---------------------------
http://www.arch.be
De archiefbewaarplaatsen
Beschikbaar in de talen: nl | EAC-CPF XML
Soort archiefvormer : Bedrijf/Instelling
Rubriek : E:Onderwijs. Scholen. Universiteiten.
Bron : Latijnse Scholen
Periode : 1630-einde 18de eeuw
Datering: 1448 (voorlopig akkoord betreffende de overname van de kapittelschool door de stad); 1450 (definitieve overeenkomst); 1630 (overname van de school door de oratorianen); 1796 (afschaffing).
Studentenaantallen: 132 (1778); 127 (1779); 120 (1780); 123 (1781); 114 (1782); 112 (1783); 102 (1784); 67 (1785); 55 (1786); gevevens uit: ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nrs. 31A en 31B.
Sporen van een augustijnencollege
De Mechelse onderwijsgeschiedenis hangt nauw samen met deze van het Sint-Romboutskapittel en van lokale religieuze gemeenschappen. De augustijnen waren mogelijk de eerste regulieren die zich te Mechelen op het onderwijs toelegden. De orde vestigde zich vermoedelijk omstreeks 1242 te Mechelen en in 1263 bereikten ze met het Sint-Romboutskapittel een overeenkomst over de bouw van een kerk en hieraan verbonden parochiale rechten
Wat hun college betreft, tasten we wegens gebrek aan bronnenmateriaal volledig in het duister. In 1598 maakt N. De Tombeur melding van een school met zes internen en verscheidene externen. Het schoolgeld voor deze laatste groep bedroeg zes gulden. De school bevond zich in humiles casae, wat erop zou kunnen wijzen dat ze nog niet lang bestond. Ofwel was deze toestand het gevolg van de strubbelingen in de 16de eeuw. In 1566 werd de gemeenschap door de beeldenstorm getroffen. De Engelse Furie leidde in april 1580 tot de verwoesting van het kloostercomplex en de openbare verkoop van de kerk
Pas na de reconciliatie van 1585 konden de regulieren, die de stad vijf jaar eerder hadden verlaten, stilaan terugkeren. De augustijnen namen hun klooster, of wat er van restte, opnieuw in bezit en startten vanaf 1606 met de wederopbouw. Hierin werden ze gesteund door de aartshertogen en verscheidene particulieren. Van een college zijn er in de 17de en 18de eeuw geen sporen meer. In 1648 werd op de plaats van de oude school een infirmerie gebouwd
De Grootschool
De aan de Sint-Romboutskerk verbonden kapittelschool kende meer succes. De oudste sporen stammen uit de 13de eeuw. In 1368 zou de school in een gebouw rechtover de hoofdingang van de Sint-Romboutskerk gevestigd zijn. Zeker vanaf het begin van de 15de eeuw kreeg de instelling met problemen te kampen, dikwijls veroorzaakt door het absenteïsme van de scholaster. Gezien het maatschappelijke belang van onderwijs probeerde het stadsbestuur zijn invloed op deze school te vergroten, een tendens die ook in andere steden bestond. Onderhandelingen tussen het kapittel en de magistraat resulteerden op 13 september 1448 in een voorlopige overeenkomst, waarbij de stad de school overnam. In juli 1450 werd dit akkoord, na pauselijke toestemming, bevestigd
Met het oog op op de overname van de school kocht de stad een huis op de Wollemarkt en een stuk grond om een toegangsweg tot de Lechelstraat (Schoolstraat) aan te leggen. Op 30 oktober 1448 gaf de magistraat aan de stadsontvangers de opdracht om een huis op het Sint-Romboutskerkhof en een tweede huis in de Lechelstraat aan te kopen. Beide gebouwen, die in 1522 van een verdieping werden voorzien, zouden de Grootschool vormen. Dit gebouw werd in 1750 afgebroken en vervangen door het huidige
