les bons meurs. De jonge kanunnikessen moesten ook leren zingen. Zo blijkt uit de aanstellingsvoorwaarden van zangmeester Petrus Timmermans (1742) dat hij de jongedames iedere werkdag moest leren zingen en wel s morgens van 9 uur tot 9u30 en s namiddags van 14 tot 15 uur. Daarnaast moest hij hen ook Latijn leren lezen
Niet alleen voor de kanunnikessen was er onderwijs voorzien. De oprichting van het karmelietencollege van Munsterbilzen kaderde in een lange onderwijstraditie. De oudste vermelding van een school staat in een kapittelbesluit van 23 juni 1557. Uit de tekst blijkt evenwel dat de school al veel langer bestond. Hoewel we deze als een lagere school kunnen beschouwen, werd er toch ook Latijn onderwezen. Dit lezen we onder andere in de aanstelling van een leraar in 1723. De kennis van het Latijn was voor het kapittel belangrijk, omdat de scholieren regelmatig met Latijnse gezangen de talrijke erediensten in de collegiale kerk dienden op te luisteren. Merkwaardig was ook dat deze school gemengd was tot aan de oprichting van de meisjesschool in 1725. De adellijke dames vonden blijkbaar dat ook meisjes goed onderwijs mochten genieten
In 1672, met de komst van de karmelieten, werd er een volwaardige Latijnse school opgericht. De stichting van een college was één van de voorwaarden die de abdis en het kapittel aan de vestiging van de karmelieten te Munsterbilzen hadden verbonden. De orde werd voor dit onderwijs wel vergoed. De karmelieten kregen de beschikking over de voormalige kluis aan de Gemeenteweg, aan de oever van de Wilderbeek. Tijdens de volgende jaren breidde het nieuwe klooster zich geleidelijk uit. In 1676 werd de tuin aangelegd en werden de bestaande gebouwen vergroot. In 1691 werd in de kapel een broederschap ter ere van de H. Scapulier opgericht. Het volgende jaar beschikte men over een eigen brouwerij. Korte tijd na hun komst vonden de karmelieten echter dat hun verblijfplaats weinig geschikt was. De kluis lag te ver van het centrum van Munsterbilzen en bevond zich bovendien in een moerassig gebied. Tot tweemaal toe probeerde de orde naar Bilzen te verhuizen: eerst naar de stad, later naar het begijnhof. Deze pogingen bleven echter zonder gevolg. Op 22 december 1696 schonk abdis Anna Eleonora dAspremont-Lynden de paters een terrein achter het kapittel op de plaats genaamd De Stock en De Hofkens
De karmelieten bouwden er een nieuw klooster met een school. Op 25 juli 1700 namen zij er hun intrek. In de volgende jaren werd nog verder gebouwd. In 1707 deed men nog een vergeefse poging om het klooster van de franciscanessen te Bilzen over te nemen. Tussen 1715 en 1718 werd een nieuwe kloosterkerk gebouwd. De volgende jaren werd het kloostergebouw verder uitgebreid, waarbij onder andere nieuwe leslokalen werden gebouwd en enkele kamers tot een eetzaal omgevormd
Zoals het stift en de dorpsgemeenschap, hadden ook de karmelieten te lijden onder het oorlogsgeweld in de eindfase van de Oostenrijkse Successieoorlog (1741-1748). In september 1746 bezetten Franse troepen de streek. Op 11 oktober 1747 kwam het te Lafelt tot een veldslag, gewonnen door de Fransen. De volgende maanden werd Maastricht nog intenser belegerd. In deze periode werden herhaaldelijk soldaten in het karmelietenklooster ingekwartierd. Zodra het oorlogsgeweld achter de rug was, hernam het leven zijn gewone gang
