---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1615-1773
Datering: 1611 (vestiging); 1615 (opening college); 1773 (afschaffing).
Studentenaantallen: 206(1644); 232(1649); 249(1654); 255(1655); 233(1657); 231(1664); 236(1665); 236(1666); 187(1672); 200(1675); 180(1681); 96(1723); 71(1743); 65(1746); 78(1749); 58(1754); 67(1761); 83(1764); gegevens uit: RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1656-1658 en 2716.
Historische notitie:
De jezuïeten hebben zich pas in het eerste kwart van de 17de eeuw te Mechelen gevestigd. Toen het sinds 1583 te Doornik gevestigde noviciaat de toeloop niet meer aankon, besloot men in 1609 een tweede op te richten, meer bepaald voor de opleiding van de Nederlandstalige novicen. In afwachting van een definitieve oplossing bracht men dit noviciaat in Antwerpen onder. Ondertussen belastte de orde Carolus Scribani, rector te Antwerpen, met de zoektocht naar een geschikte locatie. Een zekere weduwe Tacquet reikte uiteindelijk de oplossing aan. Als de orde zich te Lier of Mechelen zou vestigen, bood ze de jezuïeten een jaarlijkse rente van 6000 gulden aan. Aanvankelijk stond Lier bovenaan het lijstje, maar de weigerachtige houding van de stadsmagistraat deed de voorkeur naar Mechelen verschuiven. Deze stad bood nog andere voordelen, zoals een centrale ligging, de zetel van het aartsbisdom en de aanwezigheid van de Grote Raad. Bovendien had Franciscus Van der Burch, koordeken van de aartsbisschoppelijke kerk en fervent voorvechter van de jezuïeten, voor bijkomende middelen gezorgd. Op 22 februari 1611 stelden de aartshertogen het Keizershof ter beschikking. De verhuis vanuit Antwerpen volgde op 6 september onder leiding van Antonius Sucquet, rector en novicenmeester
De vestiging van de orde te Mechelen deed bij sommigen de vraag naar een jezuïetencollege groeien. In een eerste fase probeerde de orde de Grootschool over te nemen. Het onderhouden van twee colleges zou immers voor een stad als Mechelen niet haalbaar zijn. Bovendien bood een overname door de jezuïeten talrijke voordelen: het onderwijs was gratis en de stad zou van een aantal administratieve en praktische beslommeringen verlost worden. In 1613 beloofde de stadsmagistraat zelfs een subsidie van 1500 gulden. Dit plan stuitte echter op verzet van de Brede Raad. Het duurde tot 5 mei 1615 eer de raad uiteindelijk toch zijn toestemming verleende. De orde zou voor haar diensten jaarlijks 1000 gulden ontvangen. Dit bedrag hoopte de stad via extra inkomsten, gegenereerd door de komst van nieuwe studenten, te recupereren. Deze maatregel stuitte op protest vanuit de Grootschool die concurrentie vreesde. Die vrees bleek niet ongegrond: één van de eerste scholieren die de overstap maakte, was Johannes Berchmans. Aartsbisschop Mathias Hovius koos het kamp van de Grootschool. Deze school leverde regelmatig seminaristen af en bovendien had hij er zelf nog Latijn onderwezen. De competitie tussen beide scholen werd zo erg dat de scholieren het pleit op straat uitvochten. Uiteindelijk werd er met het stadsbestuur een akkoord bereikt, waarbij de Grootschool en het jezuïetencollege gelijkgeschakeld werden. Beide instellingen zouden voortaan 1000 gulden van de stad ontvangen. Daartegenover stond wel het verbod om nog schoolgeld te vragen
Op 1 juli 1615 opende het jezuïetencollege zijn deuren in het in 1613 aangekochte huis van D. van Wachtendonck. Het groot aantal scholieren dat zich reeds het eerste jaar aandiende, maakte de inrichting van vijf klassen met elk een eigen leraar mogelijk. Daarnaast was er nog een aparte leraar Grieks. Aan het hoofd van het college stond een rector die zich enkel met het praktische beheer bezig hield. Onderwijskundige aspecten werden door een studieprefect behartigd. Aan het Mechelse college waren twee Mariasodaliteiten voor scholieren verbonden
De schoolstrijd bleef een constante in het bestaan van het jezuïetencollege. Met de bedoeling om het college en het noviciaat te splitsen, kochten de jezuïeten vier huizen op de Leermarkt (Bruul). Dit stuitte echter op een veto van de stadsmagistraat. De orde reageerde hierop door een beroep in te stellen bij de Grote Raad. Deze stelde de stadsmagistraat in het gelijk. Een gelijkaardig beroep in 1627 bij de Geheime Raad van de aartshertogen leverde voor de jezuïeten hetzelfde resultaat op. Gaandeweg vertroebelden de relaties met de stadsmagistraat. De verwachte toestroom van studenten, en de hieraan verbonden inkomsten, bleef uit. Bovendien liep het innen van de belasting per leerling niet van een leien dakje, temeer daar de jezuïeten aan rechtstreekse controle ontsnapten. De tegenwerking van de scholen leidde uiteindelijk tot het intrekken van de subsidies. De processen die hierop volgden, stelden de stad uiteindelijk in het gelijk, waardoor ze niet meer tot betaling van schoolgeld en andere vergoedingen zoals deze ter gelegenheid van de prijsuitreiking kon verplicht worden
De opheffing van de orde door Clemens XIV betekende het einde voor het Mechelse college. Op 13 september schafte Maria-Theresia de orde af. In ruil voor een vergoeding voor de paters vervielen alle eigendommen aan de Staat. Op 20 september om 7 uur s morgens werden de huizen, kerken en colleges door regeringscommissarissen bezocht. De bibliotheken en archieven werden verzegeld. De novicen konden naar huis gaan. Te Mechelen traden J.H. Haenen, koordeken van Sint-Rombouts, en de raadsheren Poupé en Roges als commissarissen op.
Het archief van het jezuïetenhuis en het college wordt bewaard in het RA Antwerpen, Archieven van de jezuïeten te Antwerpen, Lier en Mechelen (toegang: H. CALLEWIER. Inventarissen van de archieven van de Jezuïeten te Antwerpen, Lier en Mechelen (1526) 1562-1773. Brussel, 2007). Het gaat vooral om bescheiden met een economische inslag.
In het provinciaal archief van de jezuïeten (RA Antwerpen, Nederduitse provincie) zitten verscheidene stukken met betrekking tot het college. Voor stukken i.v.m. het beheer van het huis te Mechelen zie nrs. 2660-2722. De belangrijkste stukken hiervan komen in het gedetailleerde bronnenoverzicht aan bod. Er kan ook nog verwezen worden naar het nr. 2667 betreffende een overeenkomst met de aartsbisschop over de scholasterij. Een nota uit 1634 over twee scholieren van het college die overstappen naar de oratorianen is te vinden onder het nr. 2717. Voor briefwisseling van Jacobus Daman over een overeenkomst met de oratorianen inzake hun scholen (1695), zie nr. 2720.
Hetzelfde bestand bevat verder onder meer briefwisseling met de procurator (nrs. 748-774); kwitanties, facturen en mandaten voor de inkomsten en uitgaven van het college van Mechelen (1674-1713) (nrs. 1247-1252); stukken m.b.t. de oorlogsschade (1678-1679) (nr. 1443) en rentebrieven (nrs. 1591-1594).
In het Aartsbisschoppelijk archief te Mechelen bevinden zich verscheidene stukken, zowel van lokale als van algemene aard, met betrekking tot de jezuïeten. Het fonds jezuïeten bestaat uit twee grote onderdelen: de generalia (A) en de localia (B) die specifiek handelen over de huizen van Brussel, Leuven en Mechelen. Verder kan verwezen worden naar de verzamelingen Aartsbisschoppen (C), Episcopalia Mechliniensia (D), vicariaat (E), jansenistica (F), Amatus Coriache (G), parochiearchief (H) en de kerkfabriek van de Sint-Romboutskerk te Mechelen (oud archief) (I); toegang: C. VAN DE WIEL. Inventaris van kloosterarchivalia in het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen. Brussel, 2002, p. 405-475). Voor het onderzoek over het Latijnse onderwijs zijn vooral de generalia (A), de localia (B), de Parochialia Mechelen Sint-Rombout, oud archief (H) en het onder letter (J) vermelde register Collèges et Pensionnats (hs) interessant. De in Parochialia Mechelen Sint-Rombout (H) opgenomen bescheiden (p. 460-463) hebben vooral betrekking op de oprichting van het college en de twisten tussen de jezuïeten en de oratorianen. Deze verzameling werd door H. VERSTREPEN. Inventaris en regestenboek van de verzameling Sint-Romboutskerk Mechelen, deel oud regime. Brussel, 1990 ontsloten. Het door C. VAN DE WIEL onder de letter J vermelde register bevat stukken m.b.t. de reorganisatie van het openbaar middelbaar onderwijs na de opheffing van de jezuïeten in 1773. Verder kan ook verwezen worden naar het archief van het Sint-Romboutskapittel (AAM, Archief van het Sint-Romboutskapittel (vóór 1802); toegang: M. KWANTEN. Inventaris van het Sint-Romboutskapittel (vóór 1802); dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar). De rubriek Relaties met derden: relaties met religieuzen binnen en buiten Mechelen bevat materiaal over de Mechelse jezuïeten.
Op het SA Mechelen worden er weinig specifieke stukken over de jezuïeten bewaard. Er kan vooral naar de algemene reeksen zoals de magistraatsbesluiten en de stadsrekeningen verwezen worden (toegang: P. VAN DOREN. Inventaire des archives de la ville de Malines, 6 dln. Mechelen, 1859-1876; aangevuld door V. HERMANS, dln. 7 en 8Mechelen, 1885 en 1894). De Chronologische algemeynen aenwijser (SA Mechelen, Oud Archief, nrs. CC 1-99) is een tijdrekenkundig register, opgemaakt door B. Gyseleers-Thys, archivaris van de stad in de eerste helft van de 19de eeuw. Deze chronologisch gerangschikte aenwijser werd via een alfabetische en een tijdrekenkundige inhoudstafel ontsloten (SA Mechelen, Oud Archief, nrs. CC II 1-7 en CCIII 1-14).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
In het bestand Nederduitse jezuïetenprovincie (RA Antwerpen) bevinden zich enkele stukken met betrekking tot de oprichting van het noviciaat (nrs. 2660 2663) en het college. Nr. 2664 betreft de overeenkomst met de Grootschool over de oprichting van een jezuïetencollege. Er kan ook verwezen worden naar het nr. 2666 over de mogelijke afscheiding van het noviciaat en het college.
ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1184 (toegang: E. DE BREYNE. Inventaire sommaire des archives du conseil privé sous le régime espagnol. Brussel, 1991) bevat een dossier over de oprichting van het college en de relaties met de Geheime Raad (1611-1697).
De komst van de jezuïeten werd door andere orden zoals de augustijnen met argusogen gevolgd. Volgens hen zou de oprichting van een jezuïetencollege te Mechelen hun grote schade toebrengen en tweedracht zaaien onder de burgers (AAM, Fonds Augustijnen, 68 (1624-1625) (toegang: C. VAN DE WIEL, Inventaris van kloosterarchivalia in het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen. Brussel, 2002, p. 73). In het bestand AAM, Jezuïeten localia, nr. 330 bevindt zich een brief uit 1630 van Guillielmus de Wael, provinciaal van de Flandro-Belgica, en Fredericus Tassis, rector van het college en van het noviciaat te Mechelen, aan aartsbisschop Jacobus Boonen aangaande het recht van de jezuïeten om in de Mechelse scholen te onderwijzen. Voor gelijkaardige bescheiden kan verwezen worden naar het fonds AAM, Parochialia Mechelen Sint-Rombout (zie supra). Voor meer algemene stukken met betrekking tot de oprichting zie: AAM, Jezuïeten Generalia. Ook de stadsmagistraat werd in de onderhandelingen betrokken: SA Mechelen, Province Placcards, nr. 8, p. 106. SA Mechelen, Magistraatsbesluiten, 5 mei 1615: toestemming van de magistraat om zich te vestigen. Op 25 mei 1615 keurde pater Scribani, provinciaal van de jezuïeten, de voorwaarden van de stad goed (SA Mechelen, Affaires ecclésiastiques. Dl. II, par. 9).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Huisgeschiedenissen (historiae domus) en jaarverslagen (litterae annuae) zijn te vinden in: RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nr. 25 (16111695).
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
De voornaamste stukken over de afschaffing werden door het Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde gevormd: ARA, Comité voor de opheffing van de jezuïetenorde, nr. 36 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives du Comité Jésuitique. Brussel, 1907). In verband met de liquidatie van goederen kan ook verwezen worden naar ARA, Raad van Financiën, nrs. 7721, 7855-7858, 7905-7906, 7932 en 7975 (toegang: P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil des Finances. Brussel, 1938) en ARA, Rekenkamer, nrs. 12.509-12.518 (toegang: L. GACHARD. Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé dune notice historique sur ces anciennes institutions. Dl. 2. Brussel, 1845).
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
RA Antwerpen, Nederduitse Jezuïetenprovincie, nr. 2692 bevat een niet gedateerde plattegrond van de collegegebouwen. Het ARA bezit een plan van kerkelijk Mechelen, waarop het jezuïetencollege met nr. 30 wordt aangeduid (ARA, Kaarten en Plannen in handschrift. Eerste reeks,nr. 129). Nr. 677 betreft een plan van het huis en de kerk (1780). In de verzameling ARA, Kaarten en plattegronden in handschrift. Tweede reeks (toegang L. JANSSENS. Kaarten en plattegronden in handschrift. Tweede reeks. Brussel, 1997) bevindt zich een niet gedateerd plan: nr. 8878 (Rep. Nr. 813): Plan van t gewesene cloosters der jesuiten binnen Mechelen gemeten op 3 en 4 januari 1803 en alzoo bevonden 30 jaer na haere vernietiging geschiet op 23 7ber 1773. P.F. De Noter, architect.
Zie ook: A. SANDERUS. Chorographia Sacra Brabantiae. Tribus Voluminibus distincta. Dl. 3 (1727), f° 30 31: Collegium Mechliniense Iesu. De bibliotheek en het gymnasium werden respectievelijk met F en Q aangeduid. Dezelfde gravure bevindt zich ook in: Le Grand Théâtre sacré du duché de Brabant divisé en deux volumes. Dl. 2. Den Haag, 1729, f° 72-73.
Het in 1747 door Petrus Dolmans samengestelde Promptuarium Pictorum bevat een verzameling tekeningen en plattegronden van jezuïetencolleges en kerken (AVJ te Heverlee); afbeeldingen m.b.t. Mechelen f° 13v°-27v°. Er kan ook nog verwezen worden naar www.beeldbankmechelen.be.
5.Schoolreglementen en 6. Leerplannen en leerboeken
Naast de Ratio studiorum kan hier verwezen worden naar de specifieke regelgeving voor de colleges van de Nederduitse provincie. Het belangrijke reglement van 1625 en de herziening ervan uit 1647 werden gepubliceerd door Ch. VAN DE VORST. 'Instructions pédagogiques en 1625 et 1647 pour les collèges de la province Flandro-Belge'. Archivum Historicum Societatis Jesu, 19 (1950) p. 181-236. De archiefbescheiden in kwestie worden, samen met enkele andere normatieve bronnen met betrekking tot leerplan en onderwijs, bewaard in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 1760-1784.
In AAM, Parochialia Mechelen Sint-Rombout, oud archief, nr. 1148 bevindt zich een niet gedateerde regeling van de uren waarop de scholieren de Grootschool en het jezuïetencollege moeten bezoeken.
11.Lijsten van onderwijzend en leidinggevend personeel
kunnen worden samengesteld aan de hand van de catalogi personarum in RA Antwerpen, Nederduitse jezuïetenprovincie, nrs. 29-55 en in het archief van de Zuidelijke Belgische jezuïetenprovincie te Brussel: personarum catalogi et similia, vol. 9-19 (1693-1720) en Fonds Père Alfred Poncelet, doos 6, document 8, nr. 1 (1612-1669). De ontbrekende 18de-eeuwse catalogi zijn gedrukt. Exemplaren bevinden zich o.a. in de bibliotheken van de jezuïeten te Heverlee, van het Ruusbroecgenootschap (UA), van het ARA, in het fonds Goethals-Vercruysse van de SB Kortrijk en in de KB.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
J. DE BÉTHUNE. 'Contribution à lhistoire du théâtre dans les anciens collèges de Belgique, spécialement à Courtrai'. Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk, 3 (1910) p. 1-98 geeft naast een analyse van het humanioratoneel een overzicht van de stukken die zich in SB Kortrijk, fonds Goethals-Vercruysse bevinden. Ook Mechelen komt aan bod. Zie verder: R. VAN AERDE. Het schooldrama bij de Jezuïeten: bijdrage tot de geschiedenis van het tooneel te Mechelen. Mechelen, 1937 en K. PORTEMAN. '9 september 1616. De heilige Jan Berchmans speelt te Mechelen de rol van de H. Nathalia'. R.L. ERENSTEIN (ed.). Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Amsterdam, 1996, p. 170-177. Voor een overzicht van de bewaarde toneelprogramma's, zie: G. PROOT. Spectacula Iesuitica Belgica Antiqua. Pars I: Provincia Flandro-Belgica, nrs. ME 1 tot ME 222.
In 1977 verscheen de monografie van L. BROUWERS. De Jezuïeten te Mechelen in de 17de en 18de eeuw en hun Xaveriuskerk, de huidige parochiekerk Sint-Petrus en Paulus. Mechelen, 1977. De paginas 23 tot 31 handelen over het college. Verder kan er ook verwezen worden naar de licentiaatsverhandeling van G. DEPOURCQ. De afschaffing van het Jezuïetencollege te Mechelen en de verkoop van de kloostergoederen (1773-1792). Leuven, 1977 en het artikel 'De afschaffing van het jezuïetencollege te Mechelen en de verkoop van de kloostergoederen (1773-1792)'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 83 (1979) p. 139-182. Zie ook: H. INSTALLÉ. 'De jezuïeten' in: Historische stedenatlas van België. Dl. 2. Mechelen, 1997, p. 56-60. Zie ook: R. VAN AERDE. 'Les Jésuites à Malines, 1611 à 1773. Linstallation du noviciat'. Handelingen van den Mechelsen Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst, 34 (1929) p. 87-102 en R. VAN AERDE. Het schooldrama bij de Jezuïeten: bijdrage tot de geschiedenis van het tooneel te Mechelen. Mechelen, 1937.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117870_DUT