---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1585-1773
Datering: 1585 (opening college: twee tot drie klassen); 1588 (vier klassen); 1592 (volwaardige lescyclus: vijf klassen)
Studentenaantallen: ca. 260 (1620); 231 (1639); 342 (1645); 197 (1648); 225 (1654); 193 (1655); 233 (1656); 222 (1657); 218 (1658); 204 (1663); 234 (1664); 204 (1665); 215 (1666); 210 (1668); 194 (1672); 188 (1675); 177 (1681); 152 (1685); 162 (1686/89); 148 (1723); 120 (1733); 105 (1740); 101 (1743); 105 (1746); 136 (1749); 103 (1754); 80 (1761); gegevens uit: M. VERFAILLIE. De Jezuïeten en hun college te Ieper (1585-1773). Leuven, 1980, p. 276-277.
Historische notitie
Aan de grondslag van deze stichting lag Martinus Rythovius, de eerste bisschop van Ieper. Sinds het begin van zijn episcopaat in 1561 koesterde hij het idee een jezuïetencollege in zijn bisschopsstad te vestigen. Bij gebrek aan geld moest hij zich echter voorlopig tevreden stellen met de opening van een seminarie in 1564. Nog tijdens de protestantse bezetting van Ieper (1577-1584) trachtte Rythovius in ballingschap te Aire (Artesië) de nodige fondsen vrij te krijgen: de incorporatie van de goederen van de benedictijnenkloosters van Merkem en Nieppe werd in 1583 door Farnese goedgekeurd. De pauselijke toestemming kwam pas een jaar later op 25 mei 1584. Rythovius was toen reeds aan de pest overleden. Het was zijn opvolger, Petrus Simons (1583-1605), die de onderneming met succes wist af te ronden. Na de herovering van de stad op de protestanten zond jezuïetenprovinciaal Olivier Manare op aanvraag van het stadsbestuur in 1584 de paters Paulus Schodaeus en Godfridus Walteri om de eigenlijke stichting van het college voor te bereiden. Na onder meer een persoonlijk bezoek van de jezuïeten-provinciaal kwam Simons in 1585 tot een akkoord met het stadsbestuur en het kathedrale kapittel van Sint-Maarten over de vestigingsplaats en de financiering van de geplande jezuïetenresidentie. Manare leverde daarop het nodige personeel en kort daarna opende het college in de Montstraat zijn deuren. Eerste rector werd pater Antoine Du Carne
Van start gegaan met slechts twee klassen werd het college op het einde van 1585 reeds met een derde klas aangevuld. De verdere uitbouw gebeurde geleidelijk. In 1588 werd de cyclus uitgebreid tot vier klassen; in 1592 werd tenslotte de retorica ingericht. Vanaf 1644 was er ook een lagere school aan het college verbonden. Met de toename van het aantal scholieren bleken de panden in de Montstraat al gauw te krap en tussen 1606 en 1608 lieten de paters op de site een nieuw collegecomplex optrekken, voorzien van vijf aangepaste klaslokalen en een aula bestemd voor toneelopvoeringen. Tijdens de bouwwerken kregen de jezuïeten van bisschop Simons de toelating hun lessen in de nabijgelegen seminariegebouwen verder te zetten. Tussen 1588 en 1593 was inmiddels ook een voorlopige kapel opgetrokken. De constructie van de eigenlijke jezuïetenkerk (Onze-Lieve-Vrouw), begonnen in 1620, diende wegens geldgebrek en de politieke onrust geregeld te worden stilgelegd. De oorspronkelijke plannen van lekenbroeder Hendrik Hoeymaker werden door het generalaat te Rome grondig gewijzigd. In 1640 werd de kerk uiteindelijk officieel geopend en vier jaar later had de plechtige inwijding plaats. De oorspronkelijke klooster- en collegegebouwen werden in de loop van de 17de en 18de eeuw talloze malen gerestaureerd, verbouwd en uitgebreid. De ligging van het complex vlak naast de stadswallen in een grensstad als Ieper was hier zeker niet vreemd aan. De laatste grote werken waren de bouw van een nieuw theater in 1713 en van een collegebibliotheek in 1728. De paters beschikten daarnaast ook over buitenverblijven te Merkem, genaamd het Stroeyendak of Marienburg, en te Alveringem
De scholierenaantallen, zoals gereconstrueerd door M. VERFAILLIE. De Jezuïeten en hun college te Ieper (1585-1773). Leuven, 1980, p. 276-277, tonen aan dat het college tijdens de eerste 100 jaar van zijn bestaan gemiddeld een 200-tal scholieren telde. Een hoogtepunt werd bereikt in 1645 met 342 scholieren. De regressieve tendens merkbaar vanaf het einde van de 17de eeuw vormt slechts een voorafspiegeling van de algemene neergang van het scholierenaantal in alle jezuïetencolleges tijdens de 18de eeuw. De school rekruteerde haar scholieren voornamelijk uit de stad Ieper en de onmiddellijke omgeving. Aan het college was bijgevolg geen pensionaat verbonden. De personeelsbezetting schommelde gemiddelde tussen de 22 à 25 man, met een minimum van negen in 1587 en een maximum van 38 in 1641
De banden met het bisschoppelijk seminarie waren zeer nauw. Sinds de heroprichting van het seminarie in 1584 genoten de seminaristen hun humanioraopleiding in het jezuïetencollege aan de overkant van de straat. In 1611 werd tevens onder impuls van het bisdom een leerstoel theologie in het college opgericht. Twee jezuïetenprofessoren onderwezen er dogmatiek, sacramentenleer en moraal aan de seminaristen en aan religieuzen uit diverse Ieperse kloosters. Vanaf 1757 beschikten zij hiervoor over een eigen klaslokaal in de nieuwbouw van het seminarie. De invloed van de Sociëteit bereikte een hoogtepunt onder het episcopaat van bisschop de Ratabon (1694-1713), toen één van de paters, Michel Van der Valck, naast het professoraat ook het presidentschap van het seminarie waarnam
Bij de opheffing van het Ieperse college in 1773 verbleven er nog 26 religieuzen (16 priesters, vier scholastieken en zes lekenbroeders) en één novice. De gebouwen en hun inboedel werden in beslag genomen en openbaar verkocht. Het door de commissarissen verzegelde archief kwam in het jezuïetencollege van Gent terecht. Op vraag van regeringscommissaris Pierre Le Maitre werd het vervolgens in 1774 samen met de archieven van de jezuïetenhuizen van Kortrijk en Oudenaarde naar Kortrijk gebracht. In afwachting van de oprichting van een officieel staatscollege ter vervanging van de jezuïetenschool werd in een gedeelte van de klooster- en collegegebouwen vanaf oktober 1773 een voorlopig college ingericht. Vier jaar later ging vervolgens het Koninklijk college van start (zie Koninklijk College Ieper). De gebouwen van het schoolcomplex kwamen na verkoop in 1778-1779 in handen van respectievelijk het stadsbestuur (theater), de dominicanen (klooster en kerk) en de ongeschoeide karmelieten (klaslokalen). Onder het bewind van Willem I werd het hele complex afgebroken en vervangen door een kazerne
Een aaneengesloten archiefbestand van het Ieperse jezuïetencollege bestaat niet. Een groot aantal stukken, voornamelijk inzake goederenbeheer en processen, is verspreid over de volgende bestanden:
RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, 150 nrs. (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van de archieven van de jezuïetencolleges te Ieper, Kortrijk en Oudenaarde (1584-1773), en van ontvanger Le Maitre na de opheffing (1773-1787) met inbegrip van de archieven (1084-1698) van de geïncorporeerde abdij van Merkem, de priorij van Niepkerke en de lazarij van Oudenaarde (Inventarissen, 11). Brussel, 2004): betreft vooral financieel beheer en goederenbeheer. Zie verder voor meer details. RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nrs. 2742-2747 (toegang: Sociëteit van Jezus te Brugge. Brussel, 1992) betreffen vooral de stichting en het goederenbeheer.
Archiefmateriaal door andere archiefvormers verzameld over het Ieperse jezuïetencollege is onder meer te vinden in:
RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 19, 629-651, 1217-1218, 1543-1553, 2389-2438 en 3010 (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen (1388) 1564-1773. Brussel, 2006). Het betreft voornamelijk materiaal dat door de Vlaamse jezuïetenprovincie werd gevormd over het Ieperse college, zoals jaarverslagen, huisgeschiedenissen, briefwisseling en stukken met betrekking tot de stichting en het financieel beheer.