De paters hadden het niet breed en konden hun gemeenschap niet uitbreiden. Zij vroegen wel aan het kapittel de toestemming om 10 of 12 paters in plaats van vijf te mogen opnemen, maar dit werd geweigerd. Ook op verzoeken om lastenverlaging ontvingen zij nul op het rekest. Deze afwijzingen vertroebelden de betrekkingen tussen het kapittel en de karmelieten. De paters zagen zich in 1774 en de volgende jaren zelfs gedwongen om een deel van hun goederen te verkopen om de lasten aan het kapittel te kunnen betalen. In 1776 bewerkstelligde abdis Sofia von Stadion-Tannhausen de volledige overplaatsing van de aanwezige paters en de vervanging door vijf andere. Dit loste echter niets op en op het generaal kapittel van de karmelieten op 15 mei 1778 werd tot de opheffing van het klooster te Munsterbilzen besloten. Na bijna één eeuw aanwezigheid in Munsterbilzen verlieten de karmelieten in augustus 1778 hun klooster. Na veel zoeken vond men de kapucijnen bereid om het verlaten klooster over te nemen. Op 12 oktober 1779 droegen de karmelieten hun complex met toestemming van de abdis aan de kapucijnen over
Al vlug bleek dat dit niet de beste keuze was. De paters weigerden immers de school verder te zetten, omdat lesgeven in strijd was met hun regel. De inwoners van Munsterbilzen, de abdis, alsook het kapittel, reageerden hiertegen. De paters beloofden het probleem te onderzoeken en een oplossing uit te werken. Om hen hiervoor de nodige tijd te geven, schortte de abdis de verplichting om school te houden voorlopig op, tot de paters hiervoor van hun oversten toestemming zouden krijgen. Op 15 november 1779 deden de paters hun intrede te Munsterbilzen. Zij troffen het voormalige karmelietenklooster in een desolate toestand aan. Het meubilair was verdwenen, de kamers waren smerig, een deel van de inboedel was verkocht en de moestuin was een echte wildernis. In de kerk vonden zij vrijwel geen kerkgewaden of ander toebehoren en wat er nog door de karmelieten achtergelaten was, bleek ofwel vuil ofwel versleten. Ondanks alles slaagden de kapucijnen erin om hun klooster na korte tijd normaal te laten functioneren. De heroprichting van de school bleef echter uit.
Vanaf 1787 werd de roep om het herstel van het humanioraonderwijs te Munsterbilzen luider. Vooral vanuit de stadsmagistraat werd hierop erg aangedrongen, maar ook van Bilzen en Hoeselt gingen gelijkaardige verzoeken uit. Op 26 augustus 1788 herriep de abdis de voorlopige opschorting van het onderwijs en beval ze de kapucijnen op 1 oktober de school op te starten. In 1789, bij het aantreden van abdis Maria-Theresia van Bentinck, gingen de inwoners van Munsterbilzen opnieuw in het offensief en eisten de heropening van de school. Zij wezen op het belang van het onderwijs in deze siècle éclairé en op de oorspronkelijke afspraken. Het kapittel zette de kapucijnen onder druk met een verbod voor de paters om nog langer te prediken of biecht te horen in de collegiale en de parochiekerk. Voor het biechthoren van de leden van het kapittel werd een dominicaan uit Tongeren aangetrokken. De abdis dreigde er zelfs mee de paters uit het klooster te zetten en op zoek te gaan naar een andere congregatie die wel voor onderwijs kon zorgen. Uiteindelijk capituleerden de kapucijnen in januari 1790, nadat zij ook van de nuntius te Keulen ongelijk hadden gekregen. Op 17 januari 1790 startte de school. Lang zou ze echter niet open blijven vermits de kapucijnen met de komst van de Fransen hun klooster te Munsterbilzen zagen teloorgaan. Een onderzoek van de Franse administratie wees uit dat het peil van de school op het ogenblik van de afschaffing van een bedenkelijk niveau was: (¼) que les collèges de Maestricht et de Tongres rendaient des services réelles et présentaient beaucoup dutilité pour la jeunesse, malgré les vices de leur organisation et que celui de Munsterbilzen ne peut être regretté.
Het bestand: RA Hasselt, Munsterbilzen Karmelieten, 2004, bevat een register met gegevens over de kluis en de karmelieten. Vooral de kroniek over de kluis en de karmelieten is interessant voor de voorgeschiedenis van de school. De tekst werd door J. Leynen, kapelaan van Munsterbilzen, overgeschreven (RA Hasselt, Parochiearchief Munsterbilzen overdrachten 2003, nr. 18). Het gros van de gegevens over de school bevindt zich in RA Hasselt, Archief van het adellijk damesstift van Munsterbilzen (toegang: M. VAN DER EYCKEN. Inventaris van het archief van het adellijk damesstift van Munsterbilzen. Brussel, 2002. Deze inventaris werd voorafgegaan door H. VAN NEUSS. Inventaire des archives du chapitre noble de Munsterbilsen. Bilzen, 1887. In 1908 werd door A. HANSAY. Supplément à linventaire des archives du chapitre noble de Munsterbilsen par H. Van Neuss. Hasselt, 1908 gepubliceerd. Behalve een aantal losse notas van M. Bussels en J. Lyna bestaat er nog een beknopte regestenlijst van de oorkonden van de hand van J. Grauwels. Deze is enkel in dactylografische versie beschikbaar). De nrs. 2816 tot 2819 en de oorkonden met nrs. 235, 236 en 311 hebben betrekking op het onderwijs van de karmelieten te Munsterbilzen. In de kapittelbesluiten (nrs. 481 tot 514) bevinden zich eveneens gegevens met betrekking tot de school. Het parochiearchief bevat verscheidene handschriften met betrekking tot de geschiedenis van Munsterbilzen, de parochie, de karmelieten en de kapucijnen (RA Hasselt, Parochiearchief Munsterbilzen overdrachten 2003 (toegang: er is een dactylografische inventaris in de leeszaal beschikbaar).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
RA Hasselt, Munsterbilzen, oorkonden nrs. 235 en 236. In 1673 keuren abdis Isabella Henriette dAspremont-Lynden en prins-bisschop Maximiliaan Hendrik van Beieren de oprichting van het klooster van de karmelieten goed. Het geven van onderwijs was één van de voorwaarden die het kapittel en de abdis aan de vestiging hadden verbonden. RA Hasselt, Munsterbilzen, nrs. 2820 en 2821 bevatten de brief van abdis Sofia von Stadion-Tannhausen aan het kapittel waarin het vertrek van de karmelieten wordt aangekondigd en andere stukken met betrekking tot het vertrek van de karmelieten en de komst van de kapucijnen.
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
J. Leynen gebruikt het stuk met de titel: Primordia conventus capucinorum munsterbiliensium als bron voor de geschiedenis van de kapucijnen te Munsterbilzen. Het oorspronkelijke handschrift is verloren. De tekst of een gedeelte ervan kunnen we terugvinden in de persoonlijke notas van J. Leynen (RA Hasselt, Parochiearchief Munsterbilzen overdrachten 2003, nr. 18).
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
Munsterbilzen behoorde in de Franse periode tot het eerste arrondissement van het departement van de Nedermaas. Het archief van dit departement bevat niet alleen stukken met betrekking tot de afschaffing van de colleges, maar schetst eveneens een beeld van de laatste jaren van hun bestaan. De overheid was vooral geïnteresseerd in het aantal scholieren, de staat van de gebouwen, de vakken die er gegeven werden, de inkomsten die aan de school verbonden waren, het aantal leraars en de mogelijkheid om deze mensen opnieuw te laten onderwijzen. RA Maastricht, Archieven van het arrondissement Maastricht en het departement van de Nedermaas (1794-1814) (toegang: H. HARDENBERG. Inventaris der archieven van het arrondissement Maastricht en van het departement van de Nedermaas (1794-1814). Den Haag, 1946), nr. 2452. Het bestand is voor een groot deel verfilmd. RA Hasselt beschikt over dubbels van deze films.
Voor het meest recente en volledige artikel over het onderwijs in Munsterbilzen kan verwezen worden naar: J. VAN DER EYCKEN en M. VAN DER EYCKEN. Wachten op de Prins. Bilzen, 2002. Over het lager onderwijs verscheen het artikel van: R. VANHEUSDEN. 'De inrichting van het lager onderwijs te Munsterbilzen in de 16de, 17de en 18de eeuw'. Het Oude Land van Loon, 5 (1950) p. 205-209. Ook de artikels van J. LEYNEN. 'Het klooster der capuci(e)nen te Munsterbilzen'. Limburg, 16 (1934-1935) p. 25-31, 46-52 en 168-176 en 'Munsterbilsen. De kluis'. Limburg, 13 (1931-1932) p. 50-54 zijn onontbeerlijk voor deze materie. Zie ook: E. PERSOONS. 'Munsterbilzen-Sint-Annadal'. Kluizen en kluizenaars in Limburg. Brussel, 2002, p. 64-65.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117874_DUT