De scholaster, later rector genoemd, was verantwoordelijk voor het onderwijs. Het aan deze titel verbonden ambt is in de loop der tijden sterk geëvolueerd. De scholaster was aanvankelijk de schoolmeester van het kapittel. Later werd hij verantwoordelijke voor het onderwijs in de stad Mechelen. De overname van de Grootschool door de stad hield meteen een secularisering van dit ambt in. De stad zou voortaan de scholaster benoemen en deze zou op zijn beurt de ondermeesters aanstellen. Het kapittel behield nog wel een vetorecht indien er op het gedrag van de rector iets aan te merken viel. Normaliter werd de scholaster voor een periode van zes jaar aangesteld. Dit contract werd automatisch verlengd, tenzij één van beide partijen een half jaar voor het aflopen van de termijn de verbintenis zou verbreken. Om de eerder vermelde problemen tegen te gaan, was de rector verplicht een vervanger aan te stellen, indien hij voor een langere periode niet aanwezig kon zijn. Wat de inhoud van het onderwijs betreft, had hij niet de vrije hand. Hij moest steeds rekening houden met het programma dat hij of zijn voorgangers in samenspraak met de stedelijke overheid hadden vastgelegd. Buiten de organisatie van de Grootschool behoorde ook het toezicht op alle parochiale en private scholen binnen de stadsmuren tot zijn verantwoordelijkheid. Met de komst van de jezuïeten in 1615 en later met de overname van de stadsschool door de oratorianen in 1630 werd het ambt uitgehold. Beide ordes duldden weinig of geen externe bemoeienis inzake onderwijs. Uiteindelijk werd de functie na de komst van de oratorianen opnieuw aan het kapittel gegeven
Naast een Latijns-humanistische en filosofische opleiding besteedde men in beperkte mate ook aandacht aan Grieks en Hebreeuws. Voor de zeven klassen stonden vanaf 1576 drie en vanaf 1605 vier personen in. Terwijl de ondermeesters de lagere klassen onderwezen, nam de rector de poësis en de retorica voor zijn rekening. De grootte van de klassen had ook gevolgen op pedagogisch vlak. De leraar diende de helft van de scholieren met schrijfwerk bezig te houden, terwijl hij aan de andere groep les gaf. In de hogere klassen stonden de beste studenten (de praefecti quaterniones) de rector bij. Zij ontvingen de scholieren bij hun aankomst, controleerden het schoolmateriaal, namen absenties, overhoorden de lessen, en leidden de disputatio in de groep waarvoor ze verantwoordelijk waren, zij noteerden fouten en tekortkomingen en rapporteerden aan de rector. Het gezag van de praefecti gold ook buiten de school
Er was een strikt uurrooster. In de zomer werd er lesgegeven van 6 tot 8 uur, van 9 tot 11 uur, van 13 tot 15 uur en van 16 tot 18 uur. In de winter (van Allerheiligen tot 1 maart) gold een aangepaste uurregeling Vanaf 1605 nam men 1 oktober en Pasen als begin- en einddatum voor de winter. Buiten de lessen waren er nog de verplichte erediensten
In 1559 werden te Mechelen vier provisoren benoemd: de eerste burgemeester, de eerste pensionnaris, de voorschepen en de oudste secretaris. Gewone beslissingen vergden slechts één of twee provisoren. Bij belangrijke zaken dienden de provisoren aan de magistraat verslag uit te brengen, onder andere bij de benoeming van een nieuwe rector, het opstellen van het programma, het stemmen van de toelagen voor restauratie van de gebouwen. Op vraag van de rector brachten ze ook advies uit over de benoeming of het ontslag van leerkrachten. Vanaf 16 juli 1618 waren ze ook verantwoordelijk voor het voorstellen van een nieuwe regent. Ze waren tevens aanwezig bij zijn examen en de sollicitatie, ze voerden inspecties uit, ondervroegen over de leerstof en bepaalden of de scholieren van de armenschool naar een hoger jaar of naar de Grootschool mochten gaan