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
De voornaamste stukken zijn te vinden in RA Brugge, Sociëteit van Jezus, nr. 2742-2743, RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nrs. 1-8 en RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 2389-2397. Het betreft in hoofdzaak stukken met betrekking tot de incorporatie van de goederen van de abdij van Merkem en de priorij van Niepkerke (1584-1585).
Zie ook het dossier (1588-1605) in ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1185 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) zijn te vinden in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 19. Ze werden reeds grotendeels bewerkt door G. DUTREMEZ. Jesuitica Flandrica. Yprensia. Brugge, 1972. Van dit onuitgegeven typoscript is een exemplaar bewaard in het Archief van de Vlaamse jezuïeten te Heverlee. Een andere interessante bewerking betreft het manuscript van C. WALDACK. Historia collegii Societatis Jesu in urbe Iprensi. Conditi anno 1585. Gent, 1863, waarvan een exemplaar wordt bewaard in het Centre de documentation et de recherches religieuses (Namen). Voor gegevens over de periode 1693-1773 baseerde laatstgenoemde auteur zich onder meer op de inmiddels verdwenen originele versie van de Historia collegii Societatis Jesu in urbe Iprensi, 1585-1773, die lange tijd in de Ieperse Stadsbibliotheek berustte.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken betreffende de opheffing van de jezuïetenorde te Ieper, zijn uiteraard door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde zelf gevormd: ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 25 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Brussel, 1991) . Deze kunnen worden aangevuld met stukken die worden bewaard in RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nrs. 314-344.
Documenten met betrekking tot de administratie en verkoop van de in 1773 geconfisceerde goederen van het Ieperse jezuïetencollege zijn tevens te vinden in ARA, Raad van Financiën, nrs. 7709, 7830-7832, 7893-7894 en 7925 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938) en ARA, Rekenkamer, nrs. 12.355-12.361 (toegang: L. GACHARD. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions. 5 dln. Brussel, 1837-1879). Met betrekking tot de verkoop van klooster- en kerkgebouwen, zie onder meer RA Gent, Raad van Vlaanderen. nr. 31.529 (toegang: J. BUNTINX. Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen, 9 dln. Brussel, 1964-1979), ARA, Secretarie voor Staat en Oorlog, nr. 1889-1893 (toegang: A. GAILLARD en E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives de la Secrétairerie dÉtat et de Guerre (daprès lexemplaire annoté salle de lecture). Brussel, 1991) en BA Brugge, Y 70, AE, p. 322-323/385 (R. HERPELINCK. Het bisdom Ieper. Roeselare, 1991, p. 400-401).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 2407: plattegronden van het jezuïetencollege van Ieper (1626 en 1628). ARA, Provincia Flandro-Belgica, nr. 1445 (plan 26). Het promptuarium pictorum, een verzameling tekeningen en plattegronden van jezuïetencolleges en kerken, in 1747 samengesteld door pater Petrus Dolmans, bevat een grondplan van het college (f° 60) en van de kerk (f° 61) . Het wordt samen met een inventaris in typoscript bewaard in het AVJ te Heverlee.
Een afbeelding van de O.-L.-Vrouwekerk is te vinden in A. SANDERUS, Flandria Illustrata. Dl. 1. Keulen, 1641, p. 370 en Dl. 2. Brussel, 1735, p. 336. De ligging van het jezuïetencollege aan de rand van de Ieperse stadskern kan worden afgelezen van het stadsplan uit de jaren 1620 weergegeven in J. BLAEU. Tooneel der steden van s konings Nederlanden, met hare beschrijvingen. Dl. 1. Handzame, 1972, p. 18. Zie ook het stadsplan van Ieper door Vedastus de Plouich, weergegeven in A. SANDERUS. Flandria Illustrata. Dl. 1, Keulen, 1641, p. 334-335 en Dl. 2. Brussel, 1735, p. 253-254. De ligging van het jezuïetencollege wordt er aangeduid met nr. 6.
Het Stedelijk Onderwijsmuseum te Ieper stelt een plattegrond van het Ieperse jezuïetencollege van omstreeks 1624 (reconstructie) ten toon en een voorstelling in reliëfplan van Ieper gemaakt in 1701 (reproductie naar Belgische steden in reliëf. Plannen opgenomen door Franse militaire ingenieurs, XVIIIe-XIXe eeuw. Brussel, 1965).
In de Bibliothèque Nationale te Parijs worden een zevental plannen van (delen van) het Ieperse jezuïetencollege bewaard (1593-1623). Het betreft onder andere een tweetal versies van een plan van het gelijkvloers (Idea Iprensis Collegii, 1593-1602) en een viertal ontwerpen van de bouw van de nieuwe kerk en de geplande uitbreidingswerkzaamheden aan het college (1622-1623). Zie J. VALLERY-RADOT en E. LAMALLE. Le recueil de plans dédifices de la Compagnie de Jésus conservé à la Bibliothèque Nationale de Paris suivi de lInventaire du recueil de Quimper et de lInventaire des plans des archives romaines de la Compagnie (Bibliotheca instituti historici societatis jesu, 15). Rome, 1960, nr. 964-970.
5.Schoolreglementen en 6. Leerplannen en leerboeken
Naast de Ratio studiorum kan hier verwezen worden naar de specifieke regelgeving voor de colleges van de Nederduitse provincie. Het belangrijke reglement van 1625 en de herziening ervan uit 1647 werden gepubliceerd door Ch. VAN DE VORST. 'Instructions pédagogiques en 1625 et 1647 pour les collèges de la province Flandro-Belge'. Archivum Historicum Societatis Jesu, 19 (1950) p. 181-236. De archiefbescheiden in kwestie worden, samen met enkele andere normatieve bronnen met betrekking tot leerplan en onderwijs in het algemeen, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1760-1784.
10.Schoolschriften
Het Stedelijk Onderwijsmuseum te Ieper stelt in zijn permanente collectie (nrs. 2.1.4-2.1.8) een aantal leer- en oefenboeken ten toon die in de jezuïetencolleges werden gebruikt. De titels kan men vinden in Stedelijk Onderwijsmuseum Ieper. Bezoekersgids. Ieper, 2002, p. 7-8. Het betreft hier een later samengestelde collectie die met het Ieperse college vermoedelijk geen uitstaans heeft. Nr. 2.1.19 bevat twee notitieschriftjes van scholieren (Pieter Jacobus Rimbari, midden 18de eeuw) en (Joannes Baptista Seijs, eind 18de eeuw). In welk Iepers college ze werden gebruikt, is niet meteen duidelijk.
RA Kortrijk, Archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nr. 306-307: Latijnse themata (gedichten en opstellen) en enkele muziekteksten, o.a. van Guilielmus Petrus Decontzen of Delontzen, 17de eeuw en ca. 1700. Deze schoolwerken zijn afkomstig uit het college van Ieper, Oudenaarde of Kortrijk.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
kunnen worden samengesteld aan de hand van de catalogi personarum en de catalogi functionum collegii Iprensis in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55 en 2431. ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 25 bevat lijsten van Ieperse ex-jezuïeten.
12.Bibliotheekcatalogi
Catalogi en inventarissen opgesteld naar aanleiding van de confiscatie en verkoop in ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 25 en 38B en ARA, Raad van Financiën, nrs. 7940-7942. Met betrekking tot de lotgevallen van de jezuïetenbibliotheken na de afschaffing, zie J. MACHIELS. Van religieuze bibliotheek naar openbare bibliotheek. (Educatieve dienst. Dossiers, 20). Brussel, 2000 en B. OP DE BEECK. 'Boeken uit de bibliotheken van de Engelse jezuïetencolleges te Brugge bewaard in de verzameling Ville de Bruxelles'. P. DELSAERDT en K. DE VLIEGER-DE WILDE, ed. Boekgeschiedenis in Vlaanderen. Nieuwe instrumenten en benaderingen. (Handelingen van het Contactforum gehouden te Brussel, 28 november 2003). Brussel, 2004, p. 79-89. Zie ook: ARA, Geheime Raad Oostenrijkse periode, nr. 847A en ARA, Secretarie van Staat en Oorlog, nrs. 1889-1893.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Zie G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica, nrs. I 1-I 178: UG BIBC, Acc.001244/3 (1695). UG BIBC, Acc.001244/4 (1696). UG BIBC, Acc.001244/2 (1628) (zie: www.stcv.be). J. GELDHOF. 150 jaar Sint-Lodewijkscollege te Brugge. Brugge, 1986, p. 14 vermeldt een programma van het toneelstuk Morses Uxorem deserens (1765) uit zijn eigen collectie. L. VAN DEN BOOGERD. Het jezuïetendrama in de Nederlanden. Groningen, 1961, p. 67-69 geeft de volledige inhoud ervan weer. In RA Kortrijk, archieven van de jezuïetencolleges van Ieper, Kortrijk en Oudenaarde en van ontvanger Le Maitre na de opheffing, nr. 24 zit een toneelprogramma van Constantius Chlorus (1740) ingebonden. Zie ook C. SOMMERVOGEL. Bibliothèque de la Compagnie de Jésus. Dl. 8. Brussel-Heverlee, 1960, p. 1360-1373: J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98; Overige titels: UB Leuven, nr. 7A225: Kort begryp ende verclaeringhe vande generale processie ende triomphe verciert door de jonckheydt der scholen van de Societeyt Jesu, als mede van andere jonckheydt der stede van Ipre, over de glorieuse verlossinghe van het grouwsaem belegh
. (1683). UB Leuven, nr. 7B430: Illustrissimo
. D. Joanni Baptistae De Smet decimo quinto Iprensium episcopo gymnasium Iprense Societatis Jesu (1721) (zie ook G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica, nrs. I 61 - I 81).
18.Inspectieverslagen
Het visitatieverslag van Olivereus Manare en Leonardus Lessius (1603), bewaard in het centrale ordesarchief in Rome, werd uitgegeven in F. CLAEYS BOUUAERT. 'Une visite canonique des Maisons de la Compagnie de Jésus en Belgique (1603-1604)'. Bulletin de lInstitut historique belge de Rome, 7 (1927) p. 66-70.
Tot aan de studie van M. VERFAILLIE. De Jezuïeten en hun college te Ieper (1585-1773). Leuven, 1980 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling) was de geschiedenis van het Ieperse jezuïetencollege quasi onontgonnen terrein. Men vindt er een uitgebreide lijst van geraadpleegd bronnenmateriaal en verwijzingen naar oudere bijdragen zoals het artikel van D. ROGGEN en E. DHANENS. 'De zeventiende eeuwse schilderijen in het jezuïetencollege te Ieper'. Gentse bijdragen tot de kunstgeschiedenis, 12 (1950) p. 129-196. Een afgeleide publicatie over het onderwijs in de Nieuwe Tijd werd door VERFAILLIE uitgegeven in R. VIN-CKIER, H. CONSTANDT en M. MESSEYNE. 150 Jaar Sint-Vincentiuscollege Ieper 1834-1984. Herdenkingsboek uitgegeven door de oud-leerlingenbond van het St.-Vincentiuscollege. Ieper, 1984. Het mooi geïllustreerd artikel vertelt voornamelijk de geschiedenis van het Ieperse jezuïetencollege. Ook de gegevens over de afschaffing van de jezuïetenorde en de reorganisatie van het onderwijs te Ieper in R. HERPELINCK. Het bisdom Ieper 1762-1789. Roeselare, 1991 gaan voornamelijk terug op de studie van Verfaillie. Laatstgenoemde publicatie is eveneens te raadplegen voor het aandeel van de jezuïeten in de priesteropleiding aan het seminarie te Ieper, alsook beide artikels van P. DECLERCK 'De priesteropleiding in het bisdom Ieper (1565-1626)'. Handelingen van het Genootschap voor geschiedenis, gesticht onder de benaming Société démulation te Brugge, 100 (1963) p. 7-67 en P. DECLERCK. 'De priesteropleiding in het bisdom Ieper (1626-1713)'. Handelingen van het Genootschap voor geschiedenis, gesticht onder de benaming Société démulation te Brugge, 105 (1968) p. 5-121. Aanvullende gegevens zijn tevens te vinden in A. VANDENPEEREBOOM. Ypriana. Notices, études, notes et documents sur Ypres. 7 dln. Brugge, 1878-1883; J. CORNILLIE. Ieper door de eeuwen heen. Ieper, 1950 en L. LAMAIRE. Jansenisme en anti-jansenisme te Ieper van 1638/1640 tot 1659/1660. Leuven, 1970 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Uiteraard wordt de geschiedenis van het Ieperse college ook behandeld in A. PONCELET. Histoire de la Compagnie de Jésus dans les aniens Pays-Bas: établissement de la Compagnie de Jésus en Belgique et ses développements jusquà la fin du règne dAlbert et dIsabelle. 2 dln. (Académie royale de Belgique. Classe des lettres et des sciences morales et politiques. Mémoires. Collection in-8°. 2e série 21). Brussel, 1927-1928.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117855_DUT