Op 9 april 1580 werd Mechelen ingenomen door Staatse troepen. Pas op 19 juli 1585 slaagde Alexander Farnese erin om de stad te ontzetten. In deze moeilijke omstandigheden diende de in 1588 aangestelde rector Joos Blieck (1588-1612) het onderwijs uit het slop te halen. Blieck werd opgevolgd door zijn zwager Frans van Ophem (1612-1630), die er niet in slaagde om de Grootschool haar oude glorie terug te geven. Bovendien werd hij geconfronteerd met de jezuïeten, die de Grootschool wilden overnemen. Deze poging mislukte door onder andere de resolute weigering van de aartsbisschop. Uiteindelijk waren de jezuïeten genoodzaakt om zelf een college op te richten. Vrijwel onmiddellijk na de opening ervan in 1615 ontstond er een hevige schoolstrijd tussen beide instellingen. Deze liep zo hoog op dat uiteindelijk de aartshertogen tussenbeide dienden te komen. Die plaatsten de twee scholen op gelijke voet. Het minerval werd verboden; beide instellingen zouden ter compensatie jaarlijks 1000 gulden van de stadsmagistraat ontvangen, en zouden evenveel leraars in dienst moeten nemen, zodat elke klas één leerkracht had. Deze laatste voorwaarde speelde vooral in het nadeel van de Grootschool en werd door de aartshertog, op vraag van aartsbisschop Hovius, afgezwakt. Er kwamen tevens overgangsmaatregelen waarbij de scholieren van zowel het jezuïetencollege als de Grootschool tussen 19 oktober 1615 en 1 januari 1616 vrij van school konden wisselen. Na deze periode dienden de respectieve rectoren hun toestemming te verlenen. De lichte voorkeur van de stadsmagistraat voor het jezuïetencollege en het controversiële beleid van rector Frans van Ophem leidden tot het verdere verval van de Grootschool. Aartsbisschop Boonen (1621-1655) poogde de instelling er terug bovenop te krijgen door ze aan de oratorianen over te laten. De onderhandelingen tussen de stad, de aartsbisschop en de oratorianen leidden op 12 maart 1630 tot een akkoord
Het oratorianencollege
De overname door de oratorianen had opnieuw een felle strijd met de jezuïeten tot gevolg. Doordat de rector van de Grootschool tevens het ambt van scholaster bekleedde, zouden de oratorianen dit tegen de jezuïeten kunnen gebruiken. Op aanvraag van deze laatste orde besloot het stadsbestuur het scholasterschap terug aan de aartsbisschop over te dragen. De macht van de kanunnik die voortaan voor de scholasterie verantwoordelijk was, bleef echter zeer beperkt. De stad behield zich het recht voor om de leraars van de lagere scholen aan te stellen, en de beide Latijnse colleges negeerden de scholaster volledig. Anderzijds legden beide colleges zich ook clandestien op lager onderwijs toe. Waarschijnlijk hoopte men door het bieden van elementair lees- en schrijfonderricht extra scholieren binnen te rijven. Als reactie besloot de stad de betoelaging op te schorten
De oratorianen vestigden zich in het gebouw op de Wollemarkt. Het huis in de Schoolstraat bleef fungeren als school. Dit gebouw bleek echter te klein waardoor men in het begin van de 18de eeuw een nieuwe vleugel bijbouwde. Rond 1750 werd het oude schoolgebouw afgebroken en vervangen door een nieuw. Bij gebrek aan bronnen is er over de interne organisatie en werking van het college weinig gekend
In 1796 werd het door de Franse overheid afgeschaft en in 1797 dienden de oratorianen hun klooster te verlaten. De lessen werden echter verder gezet in een door baron Spangen ter beschikking gesteld huis in de Adegemstraat. Vanaf 1798 gaf P. J. Volders in zijn eigen huis les. In 1802 werd deze school omgevormd tot een école secondaire
Het Standonckcollege
Een nog niet behandelde instelling in de Mechelse onderwijsgeschiedenis vormt het Standonckcollege, dat later tot een seminarie werd omgevormd. Jan Van Standonck, zoon van een schoenmaker, werd in 1443 te Mechelen geboren. Ondanks het vroege overlijden van zijn vader kreeg hij de kans om verder te studeren. Hij behaalde te Parijs zijn doctorstitel. Daar stelden ze hem in 1483 aan als leraar van het Montaigucollege. Mede geïnspireerd door zijn afkomst, zette hij zich in voor de arme studenten. In 1498 kwam Standonck echter in aanvaring met Lodewijk XII. Na zijn verbanning uit Frankrijk keerde hij naar Mechelen terug. Op zijn verzoek stelde de stad hem in 1500 een huis in de Koeistraat (Frederik de Merodestraat) ten voordele van arme studenten ter beschikking. Na zijn vertrek naar Frankrijk in 1503 nam Joannes van de Sande als minister het roer over
In 1504 sloot Joannes met de stadsmagistraat een nieuw akkoord, dat hem onder andere toestond om het door de stad ter beschikking gestelde huis te verkopen indien het te klein zou worden. Het scholierenaantal werd beperkt op 12. Bovendien dienden deze van Mechelen afkomstig te zijn. Zowel de stad als de zeven H.-Geesttafels ondersteunden het initiatief financieel of in natura. Er zijn ook enkele niet erg succesvolle pogingen ondernomen om de stichting aan het Montaigucollege te Parijs te koppelen. In hoeverre er aan het Standonckcollege zelf les gegeven werd, is niet duidelijk. Vermoedelijk werd er louter voor de nodige faciliteiten gezorgd, en vonden de eigenlijke lessen in een lagere school en/of de Grootschool plaats
Op verzoek van aartsbisschop Mathias Hovius keurde de stadsmagistraat op 7 november 1595 de oprichting van een seminarie goed, waarin het Standonckcollege of Fraterkeshuys werd geïncorporeerd. Uit het besluit van de stadsmagistraat blijkt duidelijk dat de scholieren de lessen in de Grootschool dienden bij te wonen. Op 16 oktober 1786 verscheen het keizerlijk decreet tot oprichting van een seminarie-generaal te Leuven. Deze maatregel botste op heftig verzet en werd met de Brabantse Omwenteling ongedaan gemaakt. Ook na de terugkeer van de Oostenrijkers bleef de toestand van vóór 1786 bewaard. In januari 1798 werd het seminarie door de Fransen gesloten
Het Stadsarchief van Mechelen bevat een aantal interessante stukken met betrekking tot het onderwijs (toegang: P. VAN DOREN. Inventaire des archives de la ville de Malines, 6 dln. Mechelen, 1859-1876). Er kan vooral verwezen worden naar de charters, die in de eerste twee volumes van de inventaris besproken worden, en naar de rubriek Instruction Publique (dl. 6, p. 78-83). De inventarissen van Van Doren betreffen vooral de losse stukken. Zijn werk werd aangevuld door V. HERMANS. Inventaire des archives de la ville de Malines, dln. 7 en 8. Mechelen, 1885 en 1894. Vooral het laatste deel is voor het onderzoek naar het onderwijs belangrijk. Het bevat onder andere de verwijzingen naar de stadsrekeningen (p. 6-9) en het archief van de magistraat (p. 10-22).
Voor indirect materiaal kan nog verwezen worden naar: SA Mechelen, Stad Mechelen (toegang: Archief in bewaring gegeven door het Rijksarchief Antwerpen aan het stadsarchief Mechelen: Stad Mechelen; dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar). Het SA Mechelen, Fonds Prof. Dr. Foncke (toegang: H. JOOSEN. 'Het Fonds Prof. Dr. Foncke op het stadsarchief Mechelen'. Studia et Documenta Mechliniensia, 81 (1977) p. 37-80) bestaat vooral uit stukken van/over de H.-Geesttafel. De Chronologische algemeynen aenwijser is een unieke toegang op het archief. Deze chronologische aenwijser bestaande uit 99 registers in folio werd opgemaakt door B. Gyseleers-Thys, archivaris van de stad in de eerste helft van de 19de eeuw. Als basis voor dit werk werden niet alleen de stukken van het stadsarchief maar ook archieven van kloosters, ambachten, broederschappen, enz. gebruikt. Deze chronologisch gerangschikte aenwijser werd via een alfabetische en een tijdrekenkundige inhoudstafel ontsloten (SA Mechelen, Archief van de stad, nrs. CC II 1-7 en CC III 1-14).
Het bestand Mechelen in het ABA (toegang: voorlopige inventaris ter plaatse beschikbaar) bestaat uit de volgende rubrieken: 1. Handschriften betreffende de geschiedenis van het klooster; 2. Financiën en goederenbeheer; 3. Personalia; 4. Kerk; 6. De vier bedelorden; 7. Conventualia; 8. Aflaten en privilegies. Vooral de rubrieken 1 en 7 kunnen interessant materiaal bevatten.
In het archief Parochialia Mechelen Sint-Rombout oud regime op het Aartsbisschoppelijk archief te Mechelen worden een aantal interessante stukken met betrekking tot de Grootschool en de scholaster bewaard. Onder andere de twisten tussen de Grootschool en het jezuïetencollege komen aan bod. (H. VERSTREPEN. Parochialia Mechelen St. Rombout. Oud Regime: inventaris (Archief- en bibliotheekwezen in België, extranummer. 10). Brussel, 1992). Overgenomen in C. VAN DE WIEL. Inventaris van kloosterarchivalia in het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen. Brussel, 2002, p. 460-463.
AAM, Archief van het Sint-Romboutskapittel (vóór 1802) vormt een belangrijke bron voor de geschiedenis van het onderwijs en van de Grootschool in het bijzonder (toegang: M. KWANTEN. Inventaris van het Sint-Romboutskapittel (vóór 1802); dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar). De kapittelbesluiten zijn vanaf 1448 praktisch volledig bewaard. Onder de rubriek Varia bevindt zich onder andere een omslag met stukken over de Grootschool. Er kan voor het onderwijs in het algemeen verwezen worden naar de rubriek: Relaties met derden.
Volledigheidshalve kan ook nog verwezen worden naar de Acta Episcopalia (toegang: C. VAN DE WIEL. Acta episcopalia Cameracensias, Leodiensia, Mechliniensia en provincialia in het aartsbisschoppelijk archief in Mechelen, 14de eeuw 1960. Brussel, 2002) en de archieven van de aartsbisschoppen (1591-1961) (toegang: C. VAN DE WIEL. Archivalia van de aartsbisschoppen van Mechelen Vanaf de oprichting van het aartsbisdom tot en met de Franse Tijd (1559-1815). Leuven, 1990). Voor het Fonds nalatenschap Sempels (toegang: dactylografische inventaris ter plaatse raadpleegbaar) kan vooral verwezen worden naar de notas over het Latijns onderwijs. Een gelijkaardige collectie is die van Steenackers. Er is nog geen toegang beschikbaar.
Voor de ARA, Koninklijke Commissie der Studiën kan verwezen worden naar het dossier in nr. 57 (toegang: A. GAILLARD. Inventaire sommaire des archives de la Commission Royale des Etudes. Brussel, [1906]). Lijsten met scholierenaantallen zijn te vinden in nr. 31. Voor de andere stukken kunnen we naar het gedetailleerde bronnenoverzicht verwijzen.
Vanaf 1787 werd de ARA, Algemene Regeringsraad verantwoordelijk voor het onderwijs (toegang : P. en J. LEFÈVRE. Inventaire des archives du Conseil du Gouvernement Général. Brussel, 1927). Stukken m.b.t. de uitbetaling van de subsidie die vroeger aan de jezuïeten werd betaald in de nrs. 1655, 1656 en 2400.
RA Antwerpen, Archief van de Nederduitse jezuïetenprovincie (toegang: H. CALLEWIER. Inventaris van het archief van de Nederduitse provincie der jezuïeten (Provincia Belgica, vervolgens Provincia Flandro-Belgica) en van het archief van het professenhuis te Antwerpen, (1388) 1564-1773. Brussel, 2006) : Nr. 2717 betreft een nota over twee scholieren die naar de school van de oratorianen overgestapt waren (1634). Voor briefwisseling van Jacobus Damman over een overeenkomst met de oratorianen inzake hun scholen, zie nr. 2720 (1695).
1.Stukken met betrekking tot de oprichting van de school
In SA Mechelen bevinden zich diverse stukken met betrekking tot de overdracht van de kapittelschool aan de stad in 1448-1450 (Archief van de stad Mechelen, nrs. 177, 181-183).
2.Historiografische bronnen met betrekking tot de geschiedenis van de school
Wat het augustijnencollege betreft, kan er verwezen worden naar N. DE TOMBEUR. Provinciae Belgicae seu Coloniensis, seu inferioris Alemanniae Ord. Erem. S. P. Augustini Descriptio. Dl. 4, p. 1-61, Conventus Mechliniensis. Hierin staat de enige verwijzing naar een college. ABA, Augustijnenklooster Sint-Stephanus, nr. 1.1 kan mogelijk een verklaring bieden voor de afschaffing van het college: Chronicon Conventus Mechliniensis / ord. Eremitarum S. Augustini / Authore / Adm R.P. Lamberto à S. Joanne S.T.L. / ab A° Domini, 1252 - 1658. Hetzelfde geldt voor nr. 7.6. Dit resolutieboek van het Mechelse augustijnenklooster, 1672-1796 wordt gevolgd door een: Liber Memorialis Conventus ff. Eremitarum S. Augustini Mechliniensis geschreven door pater Joannes Neefs, 1254-1652.
3.Stukken met betrekking tot de afschaffing van de school
Voor de overdracht van de school aan de oratorianen kan verwezen worden naar : LEHERPEUR. 'Le P. François Bourgoing, troisième supérieur général de loratoire'. Loratoire de France (1937) p. 286-299. De toestemming van aartshertogin Isabella, d.d. 12 maart 1630 in: SA Mechelen, Province Placcards, nr. 10, p. 128). Zie ook SA Mechelen, Oud Archief, Politieboek II (1618-1633) p. 219.
4.Plattegronden, plannen en andere afbeeldingen
In de collecties Schoeffer en Van den Eynde, Reeks D van het SA Mechelen worden enkele tekeningen in kleur van het Oratorianencollege en de Grootschool bewaard. De tekeningen geven zowel een beeld van de voor- als achtergevel. Voor meer informatie kunnen we verwijzen naar www.beeldbankmechelen.be.
5.Schoolreglementen
Op 16 september 1576 had de stadsmagistraat een nieuw schoolreglement gepubliceerd, dat pas in 1585 gepubliceerd werd (zie E. STEENACKERS. 'La Grande École à Malines (1450-1630)'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst in Mechelen, 26 (1921) p. 45-47 en R. FONCKE. Uit de geschiedenis van het Lager Onderwijs te Mechelen op het einde van de XVIe eeuw. Mechelen, s.d.). Het op 30 januari 1578 uitgevaardigde schoolreglement bestrijkt een veel breder domein. Het werd vermoedelijk opgesteld door rector Schenkels (AAM, Fonds Sint-Rombout, Liasse III. Ecolatrerie, Règlements divers); ARA, Geheime Raad Spaanse periode, nr. 1287 (zie E. STEENACKERS. 'La Grande École à Malines (1450-1630)'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst in Mechelen, 26 (1921) p. 56-58 en tekstuitgave p. 76-84). Schoolreglement van 5 april 1616 en 1618 (AAM; Ecolaterie, Règlements divers). In de aanstellingsvoorwaarden van de rector werden ook stukken van reglementen opgenomen (bv. SA Mechelen, Chronologische Aenwyser, 1588, f° 82 Nieuwe Roodboeken, I, f° 145 v°: aanstelling Josse Blieck). In SA Mechelen, Parochialia Mechelen Sint-Rombout, oud archief bevindt zich een niet gedateerde regeling van de uren waarop de scholieren de Grootschool en het jezuïetencollege moeten bezoeken (nr. 1148). Er kan ook verwezen worden naar het artikel: R. FONCKE. 'Program der Latijnsche school te Mechelen, 1605'. Het Boek (1919) p. 25-32 (zie ook nr. 6).
6.Leerplannen en leerboeken
In 1576 publiceerde rector SCHENCKELS zijn Tabulae Scholae Publicae Mechliniensis summa rei scholasticae complectens. Dit bij Plantijn te Antwerpen gedrukte werk bevat zowel richtlijnen over de praktische organisatie van de school als het leerprogramma. Het werd in de hoger vermelde publicatie van G. BETERAMS. Een halve eeuw humanistisch onderwijs: de Grootschool van 1586 tot 1633. Leuven, 1939, p. 160 e.v. uitgegeven. Zie ook: E. STEENACKERS. 'Lambertus Thomas Schenkels de Bois-le-Duc, Recteur de la Grande Ecole à Malines (1574-1588)'. Bulletin du cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines, 36 (1931) p. 110-154. De provisoren van de school vaardigden op 18 april 1595 een ordonnantie uit over de leerboeken (AAM, Fonds Sint-Rombout, Liasse III). Op vraag van de magistraat redigeerde rector Josse Blieck in 1604 een methodus docendi in schola publica (E. STEENACKERS. 'La Grande École à Malines (1450-1630)'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst in Mechelen, 26 (1921) p. 54-55). Een jaar later volgde opnieuw een lijst met voor het onderwijs nuttige boeken.
7.Scholierenlijsten
In AAM, Fonds Kerkarchief van Sint-Jan Baptist en Sint-Jan Evangelist te Mechelen, nr. 4.1. wordt een scholierenregister van het Oratorianencollege te Mechelen bewaard (1762-1790). Een lijst met primussen van 1781 is te vinden in ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 28A.
12.Bibliotheekcatalogi
De bibliotheek van het seminarie wordt o.a. besproken in E. STEENACKERS. De Bibliotheek van het vroeger Seminarie te Mechelen. S.l., 1933.
13.Programmas en andere stukken met betrekking tot schooltheater en prijsuitdelingen
Rector Joos Blieck (1588-1612) schreef in 1600 een tragedie (R. FONCKE. 'Iets over schooldrama te Mechelen'. Mechlinia, 1 (1921) p. 177). Algemeen kan verwezen worden naar: A. JANS. 'Het toneel bij de Oratorianen te Mechelen'. Handelingen van den Kring voor Oudheid, Kunst en Letterkunde van Mechelen, 69 (1965) p. 77-92, waarin een aantal stukken worden besproken. Het geplande vervolg is nooit verschenen. In de bibliotheek van het aartsbischoppelijk seminarie te Mechelen wordt het verzamelwerk Palaestra Scholae Publicae Mechliniensis, Sive Exercitationes Per selectos Patrum Oratorij Studiosos Habitae, Nobilissimo Amplissimoque Mechliniae Magistratui Dictatae bewaard. Dit werk bevat verschillende toneelteksten. Meer specifiek kan naar de volgende verzamelingen worden verwezen: UB Namen, Facultés Notre Dame de la Paix, R 17 Z 622, p. 71-285 (1639); Litt. Lat. 12 16.762, nr. 10 (1763); nr. 11 (1766); nr. 12 (1767); nr. 13 (1768); nr. 14 (1771); nr. 15 (1772); nr. 16 (1773); nr. 19 (1777); nr. 20 (1776); nr. 21 (1774) en nr. 9 (1760); CDRR, Reserve Varia 35 (1774), nr. 6 (1680); nr. 7 (1680); KB Brussel, Kostbare werken II 11.797 A RP, nr. 40 (1640); nr. 74 (1635); KB Brussel, Kostbare werken II 26.166, nr. 23 (1731); nr. 83 (1701-1726); KB Brussel, II 91.153, nr. 7 (1643).
Op het SA Mechelen worden toneelbrochures bewaard: nrs. M 879 (a) (1695); M 880 (a) (1717); M 2211 (a) (1680); M 2487 (a) (1654); M 4157 (a) (1736); M 5859 (b) (1749); M 5091 (1778); M 5649 (b); M 5802 (a) (1738); M 5860 (a) (1755); M 5861 (a) (1760); M 5862 (a) (1762); M 5863 (a) (1763); M 5864 (a) (1766); M 5865 (a) (1769); M 5866 (a) (1771); M 5867 (a) (1772); M 5868 (1776); M 5869 (a) (1777); M 5871 (1787) en M 5969 (a) (1777); SA Oudenaarde, doos 3057A, nr. 1006/54 [nr. 2] (1760); [nr.4] (1744); [nr.6] (1707); UB Leuven, Bibliotheek Godgeleerdheid, nr. 3305 B 23, nr. 5 (1680).
In ARA, Koninklijke Commissie der Studën, nr. 28A wordt het volgende programma bewaard: Mecoenatibus consultissimis Dominis, syndicis, advocatis et procuratoribus magni concilii S. Caesarae et Regiae Apostolicae Majestatis, exercitatio Publica habebitur ab alumnis scholae publicae Mechlin. Sub moderamine presbyterorum congregationis oratorii Domini Jesu in Aula Collegii Die 27 Augusti 1781.
18.Inspectieverslagen
Op basis van toegestuurde compositiones en programmas van publieke oefeningen beoordeelde de Koninklijke Commissie de verschillende colleges (ARA, Koninklijke Commissie der Studiën, nr. 27A). In de doos met nr. 33A zijn er sporen van een visitatie te vinden. Het eigenlijke verslag wordt echter niet bewaard.
We beschikken wat de augustijnen betreft slechts over weinige concrete gegevens. Daarom werd er geopteerd om enkel naar de algemene artikels van D. LEYDER. 'Mechelen (1242-1796)'. Monasticon Augustinianum Belgicum. Brussel, 1998, p. 383-405 en H. INSTALLÉ.' De eremijten van Sint-Augustinus'. Historische stedenatlas van België Mechelen. Dl. 2. Mechelen, 1997, p. 98-100 te verwijzen. Het bestaan van de school wordt ook in D. LEYDER. 'Onderwijs als hefboom voor de heropleving van de Keulse augustijnenprovincie (zeventiende eeuw)'. Trajecta, 6 (1997) p. 319-320 aangehaald
Er zijn verscheidene monografieën en artikels over de Grootschool gepleegd. Als uitgangspunt zijn de onuitgegeven licentiaatsverhandeling en het doctoraatsproefschrift van G. Beterams onontbeerlijk: G. BETERAMS. De grootschool te Mechelen gedurende de regeering der aartshertogen (1598-1633). Leuven, 1936 en G. BETERAMS. Een halve eeuw humanistisch onderwijs te Mechelen. De grootschool van 1585 tot 1633. Leuven, 1939. Vermeldenswaard zijn ook de oudere werken van: E. STEENACKERS. Cinquantenaire du Collège Sint-Rombaut, Rapport historique. Mechelen, 1913 ; E. STEENACKERS. 'La Grande École à Malines (1450-1630)'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 26 (1921) p. 21-104; E. STEENACKERS. 'Les recteurs de la Grande École'. Mechlinia, 10 (1933) p. 129-135 en E. STEENACKERS. 'Over de scholen van Oud-Mechelen'. Mechlinia, 1 (1921-1922) p. 65-67, 88-95, 106-107 en 136-139
Na zijn doctoraat publiceerde G. Beterams nog een aantal artikels : 'Humanistisch onderwijs aan de Mechelse grootschool in de 16de en 17de eeuw'. Miscellanea J. Gessler. Antwerpen, 1948, p. 174-184; 'Lambertus Thomas Schenkels en zijn Tabula Publicae Scholae Mechliniensis. Bijdrage tot de studie van het humanisme'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 52 (1948) p. 98-117 en 155 en 'Het onderwijzend personeel van de Mechelse Grootschool rond 1600'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 54 (1950) p. 39-58. Verder kan ook verwezen worden naar de beredeneerde bibliografie in R. VAN UYTVEN (ed.). De Geschiedenis van de stad Mechelen. Van Heerlijkheid tot stadsgewest. Tielt, 1991
Wat de oratorianen betreft, kan verwezen worden naar: P. DE SWERT. Chronicon Congregationis Oratorii Domini Jesu per provinciam Archi-episcopatus Mechliniensis diffusae, 1626-1729. Rijsel, 1740 en A. JANS. 'Het toneel bij de Oratorianen te Mechelen'. Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 69 (1965) p. 77-92
Zie tot slot ook J. LAENEN. Geschiedenis van het Seminarie van Mechelen. Mechelen, 1930.
Vaste URL : https://search.arch.be/eac/eac-BE-A0500_117869_DUT